Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Verzetsman Gé Franken: opgejaagd door het verzet

Op 24 september 1994 overleed Gé Franken op 74-jarige leeftijd in Zaandam, waar hij eerder onder meer burgemeester en Bruynzeel-directeur was. Het scheelde echter weinig of deze oud-verzetsstrijder vond al een halve eeuw eerder een (gewelddadig) einde. Zijn vijanden: enkele mede-illegalen. Hieronder een fragment over die angstige weken uit mijn in 2024 verschenen boek Gé Franken. Verzetsstrijder, burgemeester, zakenman.

Dolle Dinsdag

Het is een gedenkwaardig etmaal. Een etmaal dat de meeste Nederlandse boeken over de Tweede Wereldoorlog haalt. Het is Dolle Dinsdag. De geallieerden rukken in hoog tempo op. Het ondergrondse blad De Bevrijding bericht dat er in België wordt gevochten. ‘Met rasse schreden naderen de geallieerden de Nederlandse Z-grens.’ Volgens sommige geruchten is die grens zelfs al bereikt. Premier Gerbrandy bevestigt via Radio Oranje de mythe dat Breda inmiddels is ontzet. Op dinsdag 5 september gaat bij sommigen de vlag uit. Vriend en vijand denken dat de Duitse hegemonie bijna tot het verleden behoort. Gé Franken: ‘We werden verblijd met een ongekend, bijna onmogelijk gehouden, heerlijk verschijnsel, de massale aftocht van Duitse soldaten uit Westelijk Nederland richting onze Oostgrens. In hun kielzog de nazi-aanhang, de vervloekte NSB’ers en de Landwacht.’ Een detachement van die laatste groep vordert boekbinderij Franken. Het gebouw staat leeg. Om bomschade te voorkomen, zijn de machines naar de kelder gebracht. De Landwachters overnachten in het bedrijf. Gé: ‘De volgende dag lieten zij een bende achter, waaronder vele zwaar vervuilde onderbroeken. De angst moet dus groot geweest zijn!’ Het leedvermaak duurt maar kort. De Duitsers hergroeperen zich, de geallieerde opmars komt tot stilstand.

Gé Franken op een vervalste kaart van de Nederlandsche Arbeidsdienst (R. Franken).

Binnenlandse Strijdkrachten

Vanuit Londen komt het bevel om drie grote, tot dan summier samenwerkende verzetsgroepen te bundelen in de door prins Bernhard geleide Binnenlandse Strijdkrachten. Het betreft de Ordedienst, de Landelijke Knokploegen en de Raad van Verzet. In en rond Deventer is onduidelijk welke vorm deze door het kabinet in ballingschap verordonneerde BS moet krijgen. De Ordedienst stelt er te weinig voor om het initiatief te nemen tot een samenvoeging van de grootste bewapende verzetsgroepen. In iets mindere mate geldt hetzelfde voor de Raad van Verzet. De dominantie van de LKP is daardoor bijna een automatisme.

Jan Sonnenberg weet zijn familie zover te krijgen dat ze een lijkwagen uit hun stalhouderij aan hem lenen om geweren en explosieven te vervoeren.

Omdat Gé goede contacten heeft met regionale Knokploegvertegenwoordigers vraagt Johan Verdonk hem later die maand om op het gewestelijk BS-hoofdkwartier wapens te regelen. Gé: ‘Toen bepaald was dat Deventer binnen LKP-verband onder Apeldoorn zou ressorteren (Gewest Oost) kreeg ik een min of meer omschreven taak als verbindingsman met het verzet in Deventer.’ Hij vindt in Apeldoorn gehoor voor de wapenwens. Deventer mag een deel van de daar aanwezige voorraad hebben. Er liggen geweren en explosieven klaar in een opslagdepot bij een psychiatrische inrichting. Jan Sonnenberg weet zijn familie zover te krijgen dat ze een lijkwagen uit hun stalhouderij aan hem lenen om ‘wat’ te vervoeren. Gé: ‘We hebben toen de wapens en wat springstoffen in de kist gestopt. Helaas ging daar niet zo erg veel in.’ De lading gaat per lijkkoets naar Deventer. ‘Afschrikwekkende papieren over de doodsoorzaak van de “overledene” dekten de inhoud van de lijkkist.’ De geleverde bestelling voldoet niet aan de totale behoefte – Verdonk noemt het zelfs een armzalig pakketje –, maar het is een begin.

Gé Franken met vermomming, 1944 (R. Franken).

Gepikeerd

Korte tijd later komt er een koerier langs bij boekbinderij Franken. Hij vraagt of Johan Verdonk en Gé naar het BS-hoofdkwartier willen komen. ‘Doel van het gesprek: indeling van Deventer bij Overijssel en het fourneren van de bewapening welke in principe al had moeten komen uit de voorraad die begin september in Tilligte was opgevangen’, schrijft Gé. Verdonk is blijkbaar nog steeds gepikeerd over Gés suggestie dat de aangekondigde dropping bij Harfsen een zeepbel was. ‘Johan weigerde mee te gaan. Ik moest maar alleen gaan en de heren goed duidelijk aan het verstand brengen dat de omvang minstens gelijk moest zijn met de hoeveelheid van Tilligte. Met minder moest geen genoegen genomen worden.’

Op het BS-hoofdkwartier stemt Gé met enkele officieren af dat Deventer en de IJsselstreek tot aan Zwolle voortaan onder die laatste gemeente zullen opereren. Er moet, krijgt hij te horen, met spoed een plaatsvervangend commandant voor Deventer worden gezocht. En er kunnen wapens worden afgehaald. ‘Het leek mij verantwoord voor het vervoer van de wapens uit Twente wederom een beroep te doen op het duo Slagman/Sonnenberg. Zij waren daartoe direct bereid’, aldus Gé. ‘Als transportmiddel werd gekozen voor een mestkar, welke in dat gebied zeker niet zou opvallen. In de vroege ochtend van 12 oktober ’44 zijn ze op reis gegaan en keerden nog diezelfde avond veilig thuis terug. De wapens gingen in de veilige beslotenheid van het hol onder de wagenloods.’

Nazistische overval

Twee dagen later omsingelt een groep Landwachters en SD’ers de boerderij van Gerrit Slagman. Zowel hij als Jan Sonnenberg worden gearresteerd. De overvallers steken de boerderij in brand. Een groep onderduikers is daardoor genoodzaakt om zich over te geven. De gevangenen worden afgevoerd. Een aantal van hen, onder wie Slagman en Sonnenberg, zal de bevrijding niet meemaken. Nog jarenlang spookt door Gés hoofd de vraag of er een verband is tussen zijn verzoek om wapens naar de boerderij te brengen en de vlak daarna uitgevoerde nazistische overval. Helemaal opgelost is het raadsel nooit, maar het heeft er alle schijn van dat een verrader uit eigen gelederen de aanzet gaf tot de dodelijke overrompeling.

Nog jarenlang spookt door Gés hoofd de vraag of er een verband is tussen zijn verzoek om wapens naar de boerderij te brengen en de vlak daarna uitgevoerde nazistische overval.

In de navolgende maanden heerst er, wat Gé noemt, ‘een beklemmend onderling wantrouwen, omdat er een V-man [een infiltrant in Duitse dienst] in de illegale gelederen kon zijn gepenetreerd.’ Hij probeert uit te zoeken wie verantwoordelijk is voor het drama bij Slagman. Verder dan een sterk vermoeden komt hij niet. Velen delen zijn conclusie dat er waarschijnlijk een infiltrant rondloopt. Verzetsstrijders kijken argwanend om zich heen of mijden elkaar. Steun om de impasse te doorbreken ontbreekt. De BS-districtsleider uit Zwolle laat zijn gezicht niet zien en een aantal mannen uit de LKP-top is opgepakt of gedood. Wat er in Deventer aan gewapend verzet resteert, hangt als los zand aan elkaar.

Een vervalst persoonsbewijs van Gé Franken (R. Franken).

Overwicht

Met in zijn achterhoofd de opdracht om ter plekke snel een plaatsvervangend BS-commandant te benoemen, gaat Gé op zoek naar een geschikte kandidaat. Een door het BS-hoofdkwartier aangewezen gegadigde is onbereikbaar en valt daardoor af. Via zijn broer Dick komt Gé in contact met Willem Beltman. ‘Hij had in het leger de rang van sergeant bereikt en gaf blijk van overwicht op ondergeschikten’, noteert hij. Gé heeft nooit iets vernomen over Beltmans illegale werkzaamheden, waaruit hij concludeert dat de oud-militair ‘zich redelijk met de Deventer groepen van diverse bloedgroep moest kunnen verstaan’. Goed van vertrouwen als hij is, redeneert hij dat geen van de rivaliserende verzetsorganisaties bezwaar kan hebben tegen deze buitenstaander zonder eigenbelang. ‘Beltman is toen maar aan het werk gegaan’, concludeert Gé nuchter.

Wanneer de Twentse RVV-leider Albert ‘Evert’ Lancker meent dat hem door Beltmans aanstelling een deel van ‘zijn’ gebied is ontnomen, reageert hij woedend. Dat Gé Franken, die met de concurrerende LKP samenwerkt, deze oud-militair heeft voorgedragen, kan hij ook niet verkroppen. Bovendien zit de plaatselijke Raad van Verzet vrijwel zonder wapens, terwijl de LKP dankzij de dropping bij Tilligte flink wat materiaal bezit. Lancker voelt zich aan alle kanten benadeeld. De RVV’er zweert wraak. Gé: ‘Lancker bedient zich van grove methoden om zijn domein en macht te verdedigen en degenen die hem tegenwerken weg te werken.’ Dat hij zich Lanckers furie niet inbeeldt, bevestigt een andere verzetsman. Jan Koster: ‘Er was veel wantrouwen binnen het verzet tussen de verschillende groepen, er waren diverse machtsstrijden aan de gang. (…) Er zou een aanslag gepleegd worden op Gé Franken, de andere groep had opdracht om Johan Verdonk dood te schieten. Er waren invallen in Gorssel en Laren geweest, en er was de zaak van de dropping bij Harfsen die, zo vond iedereen, verraden moest zijn. “Deventer” kreeg daar de schuld van.’

Albert Ferdinand (‘Evert’) Lancker (NIOD).

Uit de weg geruimd

Hij ‘kwam in leren jas binnenstuiven met getrokken revolver.’

Gé Franken moet dus uit de weg geruimd worden. De met het liquideren belaste RVV’er Jan van Gennip Lührs kan zijn mond niet houden. Hij vertelt een koerierster over zijn opdracht. Zij kent Gé, zowel van de kanovereniging als uit het verzet, en zij vertrouwt hem. Wanneer het haar niet lukt om Van Gennip Lührs van zijn plan af te brengen, slaat ze alarm. Willem Beltman reageert onmiddellijk. Hij ‘kwam in leren jas binnenstuiven met getrokken revolver’, weet Gé. ‘Hij bracht Van Gennip Lührs in zoverre tot andere gedachten dat deze bereid was met zijn meerderen overleg te plegen. Beltman liet er geen twijfel over bestaan dat Jan voor een aanslag zou moeten bloeden.’ In zijn schuilplaats bij de weduwe Voorhorst zet een geschokte Gé zijn ervaringen en verdenkingen op papier. Hij verstopt de volgeschreven vellen achter het dakbeschot. ‘Op schrift gesteld om te dienen als materiaal voor onderzoek ingeval mij iets zou overkomen als direct gevolg van plannen bij de RVV mij uit het verzetswerk te elimineren’, luidt de aanhef van zijn lange feitenrelaas.

Door Beltmans ingreep lijkt Lanckers moordplan van de baan. Maar het gevaar is nog niet geweken. Ook Johan Verdonk blijkt weinig gecharmeerd van Gés keus voor Willem Beltman als BS-commandant van Deventer. Hij verspreidt in Apeldoorn de boodschap dat Gé niet valt te vertrouwen. Via de koerierslijn roept Verdonk op om elk contact met hem te vermijden. Omdat dit bericht ook het TD-kantoor bereikt, komt het Gé ter ore. ‘In Apeldoorn kreeg ik te horen op diverse adressen dat men vanuit Deventer tegen mij gewaarschuwd had. Hetzelfde ervaarde ik in Olst. (…) Iedereen werd met mijn “verraad” in kennis gesteld, behalve ik.’ Voor hem bestemde verzetspost gaat retour met het stempeltje ‘onbereikbaar’. Hij raakt geïsoleerd. Zelfs zijn familie wordt in de complottheorie betrokken. ‘Om het geheel nog geloofwaardiger te doen klinken, werd gezegd dat mijn vader in het ziekenhuis lag te ijlen over terroristen en zodoende haastig moest worden afgezonderd.’ Het is een onzinverhaal bovenop de al rondzingende beschuldigingen. De brisante verdachtmakingen kunnen Gé alsnog de kop kosten.

Papieren tijger

Jan Nooteboom grijpt in via een kennisgeving waarmee hij de beschuldigingen weerspreekt. Ook de gewestelijke BS-leider neemt maatregelen. Hij bevestigt Willem Beltman in zijn gezag als plaatsvervangend commandant van het ‘Strijdend gedeelte der BS’. Gé wordt officieel aangesteld als verbindingsofficier voor Deventer en omgeving. Door te schuiven met functies en bevoegdheden verdwijnt de angel deels uit het conflict, al komt het niet tot consensus. Onder andere Johan Verdonk en Jan Koster weigeren tot het laatst om zich te voegen naar Beltmans wensen. Met de bevrijding in zicht is het gewapend verzet in Deventer niet veel meer dan een papieren tijger. De verdeeldheid is te groot.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.