Tof Hofland: wapenverzamelaar (2)

Herman Willem (alias ‘Toffie’) Hofland moest in oktober 1944 vluchten uit Wormerveer. De Duitsers verdachten deze kleurrijke verzetsstrijder – overigens onterecht – van betrokkenheid bij de liquidatie van een politieman. Hofland (28-10-1919) dook onder in Spanbroek. Nadien beschreef hij zijn rol bij het bergen van vrijwel alle geallieerde wapen- en munitiedroppings in die omgeving.

Spanbroek

Deel 2 van Hoflands verhaal: Spanbroek en omgeving.

Ik heb Toffie Hoflands nooit eerder gepubliceerde epistel vrijwel in zijn geheel overgenomen, zij het hier en daar taalkundig gecorrigeerd. Tussen [ ] duid ik af en toe een opmerking. Deel 2 van zijn verhaal begint met een opsomming van de afwerpterreinen in West-Friesland waar geallieerde vliegeniers ’s nachts voorraden afwierpen. Eveneens tussen haakjes het aantal naar eigen zeggen door Hofland bijgewoonde droppings. Deel 1 is hier te lezen.

Screenshot uit een op 11-6-1945 gemaakt filmpje waarin een wapendropping bij Spanbroek wordt gereconstrueerd.

Afwerpterreinen

Er waren in Noord-Holland verschillende afwerpterreinen:

Laloe – Venhuizen – 3 droppings (3)
Mandrill – Spanbroek – 13 droppings (8)
Oliver – Zwaagdijk – 7 droppings (7)
Sally – Wijdenes – 6 droppings (6)
Winnipeg – Zd. Spierdijk – 1 dropping (1)
Cadillac – Alkmaar – 4 droppings
Hudson – Purmerend – 2 droppings
Lancaster – Purmerend – 1 dropping
Martini – Spierdijk – 1 dropping (1)

Schrijver van dit verhaal ‘diende’ onder de naam ‘Manus de Wit’ en is belast geweest o.a. met de bescherming van de afwerpterreinen. Voor zover hij zich dat kan herinneren, heeft hij in totaal 26 droppings bijgewoond. Er zijn op de terreinen géén ongelukken gebeurd en de bezetter heeft geen mensen van de velden kunnen arresteren.

Er zijn op de terreinen géén ongelukken gebeurd en de bezetter heeft geen mensen van de velden kunnen arresteren.

Gewoon soldaat

Het is niet de bedoeling om in te gaan op de ware bedoelingen die men bij de geallieerden koesterde. Voor een man die als gewoon ‘soldaat’ aan de droppings deelnam deed dit ook niet ter zake. Er werd op een bepaald moment bepaald dat deze man naar Spanbroek moest worden gebracht, waar hij zou worden toegevoegd aan een ‘droppingbaas’ die daar de lakens uitdeelde. Hij werd ondergebracht op de Zomerdijk C3-Spanbroek, juist op de grens van de gemeenten Wognum en Spanbroek, aan de ene kant van de weg ‘War’ genaamd en aan de andere zijde de toegang tot het dorp Spanbroek via ‘De Toevlucht’ genaamd. Het ‘War’ kwam uit het gehucht Wadway. Op C3 woonde de familie Piet Schipper, daarnaast Willem Schipper en links de familie Hoebe. Daarna kwamen er ettelijke boerderijen waar families Schipper woonden. De meest beroemde man was ‘Jan Klaassen’, oftewel Jan Schipper, op wiens terrein achter zijn boerderij droppings plaatsvonden.

Er woonde aan de Spanbroekse kant ook nog een familie die Zuurboer-Schipper heette en zo kon men zeggen dat de gehele Zomerdijk waaraan het droppingterrein Mandrill was gelegen omspannen werd door een grote groep families.

Biallosterski

Toen deze ‘Manus’ aan de Zomerdijk kwam, waren er al vijf droppings geweest en had men dus al enige ervaring. De eerste dropping was van 8 op 9 september en twee mensen werden tegelijk afgeworpen, nl. Tobias Biallosterski oftewel ‘Hans’ en Pieter de Vos, die ‘Bram’ werd genoemd. De eerste werd de grote baas, totdat hij sneuvelde. Pieter de Vos heeft de oorlog overleefd en is kortgeleden nog eens bij ‘Oome Jan Klaassen’ op bezoek geweest om na zoveel jaren te kijken wat hij in 1944 voor stunts aan de hand haalde.

Tobias Biallosterski (18-4-1920/25-2-1945).

Duiven

Duiven werden na de landing van de twee agenten losgelaten, die in Engeland moesten bevestigen dat de lading en de twee agenten waren aangekomen. Dit is een ‘oververteld’ verhaal, waarbij ondergetekende niet aanwezig is geweest. (Hillebrandt [Hilbrand/Hil] Schipper was de commandant der afwerpterreinen en heeft mij dat na de oorlog verteld!)

Hilbrand Schipper rond 1945 (screenshot).

Zomerdijk

Om enig overzicht te krijgen wat er zich allemaal afspeelde zal onderstaand een overzicht worden gegeven van de belevenissen van ‘Manus’.

Op 8 oktober 1944 werd ik op de Zomerdijk C3-Spanbroek neergezet en maakte kennis met de daar aanwezigen: Opa Piet Schipper, Piet Schipper Jr. en een man die zich Grote Klaas [vermoedelijk Klaas Snip] noemde. Het meisje dat wat voor de menage zorgde was Afra (Schipper) en de vrouw van Opa was uiteraard Opoe Schipper. Het bleek dat Grote Klaas een oude bekende van mij was. Wij hadden samen in het 21ste (45ste) Regiment Infanterie gediend gedurende de mobilisatie.

V.l.n.r. op deze naoorlogse foto geweermaker Dirk Huijsen, Pierre Dudink en Klaas Snip (foto gemaakt door oud-verzetsman Teun Kaaij, met dank aan Siem Kaaij en Anita Blijdorp).

Afra Schipper bleek van alle markten thuis en alhoewel zij 15/16 jaar was, alles zag en hoorde, de meest betrouwbare vrouw die ik ooit ben tegengekomen. Zij was een van de negen dochters van Willem Schipper, de zoon van Opa Piet. Er werd mij gevraagd of ik bereid was mee te helpen met  belangrijk werk t.b.v. de illegaliteit. Men wist blijkbaar wie ik was en wat ik voordien deed. ‘Ik moest wel zorgen dat ik niet aan de meisjes kom!’

‘Ik moest wel zorgen dat ik niet aan de meisjes kom!’

De met geallieerde parachutes versierde boerderij van Willem Schipper aan de Zomerdijk, mei 1945.

Gram halen

Ik had juist een heel drama meegemaakt in de Zaanstreek [Hoflands oom en vader waren vermoord door de nazi’s] en was al te graag in staat gesteld te worden mijn gram te halen op de gehate Mof. Ik heb geen enkele vraag gesteld en verklaarde mij tot alles bereid. Er werden voor mij geheimzinnige dingen gedaan. Men luisterde direct na de middag naar een kleine radio, waarvan men de antenne over de lamp gooide en er kwam zomaar geluid uit een heel klein doosje. ‘Jan Moedwil’, de Belgische radio-omroeper, zei: ‘Hier komen enkele bijzondere berichten: “Het gevaar komt uit het Oosten” en “De Aap heeft rode haren.”’ Dat het gevaar uit het Oosten kwam wisten we allang en dat een aap rooie haren had wist ik me nog wel te herinneren, maar het zei me helemaal niets. Ik vroeg niks, dus wachtte maar af. Tegen de avond (19.00 uur) herhaalde Radio Oranje (drs L. de Jong) precies dezelfde zinnen, dus dit moest iets met elkaar te maken hebben.

Old Shatterhand

Binnen een kwartier arriveerden een twintigtal mensen, waaronder de eerder genoemde Hillebrandt Schipper (ook een zoon van Opa Piet), welke leek op een R.K. priesterstudent, althans, hij was zo gekleed. Ook zag ik voor het eerst van m’n leven een man waarvan je alleen in boeken als Old Shatterhand en Winnetou las. Hij heette ‘Gerard Molenaar’ (Barend Mes). Het was vrij warm in de kamer en hij maakte zijn jas open (’t leek meer op een cape) en ik zag Duitse handgranaten, twee pistolen en een stengun hangen. Hij bleek de man te zijn welke belast was met de afscherming van de terreinen en ik werd stante pede aangewezen als zijn plaatsvervanger. Het ging me min of meer niet in de kouwe kleren zitten, want de ervaringen die deze mensen rijk waren stonden in geen verhouding tot wat ik tot nu had gepresteerd. Maar wat moest ik? Ik had ja gezegd en daar gingen we!

Vragenlijst waarop Toffie Hofland invulde waaruit zijn hulp aan geallieerde vliegeniers bestond (National Archives).

Maalstroom

De ‘Organisatie’ had contact met Engeland en er moesten wapens komen voor de verzetsgroepen. Zoals alles wat wild ging in de oorlog was het ook aan de Zomerdijk. Je werd in de maalstroom opgenomen, en al moest je soms 48 uur achtereen hard ploeteren, het gebeurde, zonder mopperen en beter gezegd ‘met liefde’.

Ik kwam al snel aan de weet wat de zinnetjes betekenden voor de ontvangers (Jan Moedwil en Radio Oranje). De eerste zin, ‘Het gevaar komt uit het Oosten’, betekende welk droppingterrein die avond zou worden gebruikt en de tweede zin, ‘De aap heeft rode haren’, gaf aan op welke tijd dit zou plaatsvinden (24.00 uur). Kwamen de berichten tweemaal door dan was het een feit. Kwam het slechts ’s middags door dan ging het feest niet door.

Codes

Zij waren allen voorzien van de nodige wapens, handgranaten, later ook camouflagekledij en helmen.

Omdat het tweede bericht een uur voor spertijd doorkwam, kon iedereen nog tijdig gewaarschuwd worden om te komen (o.a. Afra Schipper, als ook haar zuster Jeanne en de ‘pleegzuster Cecilia Langendijk’; ook familie van de Schippers, maar wonende aan de Gouw). Uiteraard werden codes niet doorgegeven, om verraad tegen te gaan. De codes veranderden regelmatig, terwijl ook daarin werd verwerkt of er mensen mee kwamen.

Ikzelf heb me daarmee zo weinig mogelijk willen bemoeien, omdat de bescherming van de terreinen al m’n aandacht vergde en ik niet wilde weten wat me in feite niet aanging. Kwam er dus via de radio bericht dat de dropping zou plaatsvinden, dan kwamen de aangewezen mensen voor acht uur ’s avonds op de aangewezen plaatsen aan en gingen slapen tot één uur voor de dropping. Zij waren allen voorzien van de nodige wapens, handgranaten, later ook camouflagekledij en helmen. Er vond een ‘briefing’ plaats door ‘Gerard Molenaar’, die ieder zijn taak gaf, en men ging onderweg. Dammen die toegang gaven tot het droppingterrein werden met sten- en brenguns afgegrendeld. Jonge Piet Schipper (zoon van Willem) spande zijn paarden voor de driewielerkar en (Grote) Puck Stam was zijn rechter- en linkerhand. Boerenknechten van de familie Schipper – ik noem Jan Roosje, omdat deze naderhand door de Mof in Oostwoud werd neergeschoten – hadden allen een taak in de droppings.

Piet Schipper jr. in 2015 (screenshot).

Waterpolitie

Er waren, zoals later bleek, veel meer mensen betrokken in een dropping. De waterpolitie van Ursem (Waterdrinker Paling en Heydekamp) had eveneens een zeer belangrijke plaats in het geheel. Zij controleerden in politie-uniform officieel en gaven onraad onmiddellijk door.

In het veld werden drie witte lampen uitgezet, zodanig dat de windrichting werd aangegeven, door middel van een rode lamp. Men seinde via een morselamp naar het naderende vliegtuig.

Daverende plof

Het was een heldere nacht en men kon de parachutes duidelijk zien opengaan.

De eerste maal dat ik dit meemaakte, op 9 oktober 1944, kwam het vliegtuig over en vloog door. Hij heeft een grote bocht gemaakt en kwam terug en gooide de gehele lading ineens af. Het was een heldere nacht en men kon de parachutes duidelijk zien opengaan. Althans dat hoopten we, want sommige containers kwamen met een daverende plof neer, omdat de parachute weigerde. Als nieuweling had ik al gauw in de gaten dat er bepaalde zaken waren die nodige verbetering behoefden. Zo werd ingesteld dat direct na het neerkomen de eerste taak was de chutes los te koppelen en achter de container te verbergen, zodat vanaf de weg niets gezien kon worden. Het was al oktober en het weer was slecht, dus de koeien stonden op stal, zodat een witte vlek géén koe kon zijn!

Enorm gat

De ontvangstploeg schakelde onmiddellijk Jonge Piet Schipper en zijn mannen in om de containers op te halen en in een grote schuur midden in het wijde land tussen Zomerdijk en Spierdijk af te leveren. Daar werd de zaak uitgepakt, de containers naar buiten gebracht en een ploeg sterke kerels groef een enorm gat waar de containers in werden begraven. Het klinkt nu ongelofelijk dat men ‘even een gat groef waar plusminus twintig containers in werden gestopt en dan weer werd dichtgegooid’. Uren werk, en tegen de tijd dat het licht werd was alles weer bij het oude. Behalve dat de schuur vol met wapens zat, welke weer vervoerd moesten worden naar ‘elders’.

Het was een soort continubedrijf, want de volgende morgen kwam een vierwielige wagen (slechte luchtbanden) met twee oude knollen ervoor om een deel van de zaak in zijn geheel weg te halen.

Wieringermeer

Er waren mensen als ‘Jan de Ryder’ [Jan Blijdorp], Henk Dijkstra, Puck Stam, welke met paarden konden omgaan alsof zij ermee in de wieg hadden gelegen. Dan werd de zaak naar de Wieringermeer gebracht, in boten geladen die mijn vriend Johan Hellema na enige tijd van dubbele bodems had voorzien (ook een van die zaken die door ’t nieuwe bloed in de organisatie werd bedacht). De wagens werden door vier fietsers beschermd. Op een aanhouding door een Moffenpatrouille na, welke de weg vroegen, is er geen mensenleven verloren. Jan de Ryder hield zich schitterend en floot wat vals toen hij doorreed. De bewakers van de wagen lagen tot actie gereed, maar hoefden heel gelukkig niet op te treden. In het foute geval had het een bloedbad geworden, maar we hadden mazzel! Tegen de avond arriveerden wij op de boerderij van de latere minister Sicco Mansholt.

Sicco Mansholt als landbouwminister achter de microfoon, 1947 (Nationaal Archief/Anefo).

Omdat er geen eten beschikbaar was, gapten wij enkele blikken corned beef en aten die zo, rauw, achter elkaar op (soms 2 p.p.), inhoud ca. 350 g. Ik heb hiervoor nog heel wat moeten horen, maar zonder eten of drinken was niet te werken en dat moest men ergens begrijpen, vonden wij!

Prut en bagger

De wagen werd in het land gereden, waar een ‘tocht’, een schip (met prut, bagger en de wapens), hoog boven ons hoofd, werd ingescheept, op de bodem. Daarop werden planken gelegd, speciaal hiervoor in de Zaanstreek gemaakt, en daarop werden aardappelen of bieten gestort.

Herman Willem ‘Tof’ Hofland.

Dronken dragonder

Ikzelf heb het ‘genoegen’ gehad een lege boot te mogen besturen en ik voer als een dronken dragonder door de ‘tochten’ van de Wieringermeer. Ik had geen enkele ervaring op dit stuk, wist niet eens hoe ik zo’n schuit moest aanzwengelen, doch door behulp van ene Jan Taal uit Zaandam konden we die laten varen. Er waren wel goedwillende idioten die het aandurfden, maar met weinig kennis van zaken, jammer genoeg. De volle boten werden door de Waterpolitie gevaren, die ze naar Amsterdam brachten om met een pistool de hongerende bevolking van de schuit te houden, totdat de officiële mensen kwamen en de zaak ‘overnamen’.

Na alle werk gedaan te hebben reden wij terug naar ‘huis’, Zomerdijk C3 of C4, en werden de volgende dag weer opgezadeld met nieuw werk. De parachutes werden onder een hooiberg bewaard bij Jan Schipper, en van de gecamoufleerde soorten lieten we overhemden maken die ons de mogelijkheid gaven om dicht bij de werkelijke actie te komen, zonder dat wij gezien werden.

Geknakte pistolen

Wapens welke ongelukkig neerkwamen werden door onze wapenspecialist Dirk Huysen gemaakt. Die speelde het klaar om van vier geknakte pistolen weer twee bruikbare te maken! Hij was samen met Bé de Vrij een artiest op het stuk van illegaal werk.

‘Zàg vent, houd je smooèel, er is maar één man aan het weurd en dat ben ik!’

We hadden ook enkele mensen bij ons die geen ‘fijn’ Noord-Hollands konden praten en toen er ergens een man verscheen in het voorportaal van het huis van Jan Roosje zei hij: ‘Aafje, er is een heer in de vestibule.’ Hij bedoelde: ‘Er staat een vent in het klompenhossie.’ Ook was er een prachtfiguur die zei: ‘Zàg vent, houd je smooèel, er is maar één man aan het weurd en dat ben ik!’, waarop de aangesprokene antwoordde: ‘Wat zeit die vent?’

Bloedbad

Buiten de velden om zijn er ernstige ongelukken gebeurd, o.a. te Rustenburg, met als gevolg het bloedbad in de Zuid-Schermer, waar de SD een boerderij in brand stak op 11 oktober en een vader en zoon doodschoot, plus een aantal onderduikers. De Moffen hadden daarvóór in Wormerveer mijn vader en vijf anderen gefusilleerd [er werden geen zes, maar vijf mannen gefusilleerd]. Duidelijk is dat ook de Landwacht knappe verliezen leed. Bij dit voorval was o.a. een Amerikaanse onderduiker, de piloot Arthur Brown, die de Mof van repliek diende.

Arthur Brown in 1944 (Westfries Archief).

Hellema

Doordat een paar Engelse vlieglaarzen door Tobias Biallosterski werden gedragen, is later een hele groep de dood in gedreven. Zij konden door de KP niet gered worden, deze waren in Hoogkarspel te ver van het drama verwijderd om hulp te kunnen bieden. We kwamen te laat… Mijn grote vriend Oom Jo Hellema behoorde tot de slachtoffers, evenals Dr. Haverkamp.

Johan Hellema.

Verbeteringen

Doordat ik bij Gerard Molenaar was neergezet als diens aid ging ik met hem naar 26 droppings, kris kras door de kop van Noord-Holland. Later kwamen er verbeteringen bij de ontvangst van wapens, doordat de z.g. S-phone in dienst werd gesteld. Een soort baken waarop de RAF-vliegtuigen in dienst van het Bureau Bijzondere Opdrachten konden vliegen. Door een wireless operator in de persoon van Cor Schipper uit Hoogkarspel, die vloeiend Engels sprak, konden vliegtuigen worden binnengepraat.

Ikzelf had me behoorlijk voorzien van wapens, alsmede mijn groep waarin ik een plaats had. Op zekere avond lagen wij weer op onze plaatsen en hoorden wij uit de richting Wognum (Zomerdijk) een hoop geschreeuw en kwam een groep fietsende Landwacht aanzetten, juist na een dropping. We hebben direct een man naar achteren gestuurd, met de opdracht alle activiteiten voorlopig stop te zetten. De wapens stonden op scherp, de handgranaten lagen gereed en de strijd kon een aanvang nemen zo nodig, maar beter niet. Ik had me de woorden van Oom Jan Schipper (Jan Klaassen) goed in de oren geknoopt: ‘Maak gien brokken as het niet absoluut nodig is, want je rolt de hele Zomerdijk op, met al zijn bewoners.’ De Landwacht reed voorbij, schreeuwende van angst, en verdween, waarna het werk kon worden hervat.

Regenweer

Manus hing in een boom, de boot voer onder z’n achterste weg.

Later werd een zending wapens afgeworpen nabij Hem en wel precies op een glazen warenhuis, wat met donderend geweld ineen stortte. Geen burger, geen bouwer, geen boer heeft er ooit een mond over opengedaan en ik heb zelf meegeholpen de wapens met kleine bootjes af te voeren. Maar nooit of te nimmer ervaring te hebben opgedaan hoe je met een giek, midden in de nacht met zachies regenweer, door een sloot moest varen waarover vruchtboomtakken hingen, resulteerden dan ook in een drama. Manus hing in een boom, de boot voer onder z’n achterste weg en de giek hield hij nog in z’n hand. Hij stapte aan de verkeerde kant uit de boom en moest door de sloot z’n bootje weer opzoeken, wat bezig was te zinken vanwege een te zware belading.

Snel uitladen voorkwam dat de boot met bazookagranaten geheel onder water verdween. Zachies regenen en zweten als een molenknol deed hem z’n jas uittrekken. Na gedane arbeid werd die jas weer aangetrokken en togen we naar ‘de Hout’, waar we zouden slapen. (Het was al vijf uur in de morgen.) De zorgzame familie Maarten en Betje Klomp hadden de kachel nog met wat houtblokken opgestookt, Manus trok z’n jas uit en voor de verbaasde ogen van zijn maten verscheen een ‘Engeltje Manus’. De stoomwolken vlogen er af, en een ieder dacht dat hij rechtstreeks ten hemel zou stijgen!
De lege containers werden daar in een water gedropt juist achter het huis van de familie Klomp.

Hofland op een Amerikaans overzicht met geholpen geallieerde vliegers (National Archives.)

Vesting

In Hem leefde een familie Klaas Mes-Rezelman, familie van Gerard Molenaar. Diens huis leek meer op een vesting dan op een tuinderij. Geen kast kon je openhalen of de wapens vielen eruit. Op de boerderij van de familie Rezelman was eveneens een droppingfield, ik meen Oliver [dat was in werkelijkheid droppingveld Laloe]. Er is gedropt bij volle maan, bij zware sneeuwdekken op het land, bij wind en regen. Er zijn lieden geweest die de zaak hebben proberen te verraden, doch deze zijn geëlimineerd en het is toch wel een wonder dat er nimmer werkelijk verraad heeft plaatsgevonden.

We reisden met de fiets kris kras door Noord-Holland, deden allerlei klussen, van fietsen stelen tot overvallen op zwarthandelaren en distributiekantoren. Er zijn zware tegenstanders opgeruimd, er zijn Moffen gesneuveld, kortom: er was elke dag wat anders. Als het korreltje zand in de woestijn, waaronder ik mezelf reken, hadden wij geen kijk op de politieke kant van de zaak en dat interesseerde ons ook weinig. Wel hadden wij in de gaten dat er te veel wapens naar linkse zijde werden uitgegeven en daar is tegen geprotesteerd. Dat dit goed is geweest bleek naderhand. Er zijn pogingen ondernomen om ‘de macht in handen te krijgen’ vanwege een bepaalde linkse groep. We mogen van geluk spreken dat dit niet is gebeurd.

Boekwerk

Ik heb slechts een enkel geval van een dropping willen beschrijven, in totaal zou er een boekwerk zijn uit te geven. Na de dood van Tobias Biallosterksi werd dokter Veeneklaas de grote man en op een manier die zich moeilijk beschrijven laat.

Henk Veeneklaas.

Een feit is dat wij geen beroepssoldaten waren, uitgezonderd een enkele. We hadden betrekkelijk sportieve opvattingen t.a.v. de tegenstander, het was moeilijk te begrijpen dat het ‘eerst schieten en vragen wat er loos was’ een vereiste was. Vrouwen liquideren was een al heel moeilijke zaak en toch waren die soms de ergste. Niet alle Moffen waren slecht, het systeem deugde niet en de meelopers waren levensgevaarlijk. Soms had je geen enkele keus en deed je wat er gedaan moest worden of wat er van je verlangd werd.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





7 gedachten over “Tof Hofland: wapenverzamelaar (2)”

  1. Heel mooi dit verhaal,hoewel er wel eens doodangsten werden uit gestaan wij hebben heel veel contact met ome Manes gehad ,en hij kwam geregeld langs.De kinderen mochten in zijn weekendhuisje logeren ,in Curacao Zelf ben ik er ook voor een maand geweest Hij was heel beschermend naar ons toe.Vooral toen mijn man was overleden.Hij zei dan:Het zijn nu ook mijn kinderen.mijn man was: . Kees Schipper.Zoon van Willem Schipper.Hij heeft ook gezien ,dat er 2 Duitse soldaten,voor hun huis werden dood geschoten.Die hadden de wapens in de schuur gezien.Trist maar waar.Behalve de makkers moest iedereen weg,naar het dorp..Magnus vertelde weleens over de oorlog,maar nooit veel. Groeten Trudy schipper de Jong.Spanbroek.

    Beantwoorden
  2. Ik had nooit gehoord over deze heldendaden. Wel dat zijn vader was neergeschoten die een winkel had op de Marktstraat in Wormerveer.
    Ik kende Toffie Hofland zoals hij werd genoemd via mijn grote zussen. Ze waren allen lid van Nereus, een zwemvereniging uit Zaandijk. Wij en Toffie waren elke dag in het zwembad tijdens de oorlog, ik werd verwend door die oudere jongens, die mijn zussen wel interessant vonden.

    Beantwoorden
  3. Dag Eric, mooi dat deze nagelaten herinneringen van Toffie zijn gepubliceerd.
    Aanvulling/correctie: het droppingsveld in Hem, achter de boerderij van Jan en Dieuw Rezelman heet Laloe. Op het pand staat ter herinnering Huize Laloe, Hemmerbuurt 67, Hem.
    Droppingsveld Oliver was in Zwaagdijk, hier was Grote Klaas = tuinbouwer Klaas Snip de commandant. In verhaal 1 schrijft Toffie over een Grote Klaas, mogelijk doelt hij op Klaas Snip. Ik heb een naoorlogse foto waarop te zien zijn de wapenexpert Dirk Huysen, Klaas Snip en nog een voormalig verzetsman. De foto kan ik je sturen, is rechtenvrij.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.