Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Verzetsleider Theo Dobbe, van jager tot prooi

Na jarenlang jacht op hem te hebben gemaakt, kreeg de Sicherheitsdienst Theo Dobbe (19-3-1901/5-9-1944) op Dolle Dinsdag eindelijk te pakken. De voormalige vertegenwoordiger van de Nederlandsche Linoleumfabriek in Krommenie had verspreid over het land talloze aanslagen gepleegd. Geen wonder dat de Duitsers hem uit de weg wilden ruimen. In mijn boek De levens van Johnny de Droog beschrijf ik de laatste uren van deze rusteloze en veelzijdige verzetsstrijder. Hier het betreffende hoofstuk.

(Collectie F. Vogels).

Onverschrokkenheid

SS-leider Hanns Albin Rauter beschouwde Theo Dobbe als een van zijn grootste tegenstrevers, en daar had hij alle reden toe. De capitulatie van het Nederlandse leger was amper een feit toen Dobbe zijn zekerheden als hoofdvertegenwoordiger bij een Krommenieër linoleumfabriek inruilde voor een leven als fulltime verzetsman. Samen met onder anderen Gerard Reeskamp en Jan van Straelen roofde hij wapens, munitie en springstoffen uit de Vesting Naarden. Ze waren ook betrokken bij het opblazen van een Amsterdamse villa waarin Duitse officieren werden gehuisvest. Alles wat de vijand schade kon berokkenen pakten ze aan, bijna ongeacht de consequenties. Hun onverschrokkenheid, zo niet roekeloosheid, leidde er toe dat arrestatie een kwestie van tijd was. Maar waar Van Straelen na zijn aanhouding in september 1942 nooit meer vrij zou komen, lukte het Dobbe een klein jaar daarvoor om zich, ingesmeerd met zeep, door een getralied wc-raampje te persen en via een met prikkeldraad afgedekt hek de buitenwereld te bereiken. Hij ontkwam daardoor niet alleen aan de gevangenis, maar ook op het nippertje aan executie.

Alles wat de vijand schade kon berokkenen pakten ze aan, bijna ongeacht de consequenties.

Theo Dobbe.

Met Friesland als zijn nieuwe standplaats trok Dobbe door het land, rustelozer dan ooit. Hij gaf leiding aan de eerste grootschalige roof van bonkaarten. Vlotte prater die hij was eiste hij, gekleed in marechaussee-uniform, brutaalweg de administratie op van het distributiekantoor in Joure. De buit was zo groot dat een deel kon worden verkocht op de zwarte markt. De verdiensten kwamen ten goede aan de illegale pers. De Duitsers reageerden geagiteerd. Aan de tipgever die hen naar Dobbe – wiens foto een prominente plek kreeg in het Nederlandsch Buitengewoon Politieblad – en zijn twee mededaders leidde beloofden ze een voor die tijd buitensporige beloning van tienduizend gulden.

Collaborateurs

Dobbe pleegde niet alleen roofovervallen, maar bevrijdde ook gevangenen. Hij was betrokken bij het vervalsen van documenten, redde neergestorte vliegeniers en hielp onderduikers. Als hooggeplaatst lid van de Landelijke Knokploegen kreeg hij de taak om een Opruimingsdienst te vormen die verraders en andere collaborateurs moest liquideren. Dat was een kolfje naar zijn hand. Zoals hij inmiddels de meest gezochte illegaal van Nederland was, zo stond Johnny de Droog bovenaan zijn eigen dodenlijst. Die was verantwoordelijk voor de arrestatie van vele Ordedienstleden. Onder wie Jan van Straelen, die vanuit zijn Utrechtse cel beklemtoonde dat het signalement van de Judas moest worden verspreid. ‘Waarschuw iedereen tegen hem.’

‘Waarschuw iedereen tegen hem.’

Vruchteloos

Tot de gewaarschuwden hoorde in ieder geval Theo Dobbe, zijn verzetscommandant. Die bezocht met een kameraad de Arnhemse Rijnstraat. Tegenover Christina de Droog deden ze zich voor als medewerkers van de Centrale Recherche. Ze kon hen niet helpen; Johnny was niet thuis en ze had geen idee wanneer dat wel het geval zou zijn. Omdat hij handelsreiziger was – ze wist niet beter dan dat hij daarmee zijn brood verdiende – gebeurde het wel vaker dat hij langere tijd elders verbleef. Het duo verrichtte nog wel een huiszoeking, maar ook die leverde niets op. Een herhaald bezoek aan Arnhem bleef al net zo vruchteloos. De fietsenmaker was verhuisd zonder zijn nieuwe adres achter te laten.

Johnny de Droog.

Even leek het er op dat de groep-Dobbe zijn zoektocht kon staken. Eens per maand ging er op de Hasseltse Holtrustweg een man van deur tot deur. Hij vroeg overal of hij wat eten kon kopen en verliet na een geslaagde boodschappentocht weer het stadje, de tassen volgeladen met eieren, meel, aardappelen en vlees. In het Overijsselse Hasselt was hij onbekend en zijn ‘Hollandse’ accent verraadde dat hij van elders kwam. Toen een lid van de Meppeler Knokploeg een ondergronds blad met foto’s van collaborateurs onder ogen kreeg wist hij het zeker: de anonieme voedselhaler was in werkelijkheid Johnny de Droog. De gelijkenis met de gezochte verrader was inderdaad treffend. Hij werd daarom van straat geplukt en in een koeienstal vastgebonden. Wapens had hij niet bij zich, maakte een fouillering duidelijk. Zijn persoonsbewijs stond op naam van Lemke. Een eerste verhoor van de verbaasd ogende, alles ontkennende man leverde niets op.

Het werd tijd voor een steviger aanpak. Een Knokploeglid pakte een stevig touw en sloeg de verdachte daarmee enkele malen hard op zijn schouders en rug. Het hielp niet; de kermende gevangene bleef alle beschuldigingen ontkennen. De KP’ers begon te twijfelen. Ze trokken zich voor overleg terug in een hoek van de stal. Na wat heen en weergepraat besloten ze dat een van hen in westelijk Nederland navraag zou doen. De Droog alias Lemke bleef in de tussentijd vastzitten. Toen de KP’er na enkele dagen terugkwam had hij geen spoor van bewijs tegen de gevangene kunnen vinden. Hun vergissing beseffend liet het schuldbewuste verzetsgroepje Lemke los, onder de toezegging dat hij de rest van de oorlog welkom was om gratis voedsel te komen ophalen. Aldus geschiedde.

Het werd tijd voor een steviger aanpak.

Laatste klusje

Op 4 september 1944 nam Theo Dobbe afscheid van zijn gezin. ‘Ik moet nog één laatste klusje doen’, legde hij zijn vrouw uit. Zij had hem al eerder gevraagd om te stoppen met zijn ondergrondse avonturen en deed nu weer een poging: ‘Je hebt al genoeg gedaan.’ Haar echtgenoot was resoluut. ‘Morgen ben ik er weer.’ Hij nam nog even snel zijn dertienjarige dochter mee naar Arnhem. Daar kreeg ze een nieuwe regenjas. ‘Kom je echt terug straks, pap?’, vroeg ze bezorgd. ‘Mocht dat niet zo zijn, wil je dan voor je moeder de grootste bloemenmand kopen die er is?’, reageerde hij.

Dobbe was goedgehumeurd en optimistischer dan ooit. ‘Het uur der bevrijding waarop gij zo lang gewacht heeft is zeer nabij’, jubelde het ondergrondse blad De Bevrijding. ‘Er wordt reeds in België gevochten. Met rasse schreden naderen de geallieerden de Nederlandse Z-grens.’ In het geruchtencircuit zong ’s morgens rond dat de grens zelfs al was bereikt. Sterker, de Canadezen zouden Breda ontzet hebben. Premier Gerbrandy bevestigde deze mythe ’s avonds via Radio Oranje. Het was een kwestie van dagen of hoogstens weken tot de totale Duitse ineenstorting, dachten vriend en vijand. Maar voor het feesten kon beginnen wilde Theo Dobbe een belofte aan zijn vermoorde kameraad Jan van Straelen inlossen. Zijn eerdere pogingen om De Droogs spoor te volgen hadden gefaald. Nu moest het er maar eens van komen. De verrader had al te lang geleefd.

Dolle Dinsdag

In de ochtend van wat later bekendheid zou krijgen als Dolle Dinsdag verliet Dobbe de familie waar hij had mogen slapen. Met een aktetas bij de hand fietste hij naar de Amsterdamscheweg, de verbinding tussen Arnhem en Ede. In de tas zaten wat mouwbanden met het woord ‘Oranje’. Hij had ze de voorgaande nacht gemaakt. Ze zouden die herkenningstekens nodig hebben als de bevrijding daar was.

Theo Dobbe had om zeven uur met enkele manschappen afgesproken bij het aan de bosrand gelegen hotel De Leeren Doedel, net buiten de Arnhemse bebouwing. Het was hem bekend dat Johnny de Droog een paar honderd meter verder een tuinhuisje bewoonde. Dat was te bereiken via een bospad achter een boerderij. De anderen stonden al bij De Leeren Doedel te wachten, zag hij tot zijn genoegen. Hij reed hen voorbij, wetend dat ze in zijn kielzog zouden volgen. Het leek Dobbe verstandig om de omgeving te verkennen alvorens het vonnis te voltrekken.

Het was druk met legervoertuigen op de Amsterdamscheweg. Een dag eerder hadden geallieerde troepen Antwerpen bevrijd. Talloze uit Frankrijk en België gevluchte Wehrmachtonderdelen nestelden zich in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. Ze namen posities in om de aanvallers onder de grote rivieren te houden. Overbelaste trucks trokken voorbij. Soldaten met koffers aan het fietsstuur laveerden daar tussendoor. Duitse burgers en Nederlandse nazi’s probeerden het vege lijf te redden. De chaos was compleet.

Dobbe stak de weg over en ging met een van zijn metgezellen vooruit. Aan het begin van de Wekeromscheweg woonde een boswachter. Van hem hoorden ze dat hun doelwit thuis was. Het geluid van schoten bevestigde dat; De Droog was weer eens aan het oefenen in zijn tuin. Het maakte zijn belagers extra voorzichtig. De veiligste werkwijze leek hen om de woning te omsingelen, de hoofdbewoner binnen schootsafstand te lokken en dan toe te slaan.

Arrestatie

De twee verkenners liepen terug naar de Amsterdamscheweg. Dobbe bleef met de fiets aan de hand in de berm staan kijken naar de chaotische terugtocht van de Duitse troepen, terwijl zijn partner de anderen ophaalde. ‘Mijnheer, blijft u staan’, hoorde Dobbe onverwacht roepen. Van Dobbe was niet van plan om gehoor te geven aan dat bevel. Hij gooide zijn fiets op de grond en liep in de richting van het bos, wetend dat zijn vrienden zich daar schuilhielden. Verder dan een paar meter kwam hij niet. Uit de struiken doken twee geüniformeerde Duitsers op. Ze werden vergezeld door een vrouw en Johnny de Droog. Theo Dobbe zette nog een paar passen naar wat hij hoopte de weg van de vrijheid zou zijn. ‘Blijf staan of ik schiet’, klonk het nu dreigender. Hij kon niet anders dan omdraaien en zijn handen in de lucht te steken.

‘Mijnheer, blijft u staan’, hoorde Dobbe onverwacht roepen.

Vanuit het dichte groen langs de weg zag een secondant hoe Dobbe tussen de twee Duitsers werd weggevoerd. De Droog fietste er langzaam achteraan. Het was alweer enkele maanden eerder dat zijn chef hem had gezegd: ‘U moet zien Dobbe te pakken te krijgen, want daar hebben wij belang bij.’ Hij besefte de hoofdprijs te hebben veroverd door, als zo vaak, op het juiste moment op de juiste plek te staan.

Theo Dobbe, kort voor zijn dood (NIMH).

Leeren Doedel

Het hele gezelschap verdween in De Leeren Doedel. Dobbes strijdmakkers wachtten niet af. Ze haalden hulp en posteerden zich verdekt langs de weg. Toen de bewakers en hun arrestant even later het hotel verlieten ontging het hen dat er langs de Amsterdamscheweg gewapende mannen lagen, klaar voor een bevrijdingspoging. De colonnes met Wehrmachtwagens bleven maar passeren, in een eindeloze file. Er was geen schijn van kans dat Dobbes ontzetting onder deze omstandigheden zou slagen. Het laatste restje verzetshoop verdween toen het groepje de gevangene naar binnen leidde bij SD-rechercheur Piet Wamelink, die vlakbij De Leeren Doedel woonde. Diens echtgenote was getuige van Dobbes aanhouding. Daartoe gevraagd vertrok ze naar het SD-kantoor in Arnhem om versterking en een vervoermiddel te halen. Ze had maar weinig tijd nodig. Een handvol beambten ging onmiddellijk mee naar haar woning en trof daar De Droog aan, zijn pistool gericht op zijn aartsvijand.

Nadat Dobbe was overgebracht naar de Dienststelle wilde hij aanvankelijk zijn naam niet noemen. Dat veranderde toen August Ahlbrecht zijn portretfoto liet zien. Dobbe was een oude bekende, wilde hij maar zeggen. ‘Je bent nu vastgelopen’, stelde de Sturmscharführer vast. Dobbe, die tot dan gebruikmaakte van een reeks pseudoniemen, bevestigde zijn identiteit en zei dat De Droog hem had gepakt. Verder liet hij weinig los. Na een half uurtje werd hij afgevoerd naar een cel. Nog diezelfde middag bracht Ahlbrecht hem over naar SS-Lager Avegoor. ‘Ik kreeg van Thomsen een gesloten envelop mee die ik overhandigen moest aan de Obersturmführer van Avegoor. Onderweg vroeg Dobbe aan mij: “Wat moet er met mij gebeuren?”, waarop ik hem ten antwoord gaf: “Ik moet je overgeven aan de Waffen-SS.” Ik kon wel denken wat met Dobbe zou gebeuren, maar het was zwaar voor mij om dit te zeggen.’

Briefje

Mocht Dobbe nog hoop hebben dat de oprukkende geallieerde divisies zijn noodlot konden keren dan haalde Dolle Dinsdag die radeloze droom onderuit. De Duitsers hadden haast en wilden alle ballast kwijt. Hij moest opnieuw in een auto plaatsnemen. Die reed achter een vrachtwagen aan waarin zich tien gewapende SS’ers bevonden. Na enkele minuten stopten ze bij buitenplaats het Hof, even ten zuiden van Dieren. Het gezelschap stapte uit. Dobbe besefte inmiddels wat hem te wachten stond. Hij zei dat hij graag een afscheidsbrief aan zijn vrouw wilde schrijven. Dat mocht. Ten overstaan van twee SD’ers met het pistool in de aanslag zette hij wat zinnen op papier. Het moment dat hij het briefje overhandigde benutte hij om een greep te doen naar een op hem gericht vuurwapen. Er klonk een schot. Theo Dobbe viel neer. Zijn hoofd bloedde. Een tweede schot maakte aan alle onzekerheid een einde. Enkele SS’ers wikkelden een zeil om het lichaam, dat vervolgens in een kuil verdween. Dobbes donkergroene vilten hoed werd op het slordig neergelegde pakket gegooid. Daarna vulden de mannen het graf met zand.

Dobbe zei dat hij graag een afscheidsbrief aan zijn vrouw wilde schrijven.

(Collectie J. Vet)

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





3 gedachten over “Verzetsleider Theo Dobbe, van jager tot prooi”

  1. Theo Dobbe was mijn oudoom. Ik heb hem nooit gekend, de verhalen over zijn leven wel.
    Laten we nooit vergeten wat al deze moedige mensen hebben gedaan voor volk en vaderland. En laten we beseffen dat de vrijheid, waarvoor zo hard is gevochten, zeker vandaag nog beschermd dient te worden.
    Hartelijk dank om deze verhalen levend te houden.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.