De geboren Zaankanter Pieter Starreveld maakte ruim twintig oorlogsmonumenten. Opvallend genoeg kreeg geen daarvan een plek in de regio waar hij zijn jongste jaren doorbracht. Over het leven van deze beeldhouwer, een van de belangrijkste en productiefste die Nederland telde, verschijnt binnenkort een monografie.
“Pieter Starreveld, J.A. Raedecker, Cor van Kralingen en Mari Andriessen behoren tot de meest gevierde makers van oorlogsmonumenten”, schreef Wim Pijbes op 2 mei 2020 in NRC Handelsblad. Pijbes kon het weten, als (onder meer) oud-directeur van het Rijksmuseum. Mari Andriessen is van het genoemde viertal de aansprekendste, als geestelijk vader van De Dokwerker. Cor van Kralingen maakte onder meer het iconische beeld De vallende man, dat te zien is op de begraafplaats in het Rotterdamse Crooswijk en op acht erevelden in binnen- en buitenland. En John Raedecker gold in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw als de bekendste Nederlandse beeldhouwer. De beelden van het Nationaal Monument op de Dam kwamen van zijn hand. Maar wie is toch Pieter Starreveld?
Symbolische geboortedatum
Starreveld komt in 1911 ter wereld op een datum die gezien zijn latere levensloop symbolisch genoemd mag worden: 5 mei. Zijn wieg staat in Koog aan de Zaan, in wat dan wijk F, nummer 6 heet (de omgeving van de Hoogstraat). Onder zijn voorouders bevinden zich nogal wat zeevaarders, maar zijn vader had toen hij in 1910 trouwde, moeten beloven dat hij aan wal zou blijven. Adolf Starreveld (1888-1970) begint daarom als lasser in de scheepsbouw. Hij en echtgenote Aagje (1889-1964) verhuizen overigens al snel uit Koog. In 1913 staan ze geregistreerd op het Zaandamse adres Oostzijde 402, drie jaar later in Amsterdam. Daar werkt Adolf voor de gemeente. Hij maakt in de hoofdstad straten, legt rails en graaft riolen in. Zoals zovelen die het niet al te breed hebben, verplaatst het gezin de huisraad keer op keer. In de Zaanstreek komen ze echter niet meer terug. Tot zijn huwelijk in 1935 blijft Pieter Starreveld met zijn ouders, twee broertjes en een zusje in Amsterdam. Er is slechts één onderbreking, omdat hij weigert onder de wapenen te gaan. Het gevolg is dat hij in Haarlem vervangende dienstplicht moet doen.
Hij maakt in de hoofdstad straten, legt rails en graaft riolen in.
Op zijn dertiende begint Pieter bij het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, op zijn achttiende aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten in Amsterdam. Daar volgt hij een opleiding tot beeldhouwer. Om zijn lessen te kunnen bekostigen vervaardigt hij eierdoppen, schaaltjes en andere houten gebruiksvoorwerpen. Hij blijkt talentvol. Als lid van kunstenaarscollectief ‘De Trekvogels’ mag hij al 1931, nog tijdens zijn studie, ‘houten voorwerpen, schalen enz’ exposeren, zoals dagblad De Standaard meldt. “Een bezoek aan de tentoonstelling verdient aanbeveling, men vindt er ernstig en pittig werk.” Daarna gaat het rap. De exposities van De Trekvogels volgen elkaar in hoog tempo op. “De kommen en nappen van Pieter Starreveld zijn licht en forsch en aangenaam in de hand”, recenseert De Telegraaf in 1932. De jonge kunstenaar begint naam en opdrachten te krijgen.
Tweede Wereldoorlog
Eind 1935 trouwt Pieter met Johanna (‘Hannie’/’Hanneke’) Stolte, die enkele maanden later een goede vriendin wordt van Etty Hillesum. Eerder was Hanneke verloofd met publicist Menno ter Braak, maar die heeft ze de bons gegeven. Pieter verdient al als twintiger de kost met onder meer beeldhouwwerk, tekeningen en linosneden. Zijn werk bereikt zelfs het Stedelijk Museum. Tegen de tijd dat de Tweede Wereldoorlog zich aandient, mag hij zich een breed gewaardeerd kunstenaar noemen. Een half jaar voor de Duitsers Nederland bezetten, haalt Pieter nog één keer de landelijke kranten, met een plaquette voor de jubilerende muziekrechtenorganisatie BUMA. Pieter ontwikkelt zich tot een veelzijdig talent. Op de site van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis staan achter zijn naam niet minder dan elf kwalificaties: “Beeldgieter, beeldhouwer, emailleur, glasschilder, graficus, grafisch ontwerper, medailleur, monumentaal kunstenaar, pastellist, pentekenaar en tekenaar.”
Al voor de oorlog raakt Pieter betrokken bij het antifascistische verzet.
Al voor de oorlog raakt Pieter betrokken bij het antifascistische verzet. De Nederlandse recherche achtervolgt hem jarenlang omdat hij tegen het ‘bevriende staashoofd’ Hitler gerichte pamfletten maakt, die in Duitsland worden verspreid. Ook vangen Hanneke en hij politieke vluchtelingen uit Duitsland op.
Het links-culturele wereldje waarin het echtpaar Starreveld-Stolte zich beweegt en hun principiële stellingname maakt het bijna onvermijdelijk dat ze in het verzet belanden. Hun weerzin tegen het nationaalsocialisme is al in 1937 publiekelijk zichtbaar. Pieter verbindt dan zijn naam aan een manifest tegen de ‘heerschende geestesgesteldheid in het Derde Rijk’, waar ‘ontaarde kunst’ en hun makers het moeten ontgelden. Het moet hem dan ook vreemd te moede zijn wanneer de bezetter de meisjes-HBS in de Amsterdamse Euterpestraat, waarvoor hij een beeld van een jongen tussen twee hertjes heeft gemaakt, in 1940 confisqueert. Vanaf dat moment wordt zijn kunst bewonderd door leden van de Sicherheitsdienst, die er zijn hoofdkwartier heeft.
Het ‘goede’ deel van de natie kan zijn werk tegenkomen in de illegale uitgaven van Lou Lichtveld (alias Albert Helman). Die schrijft in het ondergrondse blad De Vrije Kunstenaar en maakt verzetspoëzie, waaronder de door Pieter geïllustreerde gedichten De dierenriem (1942) en Sebastiaan (1944). Tot hun coproductie behoren ook drie penningen, waarvan de eerste al in 1940 wordt gemaakt. Op de voorkant verbeeldt Pieter de Duitse overweldiging van Nederland, op de achterzijde is een tekst van Lichtveld te lezen: “Geweld deed wijken ’s lands geluk en zaaide lijken.” In hun omgeving worden veel verzetsstrijders gearresteerd, maar Lichtveld en Starreveld halen heelhuids de bevrijding.
Het verzetswerk blijft niet beperkt tot de samenwerking met Lou Lichtveld. Onder de schuilnaam Lucas Vandervelde illustreert Pieter eind 1943 het een jaar later uitgegeven, door Maurits Mok (nom de plume Hector Mantinga) geschreven gedicht Een naamloos strijder. Het wordt in een oplage van 125 in rood, zwart en blauw gedrukt op, zoals het colofon vermeldt, ‘de persen der naamlozen’.
Naast het ‘papieren’ verzet zijn Pieter en Hanneke ook betrokken bij andere weerstandsvormen. Het contact met Etty Hillesum is in de loop der jaren verwaterd, maar krijgt een nieuwe impuls wanneer de Starrevelds haar in maart 1942 bij toeval tegenkomen. Vanaf dat moment spreken ze vaak af. Pieter verbaast zich over de passiviteit die hij bij veel joden meent te bespeuren. “Waarom verzetten jullie Joden je niet meer?”, roept hij tijdens een van de vele geanimeerde discussies die hij met haar heeft tegen Hillesum. “Het lijkt wel of het in jullie aard ligt om het slachtofferschap te accepteren, na zoveel eeuwen van vervloeking en vervolging.” Hij probeert tevergeefs om Etty over te halen onder te duiken. Zij weigert consequent: “Het heeft geen zin”, reageert ze. “Als wij ons onttrekken, in verzet komen, dan wordt dat gewroken op andere Joden en wordt het allemaal nog veel erger.” Pieter en Hanneke bieden niet alleen Etty Hillesum een schuilplaats aan, maar ook enkele joodse kinderen. Hun ouders slaan het aanbod af.
‘Het lijkt wel of het in jullie aard ligt om het slachtofferschap te accepteren.’
Vrouwelijk naakt
Na de bevrijding heeft Pieter nog wel een privé-oorlogje uit te vechten. Op verzoek van de gemeente Schiedam maakt hij in 1946 een herdenkingsmonument. Het is bestemd voor het plaatselijke Julianapark. Maar het katholieke en anti-revolutionaire smaldeel in de gemeenteraad tekent bezwaar aan: een naakte vrouw in het park gaat hen te ver. Ze zijn in de minderheid, maar op voorstel van de PvdA en de CPN komt er een compromis. Het naakt mag in het park worden geplaatst, mits de begeleidende tekst die naar de oorlog verwijst wordt weggebeiteld. De motie wordt met 17 tegen 12 aangenomen (de meeste confessionelen stemmen tegen). Een tot op het bot beledigde Pieter Starreveld weigert om het bijschrift weg te hakken; een ander moet daarom dat klusje klaren. Pas in 1950 verrijst het beeld op de beoogde plek. Het duurt tot 1967 voor er eerherstel plaatsvindt: het kunstwerk krijgt alsnog de status van oorlogsmonument en een nieuwe begeleidende tekst verwijst naar de verzetsstrijd.
Het Schiedamse naakt is een van de 22 of 23 – de tellingen variëren – oorlogsmonumenten die Pieter Starreveld maakt. Een enorm hoog aantal, maar dat valt bijna weg in zijn totale oeuvre aan nagelaten houten, stenen en bronzen beelden: naar schatting duizend.
Zijn bekendste oorlogsmonument is wellicht Zeeman op de uitkijk, dat te vinden is in de Amsterdamse IJhaven. Het is ook het beeld dat zich zo’n beetje het dichtst bij zijn geboorteplaats bevindt. Zowel in Koog aan de Zaan als in Zaandam staan in de publieke ruimte geen kunstwerken van Pieter Starreveld. Wat dat betreft zijn Amsterdam – zijn woonplaats gedurende zijn jonge jaren – en Amersfoort – waar hij zijn tweede levenshelft woont en op 18 april 1989 overlijdt – beter bedeeld. Daar bevinden zich in de buitenlucht meerdere beelden met zijn signatuur.
Wie meer wil weten over Pieter Starreveld; er is een website aan hem gewijd.