Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Nazidocent in oorlogstijd, mensenredder bij watersnoodramp

De man die als radiotelegrafist tijdens de watersnoodramp van 1953 honderden Zeeuwen het leven redde, was tijdens de Tweede Wereldoorlog een gewillig instrument van de nazi’s. In beide gevallen speelde zijn zendapparatuur de hoofdrol.

Begin 2023 dook zijn naam meermalen op in de Nederlandse media. De aanleiding: de zeventigste herdenking van de watersnoodramp in Zeeland. Ferdinand August Bakker (Grisee/Indonesië, 2-12-1912) bleek in februari 1953 een mensenredder. Dankzij zijn noodoproep – de enige verbinding met de buitenwereld – voeren er onmiddellijk Urker vissers uit om mensen die omgeven waren door kolkend water in veiligheid te brengen. Opvallend en nu voor het eerst in de openbaarheid: de levensreddende radiotechnicus probeerde acht jaar eerder Hitlers Duizendjarig Rijk overeind te houden. Zijn wapens toen: zenders waarmee hij nazistische spionnen klaarstoomde.

Ferdinand Bakker in het boek ‘In het woedend golfgeklots’.

Breskens

Op 31 januari 1953 besluit de Urker schipper Louwrens Hoefnagel om met zijn bemanning in het Zeeuwse dorp Breskens te blijven. Het KNMI heeft harde wind voorspeld. Hoefnagel maakt zich zorgen over zijn boot. Hij wil een oogje in het zeil houden en nog niet afreizen naar zijn woonplaats. Op zijn viskotter UK41 Sumus Umbra merkt hij hoe het weer omslaat.

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 geselt een storm de Nederlandse kust. Vloed en springtij stuwen het onstuimige zeewater nog verder op. De noordwestenwind doet de rest. De hoogste waterstand in een eeuw is te veel voor de zwakke Zeeuwse dijken. ‘Het water kwam haast sprongsgewijs met elke nieuwe hoge golf’, registreert de commandant maritieme middelen, Christiaan van Waning. ‘Op velen maakte deze vloed een bovennatuurlijke indruk.’ Miljoenen liters ijskoud zeewater kolken over de laaggelegen gebieden. In Zeeland storten de eerste huizen in.

Tegen de tijd dat de omvang van het natuurgeweld indaalt bij de getroffenen zijn vrijwel alle verbindingen met de rest van Nederland verbroken.

Noodklokken

’s Morgens zakt het water en lijkt het ergste voorbij. De schade is groot, maar niemand denkt deze zondag aan ontruiming van de eilanden. Dat optimisme is voorbarig en fataal. Tijdens het late middaguur stijgt de zee weer snel. De wind trekt opnieuw aan. Dijken breken door. De polders veranderen in een ravage. Noodklokken luiden, maar ontsnappen is voor velen onmogelijk. Een massieve overstroming bedreigt honderdduizenden mensen en dieren in Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland.

Oude Tonge in februari 1953 (Nationaal Archief).

Tegen de tijd dat de omvang van het natuurgeweld indaalt bij de getroffenen zijn alle verbindingen met de rest van Nederland verbroken. De telefoon is uitgevallen, andere communicatiemogelijkheden ontbreken. Van Waning: ‘Inderdaad schijnt op zondag geen enkel bericht over de ramp, zoals zij zich op Schouwen en Duiveland voltrok, tot de buitenwereld en met name tot Middelburg en Den Haag te zijn doorgedrongen.’ Zeeland is afgesloten van de rest van Nederland en buiten de eilanden lijkt niemand zich de immense nood te realiseren.

‘Grote nood’

Louwrens Hoefnagel is aan zijn boordradio gekluisterd. In de nacht van zondag op maandag vangt hij een noodsignaal op. ‘Hallo PA nul XX te Hellevoetsluis op het jacht May-Be’, hoort hij. ‘Wilt u helpen? Wilt u opstomen? Er is hier grote nood onder de mensen’, klinkt het in Hoefnagels kajuit. De Urker schipper reageert onmiddellijk. ‘Hier Louw Hoefnagel van Sumus Umbra. Hoort u mij? Over.’ ‘Vaart u uit! Vaart u uit!’, roept een stem aan de andere kant. Hoefnagel antwoordt: ‘Als er mensen in nood zijn, dan varen wij uit. Zeg mij hoe we varen moeten.’ Hij laat de trossen losgooien en trotseert, vergezeld door twee broers en twee matrozen, de storm. Via de Westerschelde zet hij in het donker koers richting Vlissingen. In zijn kielzog volgt de gehele, zestien schepen tellende Urker vissersvloot. De reddingsactie is begonnen, nog voor de daarvoor verantwoordelijke autoriteiten in actie kunnen komen. Had ‘PA nul XX’ geen alarm geslagen, dan waren er veel meer dan 1800 mensen in de golven ten onder gegaan.

De reddingsactie is begonnen, nog voor de daarvoor verantwoordelijke autoriteiten in actie kunnen komen.

De UK-41 van Louw Hoefnagel (Hulpvloot1953.nl).

Heldenepos

In 1978 krijgt de naam van de man die de aanzet gaf tot dit heldenepos een plek in een voetnoot. ‘De heer F.A. Bakker uit Hellevoetsluis heeft met zijn noodzender vanaf het motorjacht May-Be eerste berichten uitgezonden en zo in feite de kommunikatie op gang gebracht’, aldus Tussen Waterweg en Haringvliet, een boek van de Rotary in Brielle. Het duurt tot 1987 voor Ferdinand August Bakker zelf naar voren treedt en zich bekendmaakt als de mensenredder van Zeeland en omgeving. In In het woedend golfgeklots vertelt hij langdurig en geëmotioneerd over zijn bepalende rol, 35 jaar eerder.

Ferdinand Bakker in het boek ‘In het woedend golfgeklots’.

Geen zender

Nadat hij in de ziedende storm heeft geholpen bij het afdammen van de stroom die zijn woonplaats Hellevoetsluis bedreigt, beseft Bakker dat Zeeland eveneens groot gevaar loopt. Hij wil de buitenwereld alarmeren. Maar hoe? ‘Ik had geen zender en wist er ook geen. Tja, aan boord van vissersschepen, daar hebben ze wel zenders, maar waren er hier bereikbare schepen in de buurt?’ In de haven ligt een groot jacht. ‘Ik ben naar de schipper van het jacht gegaan, ene heer Bouman, en ik zei: “Joh, moet je horen, die zender op May-Be moet ik hebben, want we verdrinken hier straks allemaal.”’

‘Er drijven hier mensen rond op deuren, op hooimijten.’

Hoewel Bouman daartoe niet gemachtigd is – hij is niet de eigenaar van de boot – geeft hij toestemming. Via Radio Scheveningen krijgt Ferdinand Bakker een kanaal om noodoproepen te verzenden. Hij begint te seinen. Vanuit Zeeland bereiken hem berichten over de ramp die daar gaande is. ‘Men seinde mij: “Hier meldt zich de opperwachtmeester van de politie van Tholen. Er drijven hier mensen rond op deuren, op hooimijten, enzovoort…” ’t Was onvoorstelbaar.’ Het zijn dramatische taferelen waar de autoriteiten buiten het rampgebied geen weet van hebben. De verslaggever: ‘Hier laat Ferdinand Bakker het even afweten. Tranen verduisteren een moment zijn blik. Zijn lippen verkrampen.’ Wanneer Bakker weer in staat is om te praten, vertelt hij ‘drie dagen en drie nachten aan één stuk door geseind’ te hebben. ‘Toen was ik totaal op!’ Dankzij zijn snelle en onophoudelijke inspanningen kunnen er veel levens worden gered.

Walcheren, februari 1953 (Nationaal Archief).

Zwijgzaamheid

In het artikel komt Bakkers jeugd in Nederlands-Indië ter sprake – de verslaggever mag het woord ‘Indonesië’ niet gebruiken –, zijn terugkeer naar Nederland als zeventienjarige en zijn verblijf op de MTS in Haarlem. Hij haalt de diploma’s elektro- en radiotechniek. ‘In 1935 had ik al een zender.’ Daarna verspringt het interview naar 1953. De jaren 1940-1945 blijven buiten beschouwing.

Decennialang bleef onbekend wie er schuilging achter ‘PA nul XX’. De maker van In het woedend golfgeklots lijkt niet te hebben gevraagd naar de oorzaak van Bakkers decennialange zwijgzaamheid. De hoofdpersoon vertelt ook niet uit zichzelf waarom hij zo lang in de luwte wilde blijven. Maar misschien had hij daar een goede reden voor.

Nieuwe Orde

Ferdinand Bakker begint in 1930 met een studie werktuigbouwkunde en elektrotechniek aan de Haarlemse Middelbare Technische School. Na zijn studie vestigt hij zich in Haarlem als radiotechnicus. Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Bakker voelt zich aangetrokken tot de Nieuwe Orde. Hij meldt zich als vrijwilliger bij het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn. Daar wordt gezocht naar mensen die geheim agenten in opleiding de fijne kneepjes van de radiotelegrafie kunnen bijbrengen. ‘Misschien kunt u mij in de strijd tegen de geheime zenders inzetten’, solliciteert Bakker. Via de nazistische vakcentrale NAF, de NSNAP en de NSB komt hij in Duitsland terecht.

‘Misschien kunt u mij in de strijd tegen de geheime zenders inzetten’, solliciteert Bakker.

Haarlem’s Dagblad, 6-5-1938.

‘Iwanowitch’

In het Duitse Lehnitz, iets ten noorden van Berlijn, gaat hij aan de slag als instructeur van aankomende nazistische spionnen. ‘Verder wierf hij in Nederland mensen aan die als agent van de spionagedienst, na een eventuele bezetting door de geallieerden, moesten achterblijven om radiotelegrafische berichten door te geven. Dit betreft het z.g. I-(invasie)net’, is te lezen in zijn naoorlogse strafdossier. Alle docenten en cursisten in Lehnitz hebben een schuilnaam. Bakker gaat door het leven als ‘Iwanowitch’.

In april 1943 haalt Bakker zelfs zijn gezin naar Berlijn. Het idiote toeval wil dat ze in Lehnitz komen te wonen in de Florastrasse 17. Begin jaren dertig woont Bakker in Haarlem in de Florastraat 17, het adres waar hij zijn eerste zendvergunning ontvangt. Een paar jaar later verhuist hij naar de Jan Gijzenkade. Dat is de plek waar op 12 februari 1945 als represaille de Nederlandse verzetsleider Walraven van Hall en zeven anderen worden gefusilleerd. Bakker krijgt dat niet mee; hij bevindt zich dan nog elders.

Wannsee, met het Havel-Institut.

Wannsee

Ferdinand Bakker pendelt maandenlang heen en weer tussen het noordelijk van Berlijn gelegen Lehnitz en de spionnenschool in Wannsee. Die laatste wijk met zijn vele nationaalsocialistische gebouwen is kwetsbaar voor luchtbombardementen. De zogenaamde ‘Sprachschule’ in Lehnitz ligt geïsoleerder en heeft daardoor minder kans op voltreffers. Dit reservestation kan in noodgevallen de functies van het grotere Havel-Institut in Wannsee overnemen.

Ferdinand Bakker werkt meestentijds in het drie verdiepingen tellende SS-radiocentrum dat ogenschijnlijk een talenschool is. In werkelijkheid leren de uit bezet Europa, Iran en Argentinië aangevoerde cursisten er hoe ze zenders moeten bedienen. Bakker – al vanaf zijn jonge jaren fervent marconist en sinds de bezetting van Nederland een al even enthousiaste nazistische volgeling – repareert in Lehnitz radiozenders en vult ook nog wat uren met vertalen. Verder bouwt hij aan een stay-behind-netwerk door zendamateurs te werven. Mocht het komen tot een geallieerde invasie, dan kan dit Invasions-Netz van achter de heroverde linies berichten doorgeven. Tussen de bedrijven door brengt Bakker de overgekomen cursisten de fijne kneepjes van het zenden bij. ‘Praktisch kwam het hier op neer dat de aanwezige Duitse personeelsleden voor zover het technische aangelegenheden betrof dit aan mij overlieten’, vertelt hij in 1945.

Eerste pagina van een verhoor van Ferdinand August Bakker, 1945 (Nationaal Archief).

Proefverbinding

Bakker: ‘De personen die klaar waren met hun opleiding moesten een proefverbinding kunnen maken en onderhouden met een tegenstation.’ De deelnemersaantallen variëren van een handvol tot twintig cursisten. De overwegend Duitse docenten hebben het zwaar. De gebruikte apparatuur hapert, veel leerlingen missen de benodigde basiskennis en de taal vormt soms ook een barrière. Volgens Bakker bakken de cursisten er weinig van. ‘De technische test werd door mij afgenomen. Er werd mij verzocht zoveel mogelijk mensen goed te keuren in verband met het geringe aantal dat beschikbaar was, terwijl de aanwervers een goede indruk wilden maken bij hun superieuren.’

Bakker voelt zich gedwongen om positieve oordelen te geven over mannen ‘die absoluut onbruikbaar waren’.

Seehof

In mei 1944 wordt Ferdinand Bakker naar Seehof – beter bekend als het Catshuis – gestuurd, een internationale spionnenschool in Den Haag. Volgens een collega ‘om Arabieren, die aldaar in opleiding waren, af te richten.’ Bakker: ‘Enkele van deze Arabieren moesten als radiotelegrafist dienstdoen. De anderen werden opgeleid als saboteurs.’ Hij repareert in de hofstad ook zenders, keert na drie weken terug naar Berlijn, maar is in juli 1944 weer terug in Den Haag. Ook werkt hij in Oxerhof, een vlakbij Deventer gelegen soortgelijk instituut als Seehof. ‘Bakker was de man van de Auslandspionage‘, aldus een collega. ‘Bakker was pro-Duits.’

In augustus lopen de activiteiten op beide spionnenscholen ten einde. De geallieerden rammelen aan de poorten. De Agentenschule-West en Oxerhof (alias ‘Kuhhof’) worden opgeheven. Bakker blijft desondanks tot mei 1945 verbonden aan het Reichssicherheitshauptamt. ‘Van begin 1945 tot de capitulatie van Duitsland was Bakker te Enschede en verzorgde de telegrafisten boven de IJssel’, weet een van zijn superieuren.

Het interieur van Seehof alias Agentenschule-West in 1945 (Gemeentearchief Den Haag).

Na de bevrijding belandt de radiotechnicus in gevangenschap. Daar ontmoet hij een naar het verzet overgelopen voormalige collega. ‘Jou krijgen we nog wel, ook al is de oorlog nu voorbij’, voegt Bakker hem toe. Op 22 april 1948 veroordeelt het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam hem tot zeven jaar cel ‘van vrijwillig in vreemde krijgsdienst treden’. Het lot wil dat hij vervroegd wordt vrijgelaten. Ferdinand Bakker is daardoor net op tijd beschikbaar om in februari 1953 zijn reddende noodsignalen de wereld in te zenden.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.