Tussen 1940 en 1945 bestond er geen officieel Oranje-elftal. Toch voetbalde het Nederlandse team. Het was samengesteld uit spelers die in de Arbeitseinsatz belandden. In deze officieuze nationale ploeg speelden ook Zaankanters.
‘Verzwegen Oranje’
De bezetting van Nederland betekende niet dat de belangstelling voor voetbal afnam. Het spelletje bleef ook tussen 1940 en 1945 ongekend populair. Des te spijtiger dat het nationale team niet meer kon uitkomen. Hoewel…
Oranje bestond niet meer. Hoewel…
Gedurende de tweede oorlogshelft voetbalde in met name de stadions van Leipzig en Berlijn een sterk Nederlands elftal. Het bestond uit spelers die als gevolg van de Arbeitseinsatz in Duitsland verbleven. Dit ‘verzwegen Oranje’ – dat overigens niet in het oranje het veld op mocht – speelde tussen april 1943 en december 1944 vijftien ‘interlands’. De tegenstanders: Servië, Wallonië, Frankrijk, Tsjechoslowakije en Vlaanderen. Van die vijftien wedstrijden werden er maar liefst tien gewonnen.
Na de oorlog bestond er weinig trots over dit succesvolle elftal van dwangarbeiders, maar in de voorgaande jaren boden hun wedstrijden tienduizenden toeschouwers vermaak in een verder troosteloze tijd. Kees Volkers publiceerde er in 1999 een interessant boek over.
Wedstrijdverslagen
In de nog geen twee jaar van hun bestaan wist het nationale oorlogselftal een grote bekendheid op te bouwen. Niet alleen onder het Nederlandse legioen in Duitsland – honderdduizenden mannen verrichtten daar dwangarbeid –, maar ook in het vaderland. De Nederlandse kranten publiceerden uitgebreide wedstrijdverslagen en het bioscoopjournaal liet beelden zien van de krachtmetingen.
Een groot deel van de tewerkgestelden verbleef in de nabijheid van Berlijn en Potsdam. Een aantal van hen kon erg goed voetballen. Drie van hen speelden voor en na de oorlog zelfs in het ‘echte’ Oranje. Omdat veel Duitse mannen naar het front moesten, waren de Nederlandse spelers van harte welkom bij de clubs in het Derde Rijk.
Tewerkgestelden
Echte interlands konden uiteraard niet meer plaatsvinden. In 1943 klonk daarom in Duitsland de roep om dan maar wedstrijden te spelen tussen elftallen met tewerkgestelden uit het buitenland. Op 11 april 1943 vond de eerste krachtmeting plaats van het alternatieve Nederlandse team. Het was samengesteld uit dwangarbeiders die in en rond Leipzig verbleven. De veertien navolgende wedstrijden bestond de nationale ploeg uit spelers die in ‘groot-Berlijn’ (Berlijn en Potsdam) werkten. Wanneer zij het veld betraden, zaten de tribunes vaak vol met tienduizenden Nederlandse supporters.
Op 11 april 1943 vond de eerste krachtmeting plaats van het alternatieve Nederlandse team.
Het nationaalsocialistische Nederlandsche Arbeidsfront organiseerde de eerste interland. ‘Oorspronkelijk lag het in de bedoeling om de beste Nederlandsche spelers, die in Duitsland werken, op te stellen’, aldus het blad Sportkroniek. ‘De NSRL, die voor dezen wedstrijd zijn toestemming verleende, kon echter om begrijpelijke reden niet toestaan, dat spelers uit alle deelen van het rijk gekozen werden.’ Er werd dus een B-team samengesteld. ‘Het eerste Nederlands elftal van tewerkgestelden in Duitsland was uiteindelijk en Saksische combinatie die weinig tot de verbeelding sprak’, oordeelde Kees Volkers. ‘Alle spelers woonden en werkten in de regio Leipzig-Dresden.’ Daardoor kregen twee Zaanse spelers een kans om zich te onderscheiden: middenvelder H. Huigen (GVO) en aanvaller W. Vroon (Zaandijk). Het zou de eerste en laatste keer zijn dat er spelers van deze twee Zaanse clubs voor Oranje uitkwamen.
‘Eersteklas elftal’
Honk, het ‘Weekblad voor de Nederlandsche werkers in Duitschland’ publiceerde een aankondiging: ‘Voor het eerst sinds vier jaren zal nu weer een Holland-Belgiëwedstrijd gespeeld worden, en wel op zondag 11 april te Leipzig. (…) Er zullen pogingen in het werk worden gesteld om een werkelijk eersteklas elftal op de been te brengen.’ Zover kwam het dus niet. Potentiële internationals mochten hun Bezirk niet verlaten, het gebied waar ze tewerkgesteld waren.
Potentiële internationals mochten hun Bezirk niet verlaten, het gebied waar ze tewerkgesteld waren.
De benaming Holland-België’ was ook om een andere reden iets te veel eer voor de teams die het veld op mochten. Feitelijk betrof de tegenstander een Vlaams elftal. De ‘fremdvölkische’ Walen stonden lager in de Duitse ‘rassenorde’ dan Nederlanders en Vlamingen. Een gemengd Belgische ploeg zou tot ongewenste ‘rassenvermenging’ kunnen leiden. Door alleen Vlaamse spelers toe te staan, werd dit gevaar bezworen.
De belangstelling voor de wedstrijd was groot. In de media verschenen berichten over supportersgroepen van beide landen die op 11 april al vroeg de binnenstad van Leipzig bevolkten en bezit namen van de trams, ‘zeer ten ongerieve van den Leipzigers, die zich van hun vervoermiddel zagen beroofd’. Twintigduizend toeschouwers woonden de match tegen de Vlamingen in het Hans Hess-station bij. Dagblad Het Volk: ‘De sfeer van een interlandwedstrijd in het Olympisch Stadion of Feyenoord-stadion kon niet verschillen van die van het stadion te Leipzig.’ Vlaanderen won overigens met 4-2.
Bram Appel
Die eerste wedstrijd smaakte naar meer. Er kwam een nieuwe interland, maar ditmaal in Berlijn. Aangezien dit ver buiten het district was waar GVO’er Huigen en Zaandijker Vroon werkten, deden zij niet mee. En dat gold ook voor de dertien navolgende oorlogswedstrijden van Oranje.
Dwangarbeider Bram Appel – na de bevrijding midvoor ook in het Nederlands elftal – herinnerde zich in 1979 een wedstrijd tegen Frankrijk op 31 oktober 1943. Nederland won met 3-2. ‘De Nederlandse supporters waren helemaal door het dolle heen. Ze waren zo gelukkig dat ze trams uit de rail geduwd hebben. (…) Ach jongen, die wedstrijd in Potsdam, met vlaggen trokken ze na afloop door de stad, helemaal door het dolle waren de Nederlandse toeschouwers na afloop. Voor de jongens die daar werkten vormden die wedstrijden een enorme afleiding, als je bedenkt dat ze verder alleen de hoeren hadden. De Duitsers hadden een keer toestemming gegeven zo’n interland in het Avus-stadion te spelen. Daar konden tweeënveertigduizend mensen in en die zaten er.’ De rellen die ontstonden na Nederland-Frankrijk waren voor de autoriteiten aanleiding om dit soort wedstrijden maandenlang te verbieden.
‘Voor de jongens die daar werkten vormden die wedstrijden een enorme afleiding, als je bedenkt dat ze verder alleen de hoeren hadden.’
‘Vlaamsche combinatie’
Op 25 februari 1944 plaatste De Telegraaf een voorbeschouwing van een wedstrijd die twee dagen later zou plaatsvinden. Die werd niet beschouwd als een interland, maar had wel een internationale tint. ‘De Nederlandse voetbalploeg uit Dresden speelt zondag 27 februari in Leipzig een wedstrijd tegen een Vlaamsche combinatie. (…) Na de verzwakkingen die de Groot-Berlijnse combinatie heeft moeten ondergaan zijn de Nederlandse voetballers uit Dresden vermoedelijk de besten van onze voetballers in Duitschland.’ Waarna de opstelling volgde. Die mocht, met niet minder dan vijf Zaankanters, verrassend heten. De QSC’ers Evert Roubos en K. Koppen, Van Dam (GVO), T. Kousbroek (ZFC) en P. de Vries (WFC) zetten de toon. Hoe de wedstrijd verliep vermeldde de krant helaas niet.
Leipzig
Behalve tegen buitenlandse ploegen speelden de Nederlandse dwangarbeiders soms ook tegen landgenoten. In april 1944 bezocht de Dresdener ploeg die het twee maanden eerder opnam tegen Vlaanderen de Nederlandse combinatie uit Leipzig. In het laatste tram speelden W. Vroon (Zaandijk) en keeper M. Molenaar (GVO). Het elftal uit Dresden herbergde onder anderen T. Kousbroek (ZFC), P. de Vries en Joop Zwart (WFC) en Van Dam (GVO). Ook Evert Roubos (QSC) werd weer genoemd. Dresden won de ‘uitwedstrijd’ met 4-0.
Begin mei was er een krachtmeting tussen de ‘Berlijnse’ en de Leipziger’ combinatie. In het laatste team deed Vroon opnieuw mee. Leipzig won met 4-3, na eerder al Berlijn met 8-1 te hebben verslagen. In de pers werd de vraag opgeworpen welk van de drie Nederlandse combinaties het best was. Een wedstrijd tussen ‘Dresden’ en de licht favoriete ‘Leipzigers’ moest in juni 1944 uitsluitsel geven. Dresden won, met 3-2. Of daarin opnieuw een handvol Zaankanters zat, bleef onvermeld.
Beeldmateriaal
Veel beeldmateriaal heb ik niet kunnen vinden van de Zaanse oorlogsvoetballers in Duitlsand. Alleen Joop Zwart en T. Kousbroek waren traceerbaar. Ik houd me aanbevolen voor meer foto’s en voor de voornamen van de vermelde spelers.
Bommenregens
ZFC’er Bob Prijs werd afgevoerd naar Vught, Westerbork, Auschwitz en Monowitz.
ZFC’er Kousbroek kon dankzij het voetballen af en toe even de zorgen van zich afschudden over het thuisfront en over de bommenregens die de Duitse steden teisterden. In Zaandam speelde zijn club zo goed en kwaad als het ging door in de Nederlandse competitie. In het eerste elftal van ZFC ontbrak inmiddels naast Kousbroek ook de Amsterdamse sterspeler Barend ‘Bob’ Prijs. Niet door de arbeidsinzet waarmee veel jonge mannen te maken kregen, maar omdat hij joods was. Hij werd afgevoerd naar Vught, Westerbork, Auschwitz en Monowitz. Prijs zou de jodenvervolging overleven en keerde na de bevrijding terug in het eerste team van ZFC.
Monowitz
Wonderbaarlijk genoeg kreeg Bob Prijs de gelegenheid om in Westerbork en Monowitz (ook wel: Auschwitz III) te voetballen. Louis de Wijze, een medegevangene in dat werkkamp: ‘Er is, zo vertelt men mij, een Joods elftal (gele driehoeken), een elftal van de politieke gevangenen (rode driehoeken) en een team van de criminelen (groene driehoeken). Tot mijn verbazing hoor ik dat ook Bobby Prijs van ZFC uit Zaandam in het Joodse elftal speelt, als rechtsbuiten.’
De wellicht beste aanvaller die in Groot-Duitsland tewerkgesteld werd, was geen ‘ariër’, maar een door Adolf Hitler gehate joodse Amsterdammer.