‘Oranje en witte anjers worden van de jassen gehaald’

De eerste weken van de bezetting hielden de nazi’s zich relatief koest in Nederland. In juni en juli 1940 ontstonden de eerste rimpelingen. De politie in Zaandam noteerde bominslagen, rumoer op de zogeheten Anjerdag en antisemitische acties van de NSB. Hieronder een fragment uit mijn in 2025 verschenen boek ‘Het is met geen pen te beschrijven wat ik voelde’.

De Zaandamse politie aan het begin van de Tweede Wereldoorlog (R.R. Pel).

Politierapporten

De goede lezer kan in de politierapporten die tijdens de oorlog worden geschreven soms tussen de regels door de persoonlijke meningen van de dienstdoende agenten ontwaren. Die blijken overheidsbevelen zo te interpreteren dat slachtoffers van het nieuwe bewind er mild of juist ongenadig vanaf komen. Naarmate de oorlog vordert, zijn de politiemannen die kiezen voor obstructie genoodzaakt om steeds voorzichtiger te werk gaan. Joden en deloyale beambten moeten plaatsmaken. NSB’ers nemen hun plaatsen in. De politie wordt meer en meer een werktuig van de bezetter.

Naarmate de oorlog vordert, zijn de politiemannen die kiezen voor obstructie genoodzaakt om steeds voorzichtiger te werk gaan.

Zover is het nog niet in de zomer van 1940. In de aanloop naar de nazificatie koestert de gemiddelde agent de illusie zonder al te opzichtige inmenging van bovenaf zijn dagelijkse werk te kunnen doen. Al ziet dat werk er soms anders uit dan gedurende vooroorlogse jaren.

De aanleg van de Zaandamse Bernhardbrug in 1939/’40, door de bezetter omgedoopt in Troelstrabrug. V.l.n.r. de heiers Leen Langenberg en Muus Dral, gemeenteopzichter Dirk Voet en de Zaandamse agenten IJsbrand Maij, Johannes van der Meij en Henk Taai (Nationaal Veiligheidsinstituut).

23 juni

Omstreeks 9.15 uur n.m. [namiddag] werd telefonisch kennis gegeven dat een Engels vliegtuig aan de overzijde van het Noordzeekanaal was neergestort. Teneinde zekerheid te verkrijgen omtrent de ligging van de plaats waar het toestel brandend was neergekomen, is de agent Tomas per motor in genoemde richting gezonden teneinde een onderzoek in te stellen. Omstreeks 19.30 uur n.m. gaf Tomas telefonisch kennis dat het toestel niet op Zaandams, doch vermoedelijk op Amsterdams grondgebied was terechtgekomen. Hij rapporteerde voorts dat aan de Kanaalkade even tevoren twee personen vermoedelijk door bomscherven of mitrailleurvuur waren geraakt en verwond. De GGD was door hem telefonisch verwittigd. Bij onderzoek bleek dat een zekere Hendrikus Fredriks, dienstpl.[ichtig] soldaat 2.II-G1 R.I., gedetacheerd in deze gemeente (Kazerne Mil.[itaire] Politie Havenstraat), een ernstige wond aan het achterhoofd had bekomen, vermoedelijk veroorzaakt door een scherf van een door voormeld vliegtuig uitgeworpen bom, welke in zijn nabijheid was geëxplodeerd. De zich in zijn gezelschap bevindende Aafje Arends, oud 16 jaar, wonende Onegastraat 57 alhier, was (wellicht door diezelfde bomscherf) aan haar rechterbovenarm getroffen. Beide personen zijn, nadat de artsen Brat en Eisendrath een eerste verband hadden gelegd, per ambulanceauto naar het Gem.[eente] Ziekenhuis alhier overgebracht, alwaar zij ter verpleging zijn opgenomen.

Dokter Bernard Eisendrath met zijn gezin. Geen van de leden van dit joodse gezin uit Zaandam zou de Holocaust overleven (F. Cremer).

Ondergetekende heeft ter plaatse een onderzoek ingesteld. Het bleek dat de bom vermoedelijk tot explosie was gekomen in een hoop zand, op ongeveer 25 meter verwijderd van de plaats waar voormelde gewonden zich hadden bevonden (ter plaatse bevindt zich een opslagplaats van zand, grind, enz.). Van een in de nabijheid staand schuurtje was één zijde eveneens geheel vernield, terwijl de overige wanden zwaar waren beschadigd. Overigens werden door mij geen vernielingen geconstateerd. Tijdens het onderzoek vernam ik dat ook bominslagen hadden plaatsgevonden bij het woonwagenkamp. Ik heb onmiddellijk [agent] Tomas daarheen gezonden teneinde een onderzoek in te stellen.

Bij terugkomst omstreeks 10.15 uur meldt Tomas dat op ongeveer 100 meter ten westen van het kamp twee bommen waren ingeslagen, één in de dijk en één in het bouwland. Een kampbewoner, genaamd Marinus van Petersen (nadere gegevens nog niet bekend) is door een scherf aan een zijner armen zwaar gewond en eveneens per ambulanceauto naar het Gem. Ziekenhuis overgebracht. Een aan de dijk langs het Noordzeekanaal grazend paard is eveneens door een bomscherf geraakt en onmiddellijk gedood. De kampbewoners waren bevreesd voor meerdere bomaanvallen en wilden met hun wagens het kamp verlaten. Als voorlopige standplaats is hun het brede gedeelte van de Adr.[iaan] Roggestraat aangewezen, in afwachting van nadere maatregelen.

Een aan de dijk langs het Noordzeekanaal grazend paard is eveneens door een bomscherf geraakt en onmiddellijk gedood.

Daar het inmiddels vrij donker was geworden, is hedennacht bij het woonwagenkamp een agent geposteerd, totdat ter plaatse een nader onderzoek zal zijn ingesteld. Bij informatie aan het Gem. Ziekenhuis omstreeks 11.00 uur n/m werd opgegeven dat de toestand van Fredriks en Petersen vrij ernstig was. De toestand van het meisje Arends was vrij goed. Tomas dient van zijn bevindingen afzonderlijk rapport in. Bij onderzoek in het kaartregister overtredingen blijkt van Petersen voornoemd is genaamd: Marinus van Petersen, geb. 14-8-1914 te Heerlen, wonende in woonwagen G-195, woonwagenkamp alhier.

24 juni

Te 9 uur v.m. [voormiddag] geeft Klaas van der Ben, oud 42 jaar, los werkman, wonende te Zaandam Torneastraat 24, kennis dat hij gistermiddag omstreeks 8.30 uur in de Nieuwe Zeehaven achter de Noritfabriek twee bommen heeft zien vallen uit een vliegmachine. Deze bommen zijn niet ontploft, reden waarom Van der Ben gevaar ducht voor schippers.

27 juni

Te 10.50 u n.m. geeft de C.v.P. [commissaris van politie] telefonisch kennis, dat Dr. Levend bericht heeft gezonden dat de dienstpl. soldaat Hendrikus Fredriks v/h 2-II-G1 R.I. gedetacheerd alhier, slachtoffer v/h bombardement van 23-6-’40 n.m. 10 uur, heden in het Gem. Ziekenhuis alhier is overleden.

29 juni

Een groep NSB’ers van 16 à 20 man rukte in de Westzijde en de Frans Halsstraat van de voorbijgangers de bloemen van de jas.

4 uur namiddag. Komen a/h bureau Gerrit Koops, oud 22 jaar, wonende Langestraat 53, en Willem Zwolsman, oud 38 jaar, wonende Tuinstraat 51, die kennis geven dat even tevoren door een groep in de uniform der NSB geklede personen een bloem, die zij in het knoopsgat van hun jas droegen, was afgerukt terwijl zij in de Westzijde liepen. Ook wordt door meerdere personen, w.o. Vink, Frans Halsstraat, en Jacobs, v. Ostadestraat 12, telefonisch kennis gegeven dat een groep NSB’ers van 16 à 20 man in de Westzijde en de Frans Halsstraat van de voorbijgangers de bloemen van de jas rukten en uitgestoken vlaggen beschadigen. [De agenten] Mus en De Grebber per motor erheen gezonden, die bij terugkomst meldden dat zij geen ongeregeldheden hadden gezien. Later meldt I.v.P. [inspecteur van politie] dat bedoelde groep NSB’ers door de kringleider [Johannes van] Wordragen naar het [NSB-]Kringhuis is gedirigeerd.

Het Kringhuis van de NSB in Zaandam, 27-1-1941 (Gemeentearchief Zaanstad).

8 uur
Rapporteert inspecteur Van Doorn dat in de Westzijde voorbijgangers door NSB’ers worden lastiggevallen. Oranje en witte anjers worden van de jassen gehaald. Bij informatie te Amsterdam bleek dat daar o.a. het dragen van oranje en anjers verboden was. In overleg met de burgemeester is het publiek verzocht oranje en witte anjers weg te doen.

9.30 uur
Werd door In ’t Hol, Texelstraat alhier, telefonisch assistentie verzocht voor een relletje met NSB’ers op de Provincialeweg aldaar. V.d. Schaaf, Mus en De Grebber erheen gezonden, die bij terugkomst meldden dat zij geen ongeregeldheden meer hadden gezien en dat bedoeld groepje NSB’ers in de richting Koog a/d Zaan waren vertrokken.

19 juli

Twee meisjes plakten gisterenavond op de gevel van zijn winkel een biljetje met opschrift: ‘Nederlanders koopt niet bij joden.’

Te 12.45 uur n.m. [namiddag] komt hier [stoffenverkoper Isaac] Snoek, won. alhier Westzijde 18, die klaagt dat twee meisjes gisterenavond te plusminus 9.15 uur op de gevel van zijn winkel een biljetje, groot 15 x 10 cm., hebben geplakt met opschrift: ‘Nederlanders koopt niet bij joden.’ Dit is gezien door de bewoners van de Florabioscoop alhier, die ook bedoeld biljet weer hebben verwijderd. Snoek heeft aan niemand vergunning gegeven om zulks op zijn huis te plakken. Aan het personeel medegedeeld om een en ander tegen te gaan.

De winkel van Isaac Snoek in de Westzijde, 1945 (Gemeentearchief Zaanstad).

Te 2.50 uur n.m. meldt Moerdijk, in verband met de mutatie van 12.45 uur, dat gelijke biljetjes gisterenavond tussen 10 en 11 uur ook zijn bevestigd geweest op de winkel van ‘Goudal’, Ged. Gracht, en op die van [Benjamin] Drilsma in de Damstraat. Uit het onderzoek is niet gebleken de herkomst dier biljetjes, en ook niet door wie deze zijn opgeplakt.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.