Herman Willem (alias ‘Toffie’) Hofland moest begin oktober 1944 uit Wormerveer vluchten. De Duitsers verdachten deze kleurrijke verzetsstrijder namelijk – overigens onterecht – van betrokkenheid bij de liquidatie van een politieman. Hofland (28-10-1919) dook onder in Spanbroek. Nadien beschreef hij zijn rol bij het bergen van niet minder dan 26 geallieerde wapen- en munitiedroppings in die omgeving (het tv-programma Andere Tijden maakte daar deze documentaire over.)
Deel 1: Hoflands oorlogsleven in kort bestek.
Toffie
Iedereen kent hem als Tof of Toffie. Tijdens zijn – overigens nooit door hem afgeronde – middelbare schooltijd wordt Hofland verbasterd tot ‘Hoffie’. Daarna is het nog maar een kleine stap naar ‘Toffie’. Wanneer blijkt dat in nazi-Duitsland ene Hermann Wilhelm Göring furore maakt, besluit Hofland zijn gegeven voornamen definitief achter zich te laten. Zelfs zijn eigen vrouw zal hem de rest van zijn leven aanspreken met ‘Tof’.
Wanneer blijkt dat in nazi-Duitsland ene Hermann Wilhelm Göring furore maakt, besluit Hofland zijn gegeven voornamen definitief achter zich te laten.
De nazi’s zijn ook in een ander opzicht bepalend. In september 1944 verbergt zijn oom Gerrit Verdonk een parachute, afkomstig uit een aangeschoten geallieerd vliegtuig. Hij wordt betrapt. Een dag later fusilleren de Duitsers hem en drie verzetsstrijders, op een veldje naast de Zaandamse Leeghwaterweg. Een maand later is Toffies vader Dirk aan de beurt.
Represaille
Op 7 oktober 1944 liquideert de Raad van Verzet een collaborerende Wormerveerse politie-inspecteur. Vader en zoon Hofland zijn beiden actief in de plaatselijke illegaliteit. Wanneer ze vernemen dat er vanwege de aanslag huiszoekingen plaatsvinden, besluiten ze om zich te verbergen. Toffie: ‘Ik ging met behulp van een ladder het dak op, mijn vader trok de ladder weg en wilde nog de deur gaan sluiten. Juist toen hij weer in huis was, kwamen de Duitsers in onze woning. Daar ik op het dak zat kon ik niet zien wat er precies gebeurde, doch toen ik na enige tijd weer beneden kwam hoorde ik dat mijn vader gearresteerd was.’ Als represaille voor de eliminatie van de politiechef schiet een vuurpeloton op 11 oktober Dirk Hofland dood, niet ver van zijn woning in Wormerveer. Liever hadden ze diens zoon te pakken genomen, maar Toffie heeft de benen genomen naar West-Friesland. Het laatste halve oorlogsjaar is hij daar onder meer betrokken bij het veiligstellen van door de geallieerde gedropte wapenvoorraden. Het is de enige periode in zijn volwassen leven dat hij met een ander alias dan ‘Toffie’ door het leven gaat: Manus de Wit.
Bescheiden
Over de lotgevallen in Wormerveer vertelt Toffie Hofland na de oorlog alleen aan een select publiek. Over wat hij wel zegt, is hij bovendien bescheiden. Een door de Stichting 1940-1945 gemaakte opsomming geeft een beeld van zijn verzetswerk: ‘Het is begonnen met deelname aan de voorbereiding en bezorgen van het illegale blad Je Maintiendrai. De bladen werden in de verre omtrek tot in Hoorn verspreid. Dit alles speelde zich af in 1943/44. Hij is door H. Langedijk en P. Lust naar Spanbroek gebracht, waar hij aan praktisch alle droppings heeft meegedaan, o.m. op de afwerpterreinen Mandrill en Winnipeg. Hij heeft daarnaast daadwerkelijk meegedaan aan pilotenvervoer, liquidering van Duitsers en NSB’ers.’
‘Hij heeft daarnaast daadwerkelijk meegedaan aan pilotenvervoer, liquidering van Duitsers en NSB’ers.’
Van zijn belevenissen in West-Friesland doet Hofland wel verslag. Hij laat een in oktober 1987 geschreven, uitgebreid verhaal na, waarin hij gedetailleerd weergeeft wat zijn rol is bij het veiligstellen van de gedropte wapens in de kop van Noord-Holland. Ik heb het nooit eerder gepubliceerde epistel vrijwel in zijn geheel overgenomen, zij het hier en daar taalkundig gecorrigeerd. Tussen [ ] duid ik af en toe een opmerking.
Mei 1940
Het is een hele opgave om een echt verhaal uit je geheugen op te diepen en dat netjes op papier te zetten voor een aantal jonge mensen, die van oorlog alleen gehoord hebben en dit nooit (gelukkig maar!) zelf hebben meegemaakt.
Ik was al voor de oorlog dienstplichtig soldaat De Wit ZV, hetgeen ‘Zonder Vooruitzichten’ betekende. In 1940 kwam over de Oostgrens de Mof aangerend, die ons land in z’n geheel bezette, honderden doodde en steden plat gooide. We hadden tot die 10de mei geen oorlog meer gekend in de laatste 100 jaar, dus niemand kon ons uit eigen ervaring vertellen wat ons allemaal boven het hoofd hing. Zelf kwam ik op de 15de mei (1940) tot de conclusie dat er met een bewapening zoals men die ons in de handen had gestopt niets viel te beginnen tegen deze nazi’s. Wel hadden honderden manmoedig, misschien wel duizenden, fel tegen de overmacht gestreden. Onze luchtmacht was vrijwel vernietigd, de marine had een enorme opdonder gekregen en was naar Engeland uitgeweken, gelukkig maar! Ik was niet in staat om aan de weet te komen hoeveel mensen het slachtoffer waren van deze laffe overval, maar wel stond het voor mijzelf vast dat we ons niet bij de nu bestaande situatie moesten neerleggen. Er zou een tijd komen, en ik schatte het volgende jaar al, dat we de Mof zouden kunnen terugslaan. Dat dit alles vijf jaar zou duren kwam niet in me op. Ik was van huis uit een optimist en dat ben ik nog!
Moffenauto’s
We werden, ‘omdat we ook broeder-Germanen waren’, door Hitler naar huis gezonden en voor zover dat mogelijk was gingen we weer aan het werk. We zagen Moffenauto’s naar de fabrieken gaan en alles weghalen. Onze levensmiddelen, kerkklokken, zilveren en gouden munten, machinerieën, kleding, fietsen, auto’s, motorfietsen, autobanden, fietsbanden, kortom alles werd door de rovers weggesleept. En wat deden we: kankeren! En, eenmaal wat wijzer, zorgden we dat [we] de zaken die ze wilden beroven eerst zelf grotendeels stalen en lieten onderduiken. Als mens werd je steeds meer geconfronteerd met de slechtheid van het Duitse systeem. Schoften, boeven, moordenaars; geen woord van minder gehalte werd tegen de Mof gebruikt. De officieren moesten naar Duitsland worden teruggevoerd, hetgeen men op een zeer linke manier had georganiseerd. Men moest zich melden ter controle, maar al diegenen die zich meldden werden meteen achter slot en grendel gezet en naar Duitsland afgevoerd. Je wist zeker dat dat het begin was van het wegvoeren van alle dienstplichtigen.
Als mens werd je steeds meer geconfronteerd met de slechtheid van het Duitse systeem.
Onderduik
In 1941 [moet zijn: 1942] had men de Joden al opgepakt en naar Duitsland overgebracht, waar zij als ratten stierven in de concentratiekampen. Het waren allemaal wel geruchten, maar ik hechtte er wel waarde aan, want een Mof was immers tot alles in staat. Toen dan ook het bericht kwam dat alle voormalige soldaten zich moesten melden in 1942 [in april 1943 kwam het bevel dat alle voormalige Nederlandse militairen in krijgsgevangenschap moesten] dook ik onder en ‘ik zou wel es laten zien’ dat we weigerden hun orders op te volgen, desnoods met een wapen in de hand.
Allemaal mooi gezegd en gedacht, maar waar haalden we de wapens vandaan? Er werden Moffen beroofd van hun wapens. Resultaat: er werden Nederlandse gijzelaars opgepakt en als de wapens niet terugkwamen zouden ze worden doodgeschoten. Dat werkte in de praktijk anders uit dan we hadden gedacht. Hier en daar dook een pistool op, achterovergedrukt direct na afloop van de oorlog, maar dat was onvoldoende.
Bureau Bijzondere Opdrachten
In 1944 kwam een organisatie op gang die verbindingen had met Engeland, waar een Bureau Bijzondere Opdrachten was opgericht, welke agenten en wapens naar Holland zou brengen. Er was een andere organisatie daarvoor opgezet, welke volkomen de mist in ging en wat naderhand het Englandspiel bleek te zijn. Tweeënvijftig mensen die werden gedropt uit Engeland vonden daarbij de dood en het leidde helemaal tot niets [het waren er 54]. Ik zal mij houden aan de droppings door het BBO.
Ikzelf was niet betrokken bij de contacten die met Engeland werden gelegd, daar was ik als dpl. soldaat Z.V. ongeschikt voor. Er waren ‘wijze mannen’ in de ware zin des woords die dit voor elkaar kregen. Mijn naam was veranderd en ik heette op een bepaald moment ‘Manus’ en droeg als achternaam ‘De Wit’. Ik was op mijn persoonsbewijs een controleur van de Nederlandse Aardappel Centrale. Op de foto stond een achterlijk kijkende ‘Manus de Wit’: enkele controles kwam ik vorstelijk door.
Op de foto stond een achterlijk kijkende ‘Manus de Wit’.
Droppings
Ik heb het verhaal over de droppings apart beschreven, de gegevens van de droppings heb ik uit het boek van Eddy de Roever, Zij sprongen bij maanlicht, waaruit ik leerde hoeveel droppings ik zelf heb meegemaakt. Ik heb in dit verhaal slechts een enkele dropping beschreven. Het zou te ver voeren er meerdere te beschrijven. Wél wil ik nog enkele persoonlijke ervaringen noemen.
De meeste Schipper-families waarover ik in dit verhaal schrijf waren alleen betrokken bij de Mandrill-droppings. In Venhuizen, Zwaagdijk, Wijdenes en Spierdijk waren eenzelfde kwaliteit mensen met hetzelfde werk bezig. Zij allen hebben dezelfde risico’s genomen en velen behoren nog tot mijn echte vrienden. Ze bleven op hun bezittingen, kregen controle door Moffen en wisten hen om de tuin te leiden met een glashard gezicht. Velen zijn weer in het dagelijks werk gedoken en men praat er nooit meer over, maar ze verdienen wel de waardering van een Vrij Nederland.
Fel verzet
In de Zaanstreek, waar ik geboren en getogen was, werd steeds feller verzet gepleegd door allerlei van mensen: Gereformeerden, R.K., rooien (SDAP), principiëlen, communisten; kortom, iedereen die de Mof niet langer duldde. Op een gegeven moment schoot men m’n oom dood, even daarna was mijn eigen vader het slachtoffer van de SD. Ikzelf werd gezocht en als ‘gevaarlijk’ aangeduid. Men bracht mij naar Spanbroek, maar dat nam niet weg dat ik, vermomd en wel, toch zeven maal werd herkend. ‘Manus’ was eenvoudig niet te veranderen. Hij had een vreemd figuur, nogal kort en fors, een vreemde zwaaiende loop en noem het maar. Hij bleef ‘Manus’. Men noemde in het politiebericht zelfs de jas die ik droeg en ik moest eenvoudig zorgen uit handen van de Mof of Landwacht te blijven, anders hing mij hetzelfde lot boven het hoofd als mijn oom en vader.
Consternatie
Ik heb in Spanbroek twee droppings in één nacht meegemaakt, hetgeen enorme consternatie teweegbracht, want meer dan veertig containers en manden in één keer was een onding. Bovendien kwamen ze uit twee vliegtuigen die, met de luiken open en waaruit vol licht straalde, voor iedereen zichtbaar waren. Ook dus voor de Mof! Gelukkig hadden we de maatregel van ‘eerst parachutes en dan pas aan de lading werken’ al in praktijk gebracht.
Jan Berkhout, een bekende man van Wadway, lag op z’n knieën op de grond en bad overhard ‘God, alstublieft, bewaar ons voor deze Engelsen.’ Links en rechts gierden de containers naast hem neer en… we hebben het met z’n allen tot een goed einde gebracht.
‘God, alstublieft, bewaar ons voor deze Engelsen.’
Dorst
Ja, we hadden soms onzinnige dorst, vanwege de pillen die we moesten innemen om op de been te blijven [Pervitin of benzedrine]. Dan molken we een koe in een van de boerderijen half leeg en hadden we weer drinken. De boer kon de volgende dag kankeren dat z’n beest zo weinig gaf. Ik heb ook paardenmelk gedronken. Wonderlijk? ’t Is de zuivere waarheid. Een paard kreeg een veulentje dat stierf, zodat een van de jongens die zowel van paarden als van koeien wist het paard molk. En het was toch zonde om die dikke zoete melk weg te gooien, dus ‘Manus’ de alleseter moest het spits afbijten en dronk er heerlijk van.
Dan was er een man die uit Engeland aan een parachute neerkwam en eenmaal aan tafel van de boerderij zat en zei: ‘Ik heb honger, ik wil eerst wat eten.’ Uit zijn bagage haalde hij een heel pak witbrood en wij om de tafel (met de wachten buiten) keken onze ogen uit. Hij snapte er weinig van en zei: ‘Wat zitten jullie te kijken?’ (Het was een Hollander.) ‘Moet je een boterham?’ We ruilden ons donkere brood met zijn wit en aten het als cake.
Slecht ingelicht
Over het algemeen was men bijzonder slecht ingelicht over de situatie in Holland. Hetgeen bleek uit het feit dat ze zilveren munten bij zich hadden, die allang niet meer in omloop waren. Wel waren alle merken uit hun kleren gehaald, doch perfect was er weinig.
Op een zeker moment kregen wij een Noor over, die met een Spitfire in de buurt van Beemster was neergekomen [sergeant Bjarne Aasberg, die op 16-4-1945 neerkwam]. Twee van onze mannen waren op weg naar de Zaan. Ze zagen een Spitvalk over hun hoofd scheren, doken op de grond en zagen toen dat de piloot zich liet zakken in een lange, rechte sloot. De kap van het vliegtuig schoot open op het moment dat hij stil lag. Een klein manneke schoot er razendsnel uit. Puck [Stam] en Wim grepen hem, vroegen hem waarom hij in die sloot landde. Uit zijn antwoord kon men opmaken dat hij dacht dat het een weg was, want zijn voorruit was door een lekke olieleiding vrijwel ondoorzichtbaar. Toen het water over zijn machine spatte, was hij bang dat het benzine was, zodat hij razendsnel benen maakte. Hij werd gehuld in een overall die Wim altijd over zijn gewone kloffie droeg en men plantte hem achter op een fiets. Het bleek een Noor te zijn die bij de RAF diende en uit Noorwegen gevlucht was via Zweden. Hij werd vervoerd naar Spanbroek, en weer hadden we een man meer (te voeden en van wapens te voorzien).
Airforce
Er waren ook twee gunners van de American Airforce in ons midden welke alleen maar met een sterk Amerikaans accent konden praten. Een gesprek met een Schot van de RAF welke in Twisk was neergekomen was onmogelijk, want de ‘soorten Engels’ pasten niet bij elkaar. Dan weer een Noor die zeer vreemd Engels sprak en dan wij die ons nauwelijks verstaanbaar konden maken, op een enkeling na die Oxford-Engels sprak.
Ikzelf heb de Schot naar Amsterdam gebracht per fiets en dat is een verhaal op zichzelf. De Noor hielp met de droppings op Mandrill, schoot tussendoor nog een SD’er neer die getracht had de zaak op te rollen. Hij had een bittere ervaring in Noorwegen en was bijzonder fanatiek. Dat kwam ons wel goed uit overigens, dat is te begrijpen! Naderhand is hij commandant van de Noorse luchtmacht geworden in 1946, woont nu in Spanje en is al jaren gepensioneerd.
De Noor hielp met de droppings op Mandrill, schoot tussendoor nog een SD’er neer.
Vaderlandsliefde
We hebben verliezen geleden in ‘de Noord’. Dat is de nare kant van geschiedenis. Het blijft je altijd bij en deze maten vergeet je nooit. In feite gaat er geen dag, geen ochtend, middag en/of avond voorbij of je wordt aan ‘iets’ herinnerd. Ik ben al jaren uit Holland weg [Hofland emigreerde naar Curaçao], maar ik kan mijn vrienden uit het Noorden nooit en te nimmer vergeten. Als ik overkom, dan zijn zij de eersten waar ik heen ga. Er zijn er die niet meer tot het land der levenden behoren, doch ook hun nazaten houd ik in ere.
Boeren, tuinders, knechten, doodgewone landarbeiders en noem maar op deden mee aan de droppings zonder enige beloning en met het vooruitzicht dat als ze gegrepen zouden worden de dood er op zou volgen. In Holland is het gevoel van vaderlandsliefde uiterlijk niet groot, maar mijn ervaring is dat als het puntje bij paaltje komt er heel velen zijn die zonder ophef verzet aan een bezetter zullen bieden. Voor mij geldt dat het communistisch systeem op wereldheerschappij uit is, ze willen het bereiken via welke weg dan ook. Het liefst zonder oorlog denk ik, maar als het moet heiligen de middelen het doel.
Nostalgie
De mooiste tijd van mijn leven was gedurende deze tijd, het is moeilijk om dit te verklaren, maar ik ben tot de ontdekking gekomen dat dit de waarheid is. Het is een grote nostalgie naar de vriendschap die we met alle soorten mensen hadden. Het maakte niet uit waar je vandaan kwam, wat je afkomst was of welk geloof je had, er was één doel: de Mof eruit en zo gauw mogelijk! Natuurlijk, er waren velen ‘fout’, er waren OW’ers [profiteurs die ‘oorlogswinsten’ maakten door te handelen in schaarse producten], NSB’ers, Landwachters, opportunisten, doodgewone landverraders en ander tuig in ons land. Maar het neemt niet weg dat er ook hele goede mensen waren, en dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking anti-Duits was.
In 1945 ben ik 14 dagen na het einde van de oorlog weer naar huis gegaan, heb m’n werk weer opgenomen en ging over tot de orde van de dag. Dat ik m’n draai in Holland niet kon vinden, was een persoonlijke aangelegenheid. Ik ben geëmigreerd met in m’n ransel de ervaring die ik gedurende 1940-1945 heb opgedaan. Ik voel me een gelukkig mens!
2 gedachten over “Tof Hofland: wapenverzamelaar (1)”
Wat een verhaal. Is dit ook in boekvorm te koop?
Verhalen over deze plaatselijke helden geven de tijd van toen zo goed aan.
Nee, daarvan is nog geen boek. Ik heb begrepen dat er wel wordt gewerkt aan een roman over het leven van Toffie Hofland.