‘Verzetsstrijder’ Pistolen Paultje was een sjoemelende SS-vriend

De zelfbenoemde verzetsstrijder ‘Pistolen Paultje’ Wilking was in werkelijkheid een collaborerende zwarthandelaar. Na de oorlog probeerde hij met zijn verzonnen heldenepos de Stichting 1940-1945 een poot uit te draaien.

Groep Melchior

‘Hij zat tijdens de oorlog bij de sabotagegroep Melchior. Daar heeft hij allerlei onderscheidingen voor gekregen’, schreef Jan D. Swart op 12 oktober 1996 in de Haagsche Courant. Die ‘hij’ was Paul Anton Wilking (19-4-1924), beter bekend als Pistolen Paultje. In een lang portret zette Swart deze mediagenieke crimineel annex hardhandige dierenbeschermer neer als een verzetsgrootheid die al op zijn negentiende sectiecommandant was van een knokploeg. ‘Ik heb er ’n paar van die moffen pikaan voor moeten maken, maar die hadden het er dan ook naar gemaakt’, bevestigde Wilking de aan hem toegedichte status.

‘Ik heb er ’n paar van die moffen pikaan voor moeten maken.’

Paul Wilking in het AVRO-muziekprogramma Moef Ga Ga, 1968 (Nationaal Archief/Anefo).

‘Stoere ridder’

Swart was lang niet de enige die de Amsterdamse wapenhandelaar op een voetstuk plaatste. Pistolen Paultje maakte tot aan zijn dood in 2005 furore in talkshows, kranten en tijdschriften. Vlot pratend reeg hij zijn avonturen aaneen, al dan niet beleefd met BN’ers als Rijk de Gooijer, Willy Alberti en Bueno de Mesquita. Met enige regelmaat kwamen ook zijn oorlogsbelevenissen voorbij. Inclusief zijn maandenlange verblijf in een cel, nadat de Sicherheitsdienst hem oppakte omdat hij met vervalste papieren en wapens rondliep. ‘Aan mijn gevangenschap heb ik nogal wat psychologische gevolgen overgehouden. Die hongerwinter was ook in de bajes goed merkbaar’, vertelde Wilking in 1987 tegen weekblad Haagse Post. Zelfs hij, de Mokumse lefgozer die voor niets en niemand bang leek, voelde zich een enkele keer kwetsbaar. ‘Toen ik in de lik kwam, scheet ik in m’n broek’, citeerde Jan Swart hem. ‘Ik kan hier nu wel tegen jou de stoere ridder uit gaan zitten hangen, maar als je met drie man in een donkere cel ligt en er wordt er ’s ochtends eentje op de tast uitgepikt, die tien minuten later tegen de muur gaat, dan piep je vanzelf wel anders.’

Heulen met de vijand

Er is één probleem met Wilkings veelvuldig herhaalde herinneringen aan de bezettingstijd. Er klopt niets van. Sterker, de zelfbenoemde strijder die onder veel meer sabotage zou hebben gepleegd en naar eigen zeggen verzetsgroepen voorzag van vuurwapens – vandaar dat ‘Pistolen Paultje’ – heulde met de vijand. Dat hij zijn gevecht tegen de nazi’s moest bekopen met een gevangenschap die pas eindigde toen Nederland werd bevrijd was ook een leugen. Paul Wilking nam nog wel eens een loopje met de feiten, zoveel was al tijdens zijn leven bekend. Maar dat hij tussen 1940 en 1945 volop collaboreerde, is nieuwe informatie.

Paul Wilking nam nog wel eens een loopje met de feiten.

‘Ongekroonde koning’

Wilking handelde na de bevrijding onder meer in wapens, valse schilderijen en ‘klokkies’. De basis daarvoor legde hij al in zijn tienerjaren, zo blijkt uit zijn CABR-dossier, een bij het Nationaal Archief rustende map met voor hem belastende documenten. Het is wel waar dat de ‘ongekroonde koning van de onderwereld’ – nog zo’n titel die hij zich graag liet aanleunen – tijdens de oorlog in aanvaring kwam met de autoriteiten. Maar dat was op andere gronden dan hij nadien beweerde. Zo werd in juli 1942 proces-verbaal tegen de toen achttienjarige opgemaakt ‘terzake van diefstal van voorwerpen uit een padvindershuisje’. Een jaar eerder haalde een Amsterdamse agent met zijn sabel uit naar Wilking, nadat die met iemand op de vuist was gegaan. Wilking hield aan die houw een bloedend hoofd over. Hij was opstandig en had destijds ook al weinig respect voor de wet. Maar van verzetsactiviteiten is in de politierapporten geen spoor te vinden.

Amsterdams politierapport, 1-8-1941 (Stadsarchief Amsterdam).

‘Blufferig’

Dat sluit aan bij de verslaglegging in Wilkings CABR-dossier. Daarin wordt vermeld dat hij er niet voor terugdeinsde om onschuldigen te bedreigen. Een handvol getuigen bevestigde dat hij regelmatig aankondigde mensen te zullen aangeven bij de Sicherheitsdienst of de SS. Dat gaf de verdachte na enig aandringen toe tijdens een naoorlogs verhoor: ‘Het is dan ook vaak voorgekomen dat ik op straat of ergens anders zijnde verschillende personen, waarmee ik het één of andere conflict had, gedreigd heb met te laten arresteren door de één of andere Duitse instantie. Ik doelde hier dan steeds op mijn relaties met de personen die in Duitse dienst waren.’ Als het hem uitkwam stak hij daarbij een kaart van de Arbeidsbeurs omhoog waarop een gewichtig ogend stempel met een adelaar en hakenkruis prijkte. Wilking, in 1946: ‘Ik geef toe dat ik gedurende de oorlogsjaren nogal erg blufferig heb gedaan en heb verschillende malen de door mij vervalschte kaart getoond.’

Als het hem uitkwam stak hij daarbij een kaart van de Arbeidsbeurs omhoog waarop een gewichtig ogend stempel met een adelaar en hakenkruis prijkte.

Dries Riphagen

Daarbij bleef het niet. Zijn vriend Uilke Jan van der Meulen legde uit hoe ze hun dagen doorbrachten. ‘Wilking en ik zaten in de zogenaamde zwarthandel en verdienden daar veel geld mee. Het gevolg hiervan was dat Paul Wilking en ik veel in verschillende bars kwamen en aldaar ons geld verteerden met verschillende vrouwen. In het bijzijn van deze vrouwen, de namen weet ik nu niet meer, wilden wij erg groot doen en wij vonden het gewichtig staan om te kunnen bewijzen dat wij nauwe relaties hadden met de vertegenwoordigers der bezettende macht. (…) Paul Wilking heeft mij wel eens verteld, dat hij goede relaties had bij de SD. (…) Ook is het wel eens gebeurd, dat de bekende SD’er Dries Riphagen, bijgenaamd Al Capone, bij ons aan tafel kwam zitten in zo’n café.’

Dries Riphagen in gevangenschap, 1945.

‘Deutschfreundlich’

De contacten waren zelfs zo goed dat Wilking in oktober 1944 met een paar SS’ers op pad ging om rijwielen te ‘vorderen’ uit een stalling bij het Leidseplein. Hij hield er een fiets aan over. Zelfs de beruchte SD-medewerker Emil Rühl kende hem uit de kroeg, waar hij de Amsterdammer ‘besonders deutschfreundlich kennengelernt’ had. Wilking vertelde hem in 1942 en ’43 ‘af en toe dat hij zich had aangemeld bij de Waffen-SS, maar vanwege zijn leeftijd was afgewezen’.

‘Zeer gevaarlijk’

De criminele activiteiten liepen zo uit de hand dat de staf van de Knokploeg in Amsterdam op 24 november 1944 een alarmbericht verspreidde: ‘Van Alex ontvangen wij de volgende mededeling: “Men verzoekt mij te waarschuwen voor Paul A. Wilking van Breestraat 133 alhier, dit heer is 21 jaar oud, gewapend, en werkt voor de S.S. Hij is zeer gevaarlijk en bezoekt bij voorkeur café’s.’

Paul Wilking in 1968 (Nationaal Archief/Anefo).

Stichting 1940-1945

‘Ik heb nooit geld willen aannemen van de Stichting 1940-1945.’

‘Ik heb na de oorlog eigenlijk maar één stommiteit uitgehaald. Ik heb nooit geld willen aannemen van de Stichting 1940-1945’, zei Wilking tegen de Haagsche Courant. ‘De meeste jongens van de verzetsgroepen weigerden dat in volle overtuiging. Ik dus ook. Maar dat scheelt nu wel een inkomen van vierduizend gulden per maand. Achteraf is dat dus zonde.’ Ook ditmaal zette hij de feiten naar zijn hand. Veertig jaar na de bezetting moet hij hebben gedacht dat zijn dubieuze oorlogsverleden wel vergeten zou zijn. Hij probeerde toen namelijk een riant verzetspensioen binnen te halen. Uit zijn sociaal dossier bij de Stichting 1940-1945 (4-11-1985): ‘Geclaimd verzet. Verzetsdeelname vanaf begin 1944. A. Hulpverlening aan een tweetal onderduikers. B. Voor de groep “Melchior” (een BS-groep in Amsterdam-Centrum) wapens gerepareerd. Gevolgen: Aanvrager verklaart dat hij in februari 1945 door de Feldgendarmerie is gearresteerd op last van de Ortskommandant. Hij werd thuis in de Van Breestraat gearresteerd en vastgehouden in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans, omdat hij in het bezit was van valse “Duitse papieren”. Hij zat volgens zijn eigen verklaring tot de bevrijding gevangen.’

‘Niet aannemelijk’

De stichting ging niet over één nacht ijs bij het controleren van pensioenaanvragen. Er werden oude contacten geraadpleegd en inmiddels vergeelde rapporten nageslagen. De uitkomst was vernietigend. ‘Aanvrager kan geen getuigen van zijn gevangenschap noemen. Bij het Nederlandse Rode Kruis is niets van hem bekend. Er is niemand die zijn gevangenschap als gevolg van gepleegd verzet bevestigt en betrokkene heeft het ook niet aannemelijk gemaakt.’

Paul Wilking op het Waterlooplein, 1986 (Stadsarchief Amsterdam).

Fantast

Wilking probeerde zijn illegale activiteiten te staven met twee getuigen, maar de Stichting 1940-1945 verwees hun verklaringen naar het land der fabels. Irwin Henri Richard Sanders werd ontmaskerd als een ongeëvenaarde fantast. En over Leo van Rossum noteerde de stichting ‘dat deze zich in Nederlands nationale zin onwaardig heeft gedragen’. Alle andere getuigen legden verklaringen af die nadelig uitpakten voor de aanvrager. Rapporteur Jan Bulthuis: ‘Van een verzetshouding of verzetsmentaliteit is bij Wilking geen sprake geweest. Wanneer dat in zijn voordeel was, maakte hij gebruik van personen die of met de Duitsers samenwerkten of zich voordeden als nazigezinden. De door hem genoemde contacten zijn vrijwel allemaal twijfelachtige figuren.’

‘De door Wilking genoemde contacten zijn vrijwel allemaal twijfelachtige figuren.’

Streep door de aanvraag

Bulthuis, die zelf wèl lid was geweest van een Knokploeg, moest zich duidelijk inhouden: ‘Ik ben van mening dat Wilking zich onwaardig heeft gedragen, gezien zijn houding tegenover zijn medeburgers die hij herhaaldelijk heeft bedreigd met door de vijand te nemen maatregelen.’ Er restte Paul Wilking uiteindelijk niets anders dan toegeven dat hij de organisatie probeerde te belazeren. In januari 1986, anderhalf jaar nadat hij zijn pensioenclaim indiende, zette de Centrale Hoofdbestuurscommissie van de Stichting 1940-1945 definitief een streep door de aanvraag.

‘Duits tinnef’

De dossiers van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging en de Stichting 1940-1945 bleven tot ver na zijn dood afgesloten voor buitenstaanders. En dus kon de inmiddels als respectievelijk Revolver-Paul en Pistolen Paultje beroemd geworden Amsterdamse penozevertegenwoordiger al die tijd de mythe verkondigen dat hij tijdens de oorlog aan de goede kant van de streep stond. Sterker, hij bleef zelfs met harde hand nazi’s bestrijden toen heel Nederland al de vrede vierde. Nogmaals de Haagsche Courant: ‘Na de oorlog is er trouwens nog een stelletje van dat Duitse tinnef door m’n handen gegaan. Dat was Gestapopersoneel. (…) Ze waren door Engeland ter dood veroordeeld en wij moesten ervoor zorgen dat ze terecht werden gesteld. Ik kan je zeggen dat we die taak zonder te zweten hebben uitgevoerd.’

Arrestatie

Hij had één keer de waarheid aan zijn zijde.

Paul Wilking zei wel meer, en veel daarvan stond haaks op de werkelijkheid. Al had hij ook één keer de waarheid aan zijn zijde. Hij had inderdaad vastgezeten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Alleen vond zijn arrestatie pas plaats na bevrijding, toen hij werd verdacht van collaboratie. Na een paar maanden mocht hij de cel verlaten. Bij het Nationaal Archief is het dossier met het gerechtelijk oordeel over Wilkings oorlogsgedrag spoorloos verdwenen, zoals er wel meer verdween gedurende Wilkings leven. Het lijkt er echter op dat zijn zaak geseponeerd is.  

‘Niet te bont’

Famous last words, te vinden op een geheel aan Pistolen Paultje gewijde website: ‘Hoe gek ik er ook op ben om in de belangstelling te staan, journalisten moeten wel de waarheid over me schrijven en het niet te bont maken.’

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.