Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Gevluchte oorlogsmisdadiger wierf gastarbeiders voor Zaanse wapenfabriek

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevond zich op het Hembrugterrein een van de grootste en belangrijkste Zaanse verzetshaarden. Zowel tientallen werknemers als de directeur waagden daar hun leven in de strijd tegen het nazisme. Desondanks ging deze wapen- en munitiefabriek begin jaren ’70 in zee met de tot levenslang veroordeelde, maar naar Spanje gevluchte oorlogsmisdadiger Auke Pattist.

Auke Pattist in SS-uniform, jaren ’40.

Douwe Soepboer, Frans den Hollander, Sjef Swolfs; het zijn maar drie van de talloze medewerkers op het Hembrugterrein die tussen 1940 en 1945 in opstand kwamen tegen de Nieuwe Orde. Terreinbewaker Soepboer en directeur Den Hollander overleefden met het nodige geluk de bezettingsjaren, laborant Swolfs stierf voor het vuurpeloton. Dat lot was na de oorlog ook hun tegenstander Auke Bert Pattist (Bilthoven, 9-10-1920) toebedeeld, als het aan de openbaar aanklager had gelegen. ‘Over ’t algemeen ben ik geneigd in zaken van voortvluchtige delinquenten een levenslange hechtenis te vragen’, sprak procureur-fiscaal J.E. de Ranitz in september 1948. ‘Ook houd ik mij het liefst verre van een ingrijpende straf als de doodstraf. In deze zaak zie ik evenwel geen andere mogelijkheid dan het Hof te verzoeken deze verdachte tot de doodstraf te veroordelen.’ Het Bijzonder Gerechtshof besloot Auke Pattist een levenslange celstraf te geven.

‘In deze zaak zie ik evenwel geen andere mogelijkheid dan het Hof te verzoeken deze verdachte tot de doodstraf te veroordelen.’

Dat het zover niet kwam, had te maken met Pattists ontsnapping uit gevangenschap. Bij een bezoek aan de tandarts sloeg hij op de vlucht en wist uiteindelijk, via Duitsland en Frankrijk, in 1951 Spanje te bereiken. Onder het fascistische Franco-bewind verkreeg hij de Spaanse nationaliteit. Nederlandse uitleveringsverzoeken haalden niets uit; tot zijn dood bleef Pattist in Spanje.

‘Klappen’

Dat Pattist geen kleine oorlogsmisdadiger was, blijkt uit oude krantenverslagen en zijn strafdossier bij het Nationaal Archief. Onder invloed van zijn NSB-vader en -moeder bezocht Pattist na zijn middelbare school het door de Duitsers opgerichte nationaalsocialistische politie-instituut Schalkhaar. In 1942 behaalde hij zijn diploma en vertrok naar Amsterdam. Zijn politie-eenheid hield zich daar bezig met het oppakken van duizenden joden.

Auke Pattist als tiener met zijn ouders.

In oktober 1943 trad Pattist toe tot de Waffen-SS, het jaar daarop bevond hij zich met tachtig rekruten in Hollandscheveld. Zijn verblijf in die Drentse plaats zou hem de titel ‘Beul van Hollandscheveld’ opleveren. Hij joeg met zijn collega’s fanatiek op joden en verzetsmensen en maakte zich schuldig aan martelingen. ‘Ik kan en wil niet ontkennen dat er zich te Hollandscheveld door ons heel wat heeft afgespeeld wat onmenselijk was’, zou Pattist na de oorlog verklaren. ‘Tijdens de verhoren werden de arrestanten mishandeld door hen met de vlakke hand in het gezicht te slaan ofwel met de steel van een granaat te slaan. Ook is het voorgekomen dat de arrestanten door slagen met een karwats in het gezicht tot een bekentenis werden gedwongen.’ Er waren geen alternatieven, meende de ‘beul’. ‘In een oorlog vallen nu eenmaal klappen. Ik had de opdracht om zoveel mogelijk tegenstanders van ons systeem uit de weg te ruimen’, verweerde Pattist zich in 1979 tijdens een zeldzaam tv-interview.

Pattist als Untersturmführer.

Artillerie-Inrichtingen

In het Spaanse Oviedo werd Pattist directeur van een vertaalbureau. De Hoogeveense amateur-historicus Albert Metselaar spoorde hem daar op en begon in de jaren ’90 een briefwisseling met de man die hoog stond op de lijst met gezochte oorlogscriminelen. Daarbij kwam onder meer het werk ter sprake dat Pattist had verricht voor het in Zaandam gevestigde Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen (A.I.), het latere Eurometaal en in de volksmond Hembrug geheten. ‘In ’72 of ’73 vroeg een vakantiekennis, toentertijd onderdirecteur van Hembrug, mij of ik gastarbeiders wist voor zijn fabriek’, schreef Pattist aan Metselaar. ‘Ik plaatste een advertentie in een provinciale krant en de volgende dag stonden er ongeveer 300 mensen voor mijn deur. Na een uur kreeg ik bezoek van een politie-inspecteur, die proces-verbaal opmaakte omdat de Spaanse staat het monopolie had op het uitzenden van gastarbeiders. Ik kreeg een boete van 2000 gulden en heb toen direct Hembrug gebeld.’

De weduwe van de ‘vakantiekennis’, C. de Rochemont, bevestigde desgevraagd het contact. Volgens Pattist werd de boete dankzij de Nederlandse ambassade teruggebracht tot 200 gulden. Een delegatie van drie medewerkers van de Artillerie-Inrichtingen en een ambassade-attaché zouden Pattist enkele weken later thuis hebben bezocht. ‘Daar hebben we samen met een gedelegeerde van de Spaanse immigratiedienst drie dagen lang gastarbeiders gekeurd en samen gegeten, geborreld en gekletst. Die boete van 200 gulden werd door Hembrug als bedrijfskosten opgevoerd’, aldus de veroordeelde oorlogsdelinquent. ‘De namen van de heren herinner ik me helaas niet meer. Voor mij was het gewoon een vertaalklus. Twee jaar later kwamen ze nog eens terug voor zaken met een wapenfabriek in Asturias. Hembrug was inmiddels opgeslokt door Eurometaal.’ Vier jaar daarna had hij in Oviedo contact met twee voormalige A.I.-ingenieurs. ‘Samen met twee Duitsers van Dynamit-Nobel en de voormalige Waffen-SS-kolonel Otto Skorzeny hebben we samengewerkt in verband met een verdrag met een Spaanse kanonnenfabriek. En dit alles onder mijn eigen naam en adres.’

Brief

‘In 1971/72 werd zelfs mijn hulp verzocht voor het aanwerven van buitenlandse (Spaanse) arbeiders voor de Staatsartillerie-Inrichtingen Hembrug.’

Toen De Telegraaf hem in 1984 een ‘gevluchte gangster’ noemde, pikte Pattist dat niet. Hij stuurde brief op poten naar de redactie waarin hij zichzelf neerzette als een vrijheidsstrijder en anti-communist. En passant noemde hij ook nog even zijn werkzaamhden voor de Artillerie-Inrichtingen: ‘In 1971/72 werd zelfs [door de Nederlandse ambassade] mijn hulp verzocht voor het aanwerven van buitenlandse (Spaanse) arbeiders voor de Staatsartillerie-Inrichtingen Hembrug. Hierover heb ik nog korrespondentie met de Ambassade bewaard en ter gelegenheid van die werving heb ik toen met een Attaché van uw Ambassade en een paar ingenieurs van Hembrug drie keer in Gijón (havenstad van Asturias) gedineerd.’

Pattists brief aan De Telegraaf.

Van Mierlo

Minister Van Mierlo bevestigde in 1995 na vragen van GroenLinks de attachébemiddeling over de opgelegde boete. Volgens hem vond een en ander al plaats in 1970. De inspanningen van de Artillerie-Inrichtingen, Eurometaal en rijksoverheid zijn des te merkwaardiger, omdat Auke Pattist bekendstond als nationaalsocialist. Tot aan zijn dood maakte hij geen geheim van zijn nog altijd levende liefde voor het nazisme. Zijn naoorlogse proces had de dagbladen gehaald. En in het logo van zijn vertaalbureau prijkte een nazistisch runenteken.

Het logo van Pattists vertaalbureau.

De gang van zaken roept de vraag op of de betrokkenen destijds ziende blind waren, simpelweg omdat hen dat beter uitkwam. Hoe dan ook, Pattist kon zijn werkzaamheden ongestoord uitvoeren en wist ondanks uitleveringsverzoeken uit handen te blijven van de Nederlandse rechters. Nadat de Spaanse rechtbank in 1983 een stokje stak voor zijn uitlevering poseerde Pattist triomfantelijk voor de camera, een glas champagne in de hand. Het duurde tot maart 2001 voor hij in zijn nieuwe thuisland overleed, 80 jaar oud.

Pattist proost op het mislukken van zijn uitlevering, 1983.

Hier een Brandpunt-documentaire uit 1994 over Auke Pattist.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





1 gedachte over “Gevluchte oorlogsmisdadiger wierf gastarbeiders voor Zaanse wapenfabriek”

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.