Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Vijf Engelandvaarders en hun zenuwslopende overtocht

Al vroeg in de oorlog besluit de in de Zaanstreek geboren en getogen verzetsman Jan Emmer met vier anderen de oversteek naar Groot-BrittanniĆ« te wagen. Het wordt een zenuwslopende overtocht met een boot die niet zeewaardig is. Een van de inzittenden, Klaas H. (‘Niek’) Schilp, schreef een minutieus reisverslag. “Onder aan de trap ligt een lijk en in een van de kooien ligt een gewonde.”
Deel 1 van een tweeluik over Jan Emmer.

Aan de gewaagde tocht over de Noordzee in de nazomer van 1941 – veel collega-Engelandvaarders zouden de overkant niet halen – deden mee: Hermanus Gerardus Broekman (1894-1969), Jan Emmer (1917-1944), Rudolph Elkan Sanders (1896-1973), Armand E. (‘Ted’) de Jong (1916-1993) en Klaas H. Schilp (overleden in 1982). De laatste legde de reis tot in detail vast. Hier zijn verslag, vanaf de eerste vertrekpoging.

Runabout

“Zo werd het eerste plan weer opgevat en werd besloten, nadat de jol van een buiskapje was voorzien, een proefvaart te maken op de Diemerplas. De jol werd daartoe op een bakfiets er naartoe gebracht en op een eenzame en verlaten plek te water gelaten. Ofschoon het aanvankelijk met langzaam draaiende motor wel ging bleek de stabiliteit onvoldoende en moest het plan met deze boot opgegeven worden. Tevens bleek de motor kuren te vertonen, zodat een revisie noodzakelijk was. Opnieuw op zoek naar een boot. Na enige tijd werd een 16 voets runabout gevonden, weliswaar niet bepaald een zeewaardig vaartuig, maar daar de overtocht toch bij kalm weer moest gebeuren was het te proberen. Daar deze boot aanzienlijk zwaarder en groter was dan het jolletje moest ook naar een andere manier van transport omgezien warden. Na een bespreking met Jan Emmer verklaarde deze zich bereid om de boot met inventaris naar de vertrekplaats te brengen, echter onder conditie dat hij mee naar Engeland zou gaan.

Jan Emmer.

De zwaardere boot met inventaris vereiste echter ook weer een voertuig om de boot over de duinen te brengen. Een boer in Zunderdorp hielp ons aan een as van een oude auto met twee wielen die met enig geknutsel als trailer gebruikt kon worden. De motor werd gereviseerd in de werkplaats van het gemeentevervoersbedrijf. In de garage van dit bedrijf stonden ook een aantal auto’s van de Amsterdamse politie, de vooroorlogse DKW’s. In deze wagentjes was het heel eenvoudig om de benzine uit de tank af te tappen door middel van een voor in de cabine zittend kraantje. Hiervan maakte ik gebruik door gedurende de nacht regelmatig een hoeveelheid benzine te verzamelen die in benzineblikken werd opgeslagen. Op deze manier werd voldoende brandstof verkregen voor de overtocht. Daar wij nu toch voldoende benzine hadden, werd ook nog een tweede zwaardere motor aangeschaft. Het gezelschap werd uitgebreid met een vierde persoon, een medewerker van Broekman, een werktuigkundige De Jong, die ervoor zou kunnen zorgen dat de motoren het behoorlijk zouden doen.

Wachten

Ondertussen waren ook op de vertrekplaats verdere voorzieningen getroffen. Een boer werd bereid gevonden de boot met onderstel en toebehoren te verbergen. De boerderij was op een bijzonder gunstige plaats gelegen, namelijk midden in het land op ongeveer 150 meter van de weg langs de duinen en recht tegenover de smalste en meest gunstige plaats om de duinen te passeren. Broekman bracht nog een vijfde medereiziger aan, namelijk Sanders, een accountant, die alle reden had om Nederland te verlaten. Hiermede was de bemanning meer dan compleet, er was geen ruimte meer. Lang voor het zover was deed zich echter een nieuw probleem voor. Daar het verboden was boten te vervoeren, diende de boot in een gesloten vrachtauto naar zijn bestemmingsplaats te worden gebracht. De vrachtauto van Jan bleek echter maar 14 voet lang te zijn. Wat te doen? Een andere boot of een andere auto. De beide oplossingen waren even moeilijk. Ten slotte werd besloten de boot twee voet korter te maken en er een nieuwe spiegel in te zetten. Tegelijkertijd werd de boot van een zeildoekse buiskap voorzien en het geheel grijs geschilderd. Met al deze voorbereidingen was voorjaar 1941 al goeddeels verstreken en daarmee de nachten zo kort geworden, dat het beter was te wachten tot de nachten weer wat langer waren.

De boerderij van de familie De Jong in Callantsoog, het vertrekpunt van de reis.

Half augustus was het nieuwe maan en we besloten hier gebruik van te maken en een poging te wagen wanneer het weer meewerkte. Enige dagen voor het midden van de maand werd de boot en inventaris in de vrachtwagen geladen en naar de boerderij gebracht. Dit verliep zonder enige moeilijkheden. De Jong bleef in de buurt en zou ons op de hoogte houden indien er iets bijzonders gebeurde en hoe het weer en de zee ter plaatse waren. Midden augustus was het stralend weer en op de afgesproken morgen kwam het telefoontje dat alles in orde was en het weer goed en de zee kalm. Iedereen werd gewaarschuwd en we vertrokken op verschillende tijdstippen naar de boerderij. Toen we tegen de avond er allen waren, werd de boot gereed gemaakt, op het onderstel gesjord, de motor op de boot bevestigd, de andere motor en de benzine in de boot gestuwd en gewacht tot het donker genoeg was en de Duitse patrouille langs de weg gepasseerd.

Daar we de boot tegen een helling van ongeveer 45 graden tegen het duin op moesten trekken, zouden de zoon van de boer met enige vrienden ons daarbij helpen. De avond was donker, heel donker zelfs, met een licht motregentje. Te 9.30 uur arriveerden onze helpers en onmiddellijk vertrokken wij. Vooruit ging een van onze helpers, die het terrein verkende. De boot was door de grijze camouflageverf op enkele meters afstand al niet meer te zien. Getrokken door vijf man en gestuurd door twee man achter de boot, bewoog het geheel zich vrijwel geruisloos over het slechte pad. Alles scheen goed te gaan, maar plotseling klinkt door de stilte een harde knal. We laten ons allen vallen. Wat is het? Zijn we ontdekt? De oorzaak blijkt weldra. Er is een band gesprongen. Dan maar verder op een volle band en een lege band.

Terug

Het geval gaat nu echter aanzienlijk zwaarder, trekt naar de kant van de gesprongen band en blijft af en toe in de losse aarde steken. We bereiken ten slotte het vlondertje over de sloot om de weg te bereiken en rijden er met een vaartje over heen. Maar op het vlondertje gaat met een onverwachte beweging de boot plotseling naar bakboord, het wiel met de gesprongen band glijdt van het vlondertje af, er kraakt iets en boot en onderstel zakken door het vlondertje heen. Er is geen beweging meer in te krijgen, we zijn op het land gestrand. Het is onmogelijk om verder te gaan. We moeten terug. Wij maken de sjorringen van de boot los en duwen de boot in de sloot. Door de sloot gelukt het ons om de boot naar de boerderij terug te brengen. Het onderstel brengen we daarna ook terug en vervolgens pakken we alles uit en met behulp van de boer en zijn familie wordt alles verborgen en begraven. Daar een nieuwe band niet zo eenvoudig te krijgen was en we hiervoor naar Amsterdam terug moesten, besloten we de poging op te geven, te meer daar het weer verslechterde, en een betere gelegenheid af te wachten. Dit zou dan medio september worden, aangezien het dan weer donkere maan zou zijn. Ondertussen werd een betere binnen- en buitenband versierd, werd op de bekende manier de benzinevoorraad verder aangevuld en werd overwogen of het mogelijk zou zijn een paard te gebruiken voor de rit door het weiland en het duin.

Ons verdwijnen voor enkele dagen was echter niet onopgemerkt gebleven en er waren vage geruchten geweest dat wij naar Engeland vertrokken zouden zijn. Door onze terugkomst was weliswaar gebleken dat dit niet zo was, maar toch was er iets van blijven hangen. Zo werd ik enkele malen benaderd door mensen die meenden dat ik een weg naar Engeland zou weten. Kort voor ons uiteindelijke vertrek werden wij nog benaderd door iemand die een plaats zocht voor een zeer belangrijk persoon, die een leidende functie in het driemanschap bekleedde en door iemand die zich Gerbrandy noemde en voorgaf een neef van minister Gerbrandy te zijn [waarschijnlijk de V-Mann Anton van der Waals, die zich wel vaker voordeed als de neef van Gerbrandy, E.S.]. Niet alleen was er geen plaats meer, bovendien waren wij enige dagen later vertrokken.

Gunstige omstandigheden

Maandag 15 september 1941. De omstandigheden lijken gunstig. Het is donkere maan, het weer is kalm. Broekman en De Jong komen mij opzoeken om te horen wat ik er van dacht. Het kwam mij voor dat het goed zou zijn om maar eens ter plaatse te gaan bekijken hoe de situatie was. We besloten dat De Jong naar de boerderij zou gaan om een en ander te bespreken en als alles gunstig zou zijn ons te waarschuwen. Hij diende alles te controleren, de Duitse posten na te gaan en het weer en de zee te bekijken. Dinsdagmorgen in ieder geval te telefoneren, ook indien de gelegenheid niet gunstig zou zijn om ons te laten weten dat er overigens niets veranderd was. Daarna alleen opbellen wanneer hij in overleg met onze helper had besloten dat het weer goed was.

Dinsdag 16 september. Het weer is voortreffelijk. Om 8.30 uur is Broekman bij me. De Jong belt. Geen gelegenheid. Over enige dagen zal hij opnieuw bellen. Verzoek aan Sanders om een fiets mee te nemen. Begrijpen niet wat er aan de hand is. Besluiten af te wachten. Emmer belt. Afgezegd. Namiddag Emmer komt zelf. Begrijpt bezwaar niet. Spreken af indien morgen geen bericht hij naar het noorden voor nadere inlichtingen. Het weer blijft goed.

Kaas

Woensdag 17 september. Broekman komt om 9.00 uur. Te 9.30 uur belt De Jong. Alles goed. Broekman belt Sanders en Emmer. Sanders komt in de middag. Emmer zal om 1 uur in Alkmaar bij de bus zijn. lk pak enige kleren en toiletartikelen en wat brood en opsnit in en de kaas, die ik van boer Van der Hoeven [=Cornelis Hoeve uit Zuinderdorp] heb gekregen om aan Koningin Wilhelmina te overhandigen. Ga daarna naar Heck op het Damrak waar ik om 11.30 uur Broekman ontmoet. We eten een bal gehakt met hutspot als laatste warme maaltijd en nemen om 12 uur op het Centraal Station de trein naar Alkmaar. Om 1 uur ontmoetten we Emmer bij het station Alkmaar. Emmer heeft een pak met eten bij zich, Broekman en ik ieder een aktetas. We nemen de bus naar het Zand. De bus is stampvol. Staanplaatsen.

Na een moeizame rit arriveren we in het Zand. Emmer en ik gaan voorop, Broekman volgt op 500 meter. Bij de dijk wachten we op Broekman om overleg te plegen. We besluiten de straatweg niet verder te volgen maar een zandweg binnendoor te nemen. Broekman en ik voorop, Emmer volgt op geruime afstand. We worden achterop gereden door een paard en wagen met Duitse soldaten. We arriveren om 3 uur op de Oranje Vrijstaathoeve. Begroeten de boer en zijn vrouw met hun dochter Trijntje. We vangen direct aan met alles klaar te maken. Trijntje en De Jong hebben de boot al onder het hooi vandaan gehaald en het onderstel gemonteerd in de koeienstal. We plaatsen de boot erop, brengen de buiskap aan en de sjorringen, draaien de spanschroeven aan totdat alles gelijk draagt en boot en onderstel een geheel zijn. Daarna stuwen en sjorren we alles zorgvuldig, de benzine voor, de Johnson aan bakboord en de Penta achterop.

Door het weiland

Om vijf uur gaat de boer de koeien melken en moeten we even stoppen. Om 6 uur komt onze helper, die in de morgen nog twijfelde of de gelegenheid wel gunstig was, De Jong zette echter door. Het weer is goed, windstil, bedekte lucht. Onze helper vraagt wat of we besloten hebben. Gaan. De weg over naar Grote Keeten. Voordeel: geheel verharde weg tot het strand toe, vrijwel geen helling. Nadeel: lange weg, voor de helpers ver van huis. Zij voelen meer voor de weg door het duin met een paard. Na overleg met de boer wordt besloten met het paard door het weiland, dan ongeveer 50 meter over de weg en vervolgens door het duin te gaan. We spreken af om 9.45 uur van de boerderij te vertrekken. De helpers ontvangen voor hun werk het afgesproken bedrag van f. 210,-.

De vluchtroute door de duinen bij Callantsoog.

Op de boerderij gebruiken we nog een eenvoudig maal met een paar glazen melk en wachten daarna in de stal tot het tijd is. Alles staat klaar om weg te rijden. Om half tien komt een van de helpers met het paard. Precies om kwart voor tien vertrekken wij. Het is goed donker. Op tien meter afstand is niets van de boot, het paard en de mensen te zien. Wij rijden vlot door het weiland en over de dammen in de sloten tot we op ongeveer tien meter van de weg af zijn. Hier wachten we. Wij krijgen last van de koeien die nieuwsgierig komen kijken en beginnen te loeien. We zitten naast de boot en wachten op een van de helpers, die weldra komt en meldt dat de Duitse patrouille is gepasseerd en de weg vrij is. Nu weer vooruit en dan draaien we de weg op. De hoeven van het paard klinken angstwekkend luid op de weg. De helper die het paard leidt laat het paard nu naast de weg lopen, terwijl de boot op de weg rijdt. Nu gaat het vrijwel geluidloos vijftig meter langs de weg en daarna draaien we met een korte draai het duin in. Met een ruk door de ondiepe greppel langs de weg en dan verlengen we de treklijn, terwijl het paard het duin opklimt. Dan trekt de lijn weer aan en de boot gaat vlot tegen het duin op.

Mulle zand

Halverwege komt het rechterwiel in een kuil en komt de zaak tot stilstand. Het gelukt met veel moeite om het wiel uit de kuil te krijgen en door het paard meer naar bakboord te laten trekken gaat het hele geval weer vooruit. Nu zijn we boven op het duin en hier is het betrekkelijk vlak en in draf gaan we naar de buitenste duinenrij. Met moeite, hardlopend, houden we de boot in evenwicht en zo bereiken we de top van het laatste duin. We raken vast in het mulle zand, maar met vereende krachten krijgen we er weer beweging in en staan we op de helling naar beneden, naar het strand. Het paard wordt afgespannen en verdwijnt zo snel mogelijk met de helpers. Nu trekken we zelf de boot naar beneden op het strand.

In het mulle zand lopen we nog even vast maar weldra zijn we op het natte gedeelte en rijden hier vlot over het water in. Het water is laag en al lopend hebben Sanders en ik onze schoenen uitgetrokken en in de boot gegooid. De boot rijdt in zee en is al spoedig met onderstel en al vlot. Sanders, De Jong en ik klimmen in de boot. Emmer en Broekman waden met de boot verder in zee, terwijl ik de sjorring van de motor los snij en de motor neerklap. Broekman en Emmer staan tot hun hals in het water. De Jong tracht de motor te starten. Het wil niet lukken. Het licht van Callantsoog slaat over ons heen. De motor wil nog niet. Broekman en Emmer voelen geen grond meer. We halen ze in de boot en beginnen te pagaaien. De Jong en ik proberen de motor te starten. Tenslotte begint hij te sputteren. Hij loopt. We zien het land als een vage lijn achter ons. Het gaat langzaam, maar in ieder geval gaan we vooruit. Het is middernacht 12 uur.

Onderstel

Donderdag 18 september. Het onderstel zit nog onder de boot. Ik geef order de voor- en achtersjorring door te snijden en de touwen binnenboord te halen. We houden het onderstel vast en snijden de middensjorring door. Het onderstel blijft zitten, het drijft. We duwen het met de pagaaien onder de boot vandaan. De motor stopt. We klappen de motor op en er blijkt een stuk touw in de schroef te zit ten. De Jong snijdt het eruit en we starten de motor opnieuw. Het is een heldere nacht en ik stuur op de sterren en hou de poolster dwars op aan stuurboord. We maken niet veel vaart. Er staat vrij veel deining. Broekman, Emmer en De Jong verkleden zich. We tanken benzine bij. De motor blijft nu goed lopen. De verf brandt er af, maar hij wordt niet te warm. Het licht van Callantsoog blijft goed zichtbaar. Kijken scherp uit. Het wordt kil. We brengen de buiskap aan. Trachten te loggen. De lijn loopt echter maar zeer traag uit. De vaart is gering. Tussen de twee en drie mijl. Om 4 uur in de morgen stopt de motor. We vullen benzine bij en de motor start weer vlot. De Jong is zeeziek en heeft kiespijn. Hij braakt. Emmer neemt zijn plaats in. We stellen ontsteking en benzinetoevoer beter af, waardoor de motor aanzienlijk beter gaat lopen. De stroom zet ons om de noord, volgens de peiling van Callantsoog. Houden ZW tot WZW aan mede in verband met toenemende zee en wind. Boot ligt goed op het water, maar zakt achter te diep in. We maken water en gooien om beter te kunnen hozen een paar koffers en een buikdenningsplank overboord. Het blijkt echter al spoedig dat het water maken niet van betekenis is.

Drie vliegtuigen

Er loopt nu een zware deining met af en toe enige zee. De vaart blijft gering. Met het dag worden neemt de wind af en ik stuur nu west (magnetisch). Broekman lost me af. De zee neemt af, de deining blijft. Er is niets te zien. Om tien uur besluiten we van motor te verwisselen. Maken de sjorrings van de Johnson los en brengen deze naar achteren. Gaat erg lastig in verband met de geringe ruimte, moeten de buiskap losnemen. Nemen de Penta los die heet is en moeilijk te hanteren en zetten de Johnson op en starten. De motor loopt meteen. Slaat echter na enkele minuten af. Wil niet meer starten. Maken de bougies droog en vetvrij en spuiten de motor door. Het helpt echter niets, hij wil niet meer. We zetten de Penta er weer op en varen weer. De deining is vrij hoog.

In de middag neemt wind en zee weer toe. Nemen voor af en toe water over. Motor slaat soms af, maar start regelmatig weer vrij vlot. Benzinetoevoer en ontsteking zijn zeer gevoelig voor de juiste stand. Motor wordt af en toe nogal nat door van achteren overkomend water. Slaat dan af en moeten alles droogmaken. Verhelpen dit door middel van handdoeken om en over de motor te hangen. We vullen regelmatig benzine bij. De motor is zeer zuinig. Gebruikt naar schatting ongeveer 1,5 liter per uur. Emmer is onvermoeibaar met bijtanken, starten en verzorgen van de motor. De Jong is niet in staat om iets te doen. Broekman en ik lossen elkaar af aan het roer. Het van plaats verwisselen gaat lastig door de zeer beperkte ruimte. Werken De Jong zoveel mogelijk vooruit, in verband met het voorover liggen van de boot. Sanders helpt met het tanken. Om ongeveer 6 uur namiddag aan stuurboord een vliegtuig dat snel in de richting van Engeland verdwijnt. Enige ogenblikken later drie vliegtuigen in formatie rechts achteruit. Zijn klaar om de vlag te gebruiken. We zien echter bijtijds dat het Hunnen zijn. Vliegen op ongeveer 150 meter hoogte over ons heen. Zijn weldra uit het gezicht verdwenen.

Een runabout van het type waarmee de vijf op pad gingen.

Pagaaien

De avond begint te vallen. De tweede nacht gaat in. De motor slaat weer eens af. De Jong tracht hem weer aan het praten te krijgen. Brengt er echter niet veel van terecht. Is niet veel waard. Emmer en ik pagaaien. Het wordt donker. We moeten de motor weer aan de gang zien te krijgen. Stuur De Jong weer naar voren. Emmer en ik gaan de motor nazien. Wij nemen de benzineleiding los en blazen deze door, kijken bougies en carburateur na en maken alles zorgvuldig schoon. Tanken benzine bij en na enige malen starten slaat de motor weer aan. We sturen om de West.

Vrijdag 19 september. Zien na middernacht licht vooruit, nu eens zeer helder, dan weer alleen het schijnsel. De zee en deining lopen door elkaar, maar wordt minder. De boot loopt nu vrij behoorlijk. We hopen in de morgen land te zien. Met het dag worden meent Broekman land vooruit te zien. Het zijn echter wolkenbanken. De boot ligt nog altijd zwaar achterover, ook al door het verminderen van de benzine die voorin ligt. Besluiten, daar Johnson, zelfs als we hem zouden kunnen starten, toch te veel benzine zou gebruiken, deze overboord te zetten om ruimte te winnen en de boot te verlichten. De Johnson gaat overboord. De wind gaat liggen en de deining wordt minder. Het zicht is zeer helder. Ik vermoed dat we te veel om de noord zitten. We besluiten zo lang mogelijk op de benzine te blijven doorvaren op een WZW-elijke koers. Wij menen nog voor ongeveer 12 uur benzine te hebben.

Zeil in zicht

Krijgen te ongeveer 10 uur een zeil in zicht even aan stuurboord. We houden hier recht op aan. Vermoeden dat het een Engelse visserman is. Hij schijnt vissende te zijn of voor anker te liggen, daar we hem snel naderen. Als we dichterbij zijn, zwaaien we met de vlag en zien iemand aan dek die terug zwaait. We komen langszij en stoppen de motor. De man aan dek verstaat echter geen Engels en ik begeef me aan boord. Hij wijst me de weg naar het vooronder en ik ga naar beneden. Onder aan de trap ligt een lijk en in een van de kooien ligt een gewonde die zeer primitief verbonden is. De gewonde spreekt wat Engels en deelt mij mede dat zij Noren zijn en sinds elf dagen onderweg naar Engeland. Zij zijn echter enkele dagen geleden door een Duits vliegtuig beschoten, waardoor het vaartuig hulpeloos is geworden, een man gedood, en hij gewond. Zij menen echter gedurende de nacht in westelijke richting lichten te hebben gezien. Zij vragen om iets te drinken en wij geven hen de helft van ons water. Verder konden wij niets voor hen doen dan hen te beloven, wanneer wij land bereikten hulp te sturen.

Wij varen verder in westelijke richting. Het zicht is zeer helder en na enige tijd meen ik aan de kim rook te zien. Wij houden op de rook aan en blijven in deze richting varen als de rook verdwijnt. Na ongeveer een uur gevaren te hebben, zien we opnieuw rook aan de kim. Houden wederom hierop aan en zien kort daarop twee schepen. Naderbij gekomen blijken het trawlers te zijn, waarschijnlijk mijnenvegers. Zien nu aan bakboord een boei. De mijnenvegers komen nader. Wij zwaaien met de vlag. Hierop geeft een der vaartuigen een lichtsein. Zij hebben ons dus gezien. Ik stuur er nu recht op af en weldra kunnen we leden van de bemanning onderscheiden. Boven ieder schip hangt aan een kabel een kleine ballon. De Engelse oorlogsvlag waait van de gaffel. We komen nu langszij en stoppen de motor. Er wordt ons een vanglijn toegeworpen en een stormladder wordt overboord gehangen. Ik klim langs de stormladder aan boord, gevolgd door de anderen, geholpen door de bemanning. Ik meld me bij de commandant en licht hem in over onze bedoelingen en de positie van de Noorse visserman. Hij geeft order aan de andere mijnenveger om onze boot aan boord te nemen, haalt zijn mijnentuig in en begeeft zich in de richting waar zich de Noor moet bevinden. Wij worden naar de messroom gebracht, waar we onthaald worden op rum, thee, eten en sigaretten. Vervolgens komt de commandant ons meedelen dat hij tot zijn spijt ons volgens zijn voorschriften onder bewaking moet stellen. Wij krijgen een hut toegewezen met bij de deur een gewapende matroos. Wij worden bediend met gin en sigaretten.

Ontredderde vaartuig

Weldra zijn wij langszij van de Noorse visserman. De dode, de gewonde en de derde man worden met hun schaarse eigendommen aan boord genomen, waarna het ontredderde vaartuig met enkele kanonschoten tot zinken wordt gebracht. Naar de Noren vertelden, waren zij een half uur eerder opnieuw door een Duits vliegtuig beschoten, hetgeen wel door de mijnenvegers was gezien. Zij werden echter niet aangevallen.

Nu ging het volle kracht naar de haven toe. De commandant van de mijnenveger, H.M.T. ‘SOLON’, verzocht mij als souvenir de Hollandse vlag, die wij getoond hadden, te mogen behouden. Ik stond deze gaarne aan hem af, waarna hij mij een model van zijn mijnenveger cadeau deed.

Model van de mijnenveger Solon (De Schakel).

Na een korte vaart werd de uiterton van Great Yarmouth bereikt en voeren wij naar binnen. De commandant had blijkbaar zijn basis reeds bericht gestuurd van zijn ongewone vangst. Er was een zeer grote belangstelling aan de wal en alles stond klaar om ons in ontvangst te nemen. Wij werden met onze bagage overgegeven aan de politie, die ons een verhoor afnam onder het genot van thee en sandwiches. Vervolgens werden wij in de gelegenheid gesteld een bad te nemen en konden in een school onder bewaking gaan slapen.

Op vrijdag 3 october werden wij ontvangen door Hare Majesteit de Koningin Wilhelmina in haar huis op Chester Square. Hier kreeg ik de gelegenheid om H.M. de kaas aan te bieden, die mij door boer V.d. Hoeven, die mij o.a. met het onderstel had geholpen, voor H.M. had meegegeven.”

Wilhelmina in haar werkkamer op 77 Chester Square, Londen (NIOD).

Gedicht

In het blad van de Historische Vereniging van Callantsoog verscheen jaren later naar aanleiding van bovenstaande overtocht dit gedicht. De auteur is onbekend.

ONTVLUCHT

Als ik ’s avonds zo zat te turen
in die donkere, bange uren,
bestormden duizenden gedachten mij –
over de hoop op bevrijding; weer eens te zijn vrij.

Met enkele vrienden bespraken we een, blijkbaar onmogelijk, plan.
Eindelijk een voorstel, daar hadden we wat an.
In een heel klein bootje, met vele ongemakken,
wisten wij de Moffen te verschalken.
Geholpen door een boer met paard,
bereikten wij de zee; dat was ons alles waard.

Na vele, vele bange uren,
terwijl de man op de uitkijk zat te turen,
en stortzeeƫn hem sloegen in het gelaat.
Niets kon ons meer deren; alleen een doel, waar het om gaat.

Heel in de verte zagen we een boot.
Oh, jongens; wat was onze vreugde groot.
Maar dichterbij gekomen, bleken het Noren,
met een en dezelfde gedachte beschoren.

Beschoten waren ze, door de Moffen,
en dolgelukkig, dat ze eindelijke vrienden troffen.
We verleenden hulp, zoveel we konden
en alras hadden ze ons brood en water verslonden.

En ze bereikte ons, het kon niet mooier,
een der onzen, een Engelse mine-destroyer.
We maakte melding over de boot met Noren,
en voor ons vijven was toen de dag der vrijheid herboren.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.