Verzetsman Bob Pel (3): In de cel

De Zaandamse politieman Robert Rudolf Pel (Zaandam, 21-11-1914/Huis ter Heide, 1-3-2008) was tijdens de Tweede Wereldoorlog een van de belangrijkste verzetsstrijders in de regio. Tientallen jaren later schreef hij voor een select publiek zijn herinneringen op aan de jaren 1940-’45. Ik heb dit bijzondere, niet eerder gepubliceerde verhaal van ‘Bob’ Pel opgedeeld in een aantal afleveringen.
Deel 3: De arrestatie.

Sicherheitspolizei

Toen ik terugkeerde van een routineonderzoek naar verdwenen persoonsbewijzen zag ik in de nabijheid van het hoofdbureau een personenwagen staan. Ik zag verder echter niets bijzonders. Nederlands nummerbord. Toen ik achter het bureau mijn rijwiel in de bergplaats wilde zetten, werd ik onverwacht door 2 leden van de Sicherheitspolizei vastgegrepen en gearresteerd. In één van de mannen herkende ik de SD’er [Emil] Rühl. Zonder een woord te zeggen drukten zij mij achter in de personenauto welke door een derde man bestuurd werd. In de auto kreeg ik handboeien aan en op mijn vraag waartoe dit alles diende, zei men: ‘Dat hoort u straks in de Euterpestraat wel.’

Zaandams politierapport over de arrestatie van Pel en zijn collega Jan van der Schaaf.

Daar aangekomen werd ik allereerst gefouilleerd (mijn dienstpistool werd afgenomen) en ik werd voorgeleid aan de Aussendienst-Stelleleiter Lages. Op mijn vraag waarom ik was aangehouden, zei hij: ‘Unterstützung einer illegale Widerstandsorganisation’ en uw ‘Sacharbeiter ist Herr Rühl’. Ik bleef voorlopig in arrest en zou worden overgebracht naar de Duitse afdeling van het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Ik wist dus eigenlijk nog niets. Ik piekerde en piekerde en dacht natuurlijk allereerst aan de contacten met Engeland, aan de zenders, de B.I. [Bureau Inlichtingen]-agenten enz. Ik kwam er niet uit.

Ik piekerde en piekerde.

De SD’ers Emil Rühl (links) en Friedrich Viebahn in 1949
voor het Bijzonder Gerechtshof (Nationaal Archief).

Vluchten

’s Avonds werd ik overgebracht naar het Huis van Bewaring in zo’n Duitse manschappenwagen. Vier arrestanten, die ik niet kende en van wie ik evenmin wist van welke feiten zij werden verdacht. Wij zaten met 2 man op de rechterbank en 2 man op de linkerbank en aan de buitenzijde van elke bank een geüniformeerd lid van de SD, gewapend met een geweer. Van de Euterpestraat reden wij via de Lairessestraat, langs het Concertgebouw, Van Baerlestraat, P.C. Hooftstraat, langs het Vondelpark via het Leidsebosje naar het Leidseplein. Steeds dringender kwam bij mij de gedachte op om op een geschikt punt te vluchten. Het meest geschikte punt daarvoor leek mij de hoek Leidseplein, Weteringschans, voor het gebouw van Hirsch.

Elleboog

Op het moment dat ik mij schrap zette om uit de wagen te springen, voelde ik dat een elleboog zacht tegen mijn bovenarm werd gedrukt. Een medegevangene, een oudere heer, had kennelijk in de gaten wat er in mij omging en heeft mij toen behoed voor een onverantwoorde, roekeloze sprong. Zijn vriendelijke, vertrouwenwekkende blik vergeet ik nooit. Ik weet niet wie hij was. Ik heb hem nog eenmaal op afstand gezien toen wij beiden op onze knieën een deel van de tweede verdieping van de Duitse afdeling moesten dweilen.

Op het moment dat ik mij schrap zette om uit de wagen te springen, voelde ik dat een elleboog zacht tegen mijn bovenarm werd gedrukt.

Mijn cel, nr. 16, op deze afdeling moest ik delen met nog 3 gevangenen. Twee havenarbeiders die verdacht werden een Duitse kabel te hebben vernield, welke bedoeld was om eventuele elektrische mijnen in het IJ onschadelijk te maken, en nog een stille man die niets wilde vertellen.

Bob Pel, gefotografeerd na zijn arrestatie (R.R. Pel).

Verhoor

De eerste dagen werd ik met rust gelaten, althans niet verhoord. Wel werd ik ingeschakeld bij corveewerkzaamheden. Op de vierde dag werd ik opgehaald en naar beneden gebracht voor nader verhoor. In het lokaal zaten twee heren, één in burgerkleding en één in uniform, achter een tafel met wat schrijfgerei. De man in burgerkleding bleek mijn Sachbearbeiter te zijn, Emil Rühl. Ik moest midden in het lokaal op een krukje (zo’n 3-poot) zitten en Rühl ging recht voor mij op eenzelfde krukje zitten, bijna tegen mij aan. Bij het verhoor rook ik zijn adem en met zijn knieën drukte hij enige malen mijn knieën tegen elkaar. Hij vertelde mij dat ik verdacht werd verzetsorganisaties te steunen. Met name zou ik dergelijke organisaties met geldmiddelen gesteund hebben. En ik hoefde er niet omheen te draaien, want hij had de bewijzen en bij een ontkenning mijnerzijds zou hij mij confronteren met andere verdachten die reeds bekend hadden. Voor een politiefunctionaris vond hij dat een bijzonder ernstige zaak.

Verbazing

Waar ik zelf bang was geweest voor een tenlastelegging van andere, veel belangrijker zaken, maakte mijn verbazing en ontspannen glimlach kennelijk indruk op Rühl, althans mijn ontkenning irriteerde hem enigszins. Hij dreigde mij te zullen confronteren met iemand die ter zake reeds een bekentenis had afgelegd. Enfin, dit eerste verhoor had niets opgeleverd en ik werd teruggebracht naar mijn cel. Ik was opgelucht en wist in ieder geval dat deze zaak niet om zenders, codes of afgesprongen B.I.-agenten handelde. 

Na een dag of drie werd ik weer vanuit mijn cel opgehaald en naar het verhoorlokaal gebracht en herhaalde het verhoor zich, weer zonder resultaat, waarna Rühl tenslotte bij wijze van klapstuk zijn troef binnen liet komen, t.w. de mij bekende chef van de Havenloodsen in Zaandam, de heer [Martinus] Arends. In normale tijden loodsten de heer Arends en zijn mannen zeeschepen (meest houtboten uit de Scandinavische landen) van IJmuiden naar de Zaandamse houthaven. Betrokkene, die door de oorlogssituatie weinig te doen had, maakte zich verdienstelijk met het distribueren van illegale blaadjes als Je Maintiendrai, Vrij Nederland, De Typhoon enz. Regelmatig ontving ik van hem een aantal blaadjes, die ik weer binnen mijn kennissenkring doorgaf.

Martinus Arends belandde als gevolg van zijn verzetswerk in verschillende Duitse concentratiekampen, waaronder Buchenwald (Archief Bad Arolsen).

Zakboekje

Bij zijn eerste arrestatie, ter zake het voorthelpen en verbergen van een aantal onderduikers, vond de SD in zijn fouillering een zakboekje, waarin een tiental namen stonden vermeld, waaronder mijn naam met daarachter het getal 25. Tijdens zijn verhoor naar de betekenis van dit lijstje had hij, om iedere relatie tot illegale blaadjes te vermijden, verklaard dat hij van deze personen regelmatig een financiële bijdrage kreeg voor het onderhoud en de verzorging van onderduikers die hij verborgen had en voor welk feit hij gearresteerd was. Bij zijn nadere toelichting zei hij dat er één politiefunctionaris bij was. Natuurlijk uiterst dom om in die tijd met een lijstje met namen in je zak te lopen. Bij mijn verhoor ontkende ik natuurlijk ooit geld aan de heer Arends te hebben gegeven en dat het kleine salaris van een eenvoudig rechercheman dat ook niet toeliet.

Natuurlijk uiterst dom om in die tijd met een lijstje met namen in je zak te lopen.

Ontstemd

Bij de confrontatie daarna zei Arends dat hij zich dan mogelijk vergist had. Rühl was ontstemd. Ik werd teruggebracht naar mijn cel. Na enige dagen werd ik door Rühl vrijgelaten met de woorden: ‘Da stimmt etwas nicht. Nächtes Mal, kommen Sie bestimmt daran.’ Ik heb toen wel begrepen dat met name mijn positie als politieambtenaar de bijzondere aandacht van de SD had. Arends werd naar Duitsland overgebracht en keerde kort na de bevrijding ongedeerd naar Zaandam terug.

Na de oorlog heb ik door bemiddeling van mijn collega’s uit Amsterdam een fotokopie van mijn arrestatiebevel van de Sicherheitspolizei ontvangen. Waar ik zuinig op ben.

Het bevel tot arrestatie van Bob Pel, 18-1-1944 (R.R. Pel).

Deel 1: Na Lobith.
Deel 2: Heins hulp.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.