De Zaandamse politieman Robert Rudolf Pel (Zaandam, 21-11-1914/Huis ter Heide, 1-3-2008) was tijdens de Tweede Wereldoorlog een van de belangrijkste verzetsstrijders in de regio. Tientallen jaren later schreef hij voor een select publiek zijn herinneringen op aan de jaren 1940-’45. Ik heb dit bijzondere, niet eerder gepubliceerde verhaal van ‘Bob’ Pel opgedeeld in een aantal afleveringen.
Deel 2: Hein Op den Velde.
Radiohandelaar
In deze periode ontmoette ik een oude kennis, Hein [Jan Hendrik Op den Velde]. Een radiohandelaar, tevens zendamateur met een winkel aan de Westzijde te Zaandam. Ik vroeg hem of hij geen contact kon krijgen met Engeland. ‘Ik weet het niet’, zei hij. ‘Ik heb verschillende contacten die mij van alles vragen, doch mij nooit iets vertellen. Ik ben bang dat de meeste contacten gefingeerde zenders van de Duitse Inlichtingendienst zijn. Voor Engeland mis ik een code. Iemand die persoonlijk de geallieerden weet te bereiken, b.v. een Engelandvaarder, zou mij daarbij kunnen helpen.’
‘Ik ben bang dat de meeste contacten gefingeerde zenders van de Duitse Inlichtingendienst zijn.’
Andreas Ausems
Enige maanden later hoorde ik op een kleine bijeenkomst van verzetsmensen dat een zekere Dré [Zaandijker Andreas] Ausems het plan had via de z.g. pilotenlijn (Tilburg, Brussel, Parijs, Pyreneeën, Spanje, Portugal, Lissabon) Gibraltar te bereiken. Ik deelde dat Op den Velde mede, die contact legde met Ausems, die inderdaad kort daarop zijn tocht ondernam. Bij het passeren van de Pyreneeën liep iets mis. Ausems werd gearresteerd en opgesloten in het kamp Miranda in Madrid.
Jan Somer
Daar bleken nog meer Nederlanders vast te zitten. O.a. gevluchte Joodse Nederlanders, alsmede militairen die uit een krijgsgevangenenkamp in Duitsland hadden weten te vluchten. Het is de verdienste van Dr. [Jan Marginus] Somer, chef van het Nederlandse Bureau Inlichtingen (B.I.) in Engeland geweest, die verschillende Engelandvaarders vanuit dat kamp heeft weten vrij te krijgen.
Princenhage
Op den Velde vroeg mij of ik bereid was binnenkort twee B.I.-agenten, die gedropt zouden worden met voor hem belangrijke apparatuur als zenders, nieuwe codes enz., op te halen.
Na ruim 3 maanden presenteerde Ausems zich bij onze regering in Londen en besprak hij het codeprobleem van Op den Velde, welke zaak volledig geregeld werd. Toen de daarop volgende maanden dit contact steeds beter functioneerde, vroeg Op den Velde mij of ik bereid was binnenkort twee B.I.-agenten, die gedropt zouden worden met voor hem belangrijke apparatuur als zenders, nieuwe codes enz., op te halen en naar Zaandam te begeleiden. Ik ging natuurlijk akkoord, zocht een geschikte collega op [Folkert Brandsma] en 4 dagen later [medio januari 1944] informeerde Hein mij dat de beide agenten gedropt waren buiten Princenhage en dat ik mij moest melden bij een kleine rijwielhandel annex fietsenstalling in het centrum van Princenhage.
B.I.-agenten
De volgende morgen vroeg (een zondag) wij per trein naar Breda en van daar lopend naar Princenhage. De omgeving wat verkend en toen de fietsenstalling binnen met de vraag of wij een rijwiel konden huren. Een jonge vrouw, die uit de achtergelegen werkplaats kwam, stond ons te woord en zei dat ze even moest zien of zij nog twee geschikte fietsen had. Kort daarop stapten twee jonge mannen, plm. 25-30 jaar oud, binnen, de beide B.I.-agenten [Harm Steen en Sjef Adriaansen]. Een van hen kende de jonge vrouw van vroeger en zij had hen ook ’s nachts bij het afwerpterrein opgevangen, de parachutes ter plaatse onmiddellijk begraven en met de overige spullen ’s nachts (curfew!) naar haar rijwielstalling gebracht.
Koffergrammofoon
Wij gingen naar de werkplaats en achter wat oude rommel haalde zij een kofferschrijfmachine, een koffergrammofoon en nog een tas met allerlei materialen tevoorschijn en bovendien een geldbedrag van f 120.000,- (verpakt in 12 bundels van elk 100 biljetten van f 1oo,-). Dit geld was bestemd voor Walraven van Hall, bankier in Zaandam, leider van het N.S.F. (Nationaal Steunfonds) voor hulp aan onderduikers. Dit fonds was voortgekomen uit het z.g. Zeemansfonds, de Zeemanspot (hulp voor achtergebleven familieleden van opvarenden van de Nederlandse koopvaardijschepen die op 10 mei 1940, na het vertrek van onze regering, naar geallieerde havens waren uitgeweken).
Ik nam de koffergrammofoon, waarin 3 zenders met de nodige kristallen en codes vernuftig waren opgeborgen. Mijn collega nam de schrijfmachine met hulpmaterialen. Dat alles verliep vlot, alleen die f 120.000,- goed en onopvallend op te bergen viel niet mee. Ieder van ons 6 stapeltjes. Ik had achter iedere sokophouder 1 pakket, twee om mijn middel achter mijn broekriem en onder iedere oksel een stapel bankbiljetten vastgespeld aan de binnenzijde van mijn overhemd.
Alleen die f 120.000,- goed en onopvallend op te bergen viel niet mee.
Pistool
Na een kop koffie besloten wij te vertrekken; de jonge vrouw voorop, zij kende de meeste wegen naar het station, zou 2 kaartjes enkele reis Zaandam voor de beide agenten (die wij Paul en Sjef noemden) kopen. Honderd meter achter haar liepen wij met de spullen en honderd meter daarachter de beide agenten, die elk een pistool bij zich hadden. Wij hadden uiteraard onze dienstwapens bij ons.
Uit het raam
Alles verliep vlot en wij besloten niet bij Paul en Sjef te gaan zitten, maar wel oogcontact te houden. De afspraak was dat wij bij een half open raam gingen zitten en bij een papierencontrole normaal zouden reageren, maar bij bagageonderzoek de betrokken functionaris onmiddellijk bij hoofd en benen zouden nemen, om hem via het raam uit de rijdende trein te werpen. Daarna zouden wij aan de noodrem trekken en dan waren wij inmiddels een paar honderd meter verder, om daarna uit te stappen. Het bleek allemaal niet nodig. Wij moesten wel overstappen op de Moerdijkbrug; Duitse controle. De heren hadden kennelijk geen zin. Nadien op Amsterdam Centraal evenmin controle.
Walraven van Hall
Om 12.00 uur bij de heer en mevrouw Op den Velde en om 22.00 uur kwam de enthousiaste Walraven van Hall (Van Tuyl was zijn schuilnaam) zijn f 120.000,-, bestemd voor het N.S.F., ophalen. De volgende dagen verzorgde ik voor Paul en Sjef betere persoonsbewijzen en andere papieren. Paul zou ergens in de Randstad gaan werken met zijn zender en Sjef had Zeeland als werkgebied, alles volgens de instructies uit Londen.
Artillerie Inrichtingen
Nu de apparatuur aanwezig was, was het zaak de zenders regelmatig van inlichtingen te voorzien of gevraagde inlichtingen te beantwoorden. Doorgegeven werden o.a. het feit dat de grote verffabriek van Pieter Schoen in Zaandam nagenoeg uitsluitend werkte voor de Wehrmacht aan de fabricage van camouflageverf voor Schiphol. Zelf had ik een goed contact met de beheerder van een vaste kraan bij de Hembrug, die bijna dagelijks opgave verstrekte van het militaire vervoer dat de Hembrug passeerde op weg naar Den Helder (marinebasis) en andere garnizoenen en bunkers aan de kust. Voertuigen, aantallen, onderdelen, nummering enz. Ook het feit dat de Art.[illerie] Inrichtingen aan de Hembrug nagenoeg stil lagen en weinig of niets voor de Wehrmacht produceerde. Er kwam in de maanden daarna langzamerhand een zekere regelmaat in deze werkzaamheden totdat plots…
Deel 1: Na Lobith.