In de Zaanstreek werden tussen 1943 en 1945 ruim twintig mannen en vrouwen gedood door de illegaliteit. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat door deze liquidaties twee tot vier keer zoveel slachtoffers vielen als op grond van het Zaanse inwonertal kan worden verwacht. Verwonderlijk is dat niet; het verzet in de Zaanstreek was bovengemiddeld actief.
Het aantal aanslagen op collaborateurs, zwarthandelaars en dieven bleef echter niet beperkt tot de twintig die elders op deze website zijn terug te vinden. Een handvol pogingen om tegenstanders uit de weg te ruimen mislukte namelijk. Hieronder een aantal namen van slachtoffers die wel het doelwit waren van het Zaanse verzet, maar de executiepoging voor zover bekend overleefden. Uitgebreider informatie is te vinden in mijn boek Korte metten. De Zaanse liquidaties (1940-1945). Het is verkrijgbaar via iedere boekhandel.
‘Gekke Gerrit’ Jongsma
Het waarschijnlijk eerste doelwit van de regionale illegaliteit is de Krommenieër burgemeester Anton Gerrit Jongsma. Op dezelfde dag dat deze fanatieke NSB’er een kogel op zich afgevuurd krijgt, wordt er ook een aanslag gepleegd op de Zaandijkse Willem Korf. Beide pogingen mislukken overigens, al raakt Korf wel zwaar gewond.
In zijn memoires wijdt Jan Brasser, in 1943 de plaatselijk leider van de Raad van Verzet (RVV), een halve pagina aan de aanslag op de gehate Jongsma (bijnaam ‘Gekke Gerrit’). ‘Op 27 september 1943 liep ie in de Badhuislaan, z’n hond uit te laten. En twee jongens die tot de RVV behoorden en die die opdracht van mij hadden gekregen, die schoten ‘m in z’n borst’, aldus Brasser. Kort daarna ziet de communistische verzetsman een exemplaar hangen van het NSB-blad Volk en Vaderland. ‘Er stond ook in: aanslag op kameraad Jongsma, burgemeester in Krommenie. Kogel in portefeuille blijven steken. Dat zal wel een combinatie van afstand, licht kaliber pistool en dikke portefeuille geweest zijn, dat de kogel bleef steken dus hè.’
De herinneringen van Brasser sluiten aan bij die van Jongsma. De burgemeester laat de NSB een dag later verslag doen van de aanslag: ‘Hij liep met zijn hond op de openbare weg en werd door twee wielrijders ingehaald, die hem voorbijreden en een schot in de borst afvuurden. De kogel bleef in zijn portefeuille steken. De burgemeester is ongedeerd. Doordat hij op zijn hond viel, kon hij deze de daders niet achterna zenden.’
‘Twee jongens die tot de RVV behoorden en die die opdracht van mij hadden gekregen, die schoten ‘m in z’n borst.’
Jan Bloemsma
Een maand na de mislukte aanslag op Jongsma gaat het opnieuw mis, dit keer bij de hulpagent Jan Bloemsma. Deze NSB’er, die woont in de Koogse Tulpstraat 7, is het doelwit van Nico Rem, een lid van de ‘wilde’ verzetsorganisatie Koog-Bloemwijk. In 1984 schrijft Rem -eerder mede-verantwoordelijk voor de moordpoging op Willem Korf- daarover: ‘In oktober 1943 werd een aanslag gepleegd op het leven van de politieagent Bloemsma te Koog a.d. Zaan. Bloemsma was een fanatiek NSB’er (W.A.-man) en onderhield contacten met de SD. Deze aanslag, welke gepleegd werd door ondergetekende, mislukte evenwel. Later zijn nog 2 pogingen gedaan. Waarschijnlijk argwanend geworden, kreeg men evenwel geen redelijke kans meer hem te benaderen.’ Ook Bloemsma haalt levend het eind van de oorlog.
Klaas Kuijper
‘Drie schoten werden gelost en Kuijper werd in de rug niet levensgevaarlijk getroffen.’
Dat geldt eveneens voor Klaas Kuijper. Op 22 mei 1944 meldt de politie: ‘Wordt n/m de burgemeester van Krommenie een voorlopig bericht te willen doorgeven, betreffende een aanslag op Klaas Kuijper, won. te Krommenie. Kuijper werd daarbij door het 2e schot gewond, in zijn rug. Dader onbekend. Kuijper is van de Landstorm.’ In een ander bericht bericht Jan Kalff (de inmiddels ontslagen burgemeester van Krommenie) eveneens over de aanslag: ‘Om 16.30 werd door een onbekende een moordaanslag gepleegd op de SS-grenadier K. Kuijper. Drie schoten werden gelost en Kuijper werd in de rug niet levensgevaarlijk getroffen. Hij is per auto naar het Luftgau Lazaret te Amsterdam vervoerd. Het onderzoek naar de dader leverde niets op.’ Dankzij een artikel van de communistische verzetsleider Jan Brasser weten we inmiddels wie de dader was: Jan Bonekamp. Deze IJmuidenaar, die eerder net als Brasser werkzaam was bij Hoogovens in Velsen, werd in mei 1944 tijdelijk gehuisvest bij een echtpaar in Krommenie. In het artikel is sprake van de ‘Hoofdstraat’, waarschijnlijk de Noorder- of Zuiderhoofdstraat. Vanaf die plek kan Bonekamp de woning van Klaas Kuijper (bijnaam: ‘Sing Sing’) in de gaten houden. Brasser: ‘Sing Sing was een berucht individu. Weliswaar was er niet achter te komen welke activiteiten hij in “actieve dienst” bedreef, maar gezien het feit dat hij zijn weinige verlofperioden gebruikte om bij vreedzame burgers binnen te dringen, hun woningen in grote wanorde en de mensen in doodsangst achterlatend, was het niet moeilijk te raden wat deze landverrader uitspookte wanneer hij geen verlof had.’ Over de mislukte aanslag op Kuijper schrijft Brasser: ‘Nadat Jan de uitdagend lopende SS’er voorbij de woning had zien wandelen, begaf hij zich kalm naar de achterzijde van het huis, stapte hier op zijn fiets en reed in slakkengang de straat op, achter zijn doelwit aan. Een flink eind van de woning werd Sing Sing gevloerd. Weer terug in het rustige boerderijtje vernam Jan hoe ook deze landverrader – met kans op herstel – in het ziekenhuis was opgenomen.’
Franz Friedrich Janosik
‘Het oude spreekwoord dat onkruid niet vergaat werd weer bewaarheid, want hij genas van zijn wonden.’
In een KP-verslag wordt ene Janusek genoemd (‘is er weer bovenop gekomen’), maar zonder verdere specificaties. Uit een BS-verslag valt echter op te maken dat deze ‘SD-man’ op of rond 2 november 1944 moet zijn neergeschoten. Meer gegevens komen van BS-commandant J.G. van Marle. In zijn oorlogsmemoires schrijft deze reserve-ritmeester vrij uitgebreid over Janusek (wiens naam Van Marle met een z schrijft). Hij noemt geen naam of een datum van de aanslag, maar het betreft de Rijksduitser Franz Friedrich Janosik, een Wehrmacht-medewerker. Van Marle: ‘In Wormerveer was reeds herhaalde malen verraad gepleegd zonder dat men wist waar dit vandaan kwam. In dezelfde dag opereert aan de Zaan een zekere Januzek. Hij was vroeger kapper geweest in Purmerend, sprak goed Nederlands, was SD-agent, maar droeg de titel van Ober-Stabartzt, reed altijd met een witte auto met een rood kruis, terwijl hij soms ook met een Rode-Kruiswagen opereerde, waarin altijd dan 6 man Grüne Polizei waren. O.a. had hij bij garage Zwart [in Wormerveer; eigenaar Piet Zwart was aktief in de illegaliteit] beslag gelegd op alle mogelijke onderdelen en bovendien enkele auto’s, die beslist verraden moesten zijn. De directie van garage Zwart zag kans, na oneindig heen en weer gepraat en het opwerpen van alle mogelijke technische moeilijkheden, verreweg het grootste gedeelte van de onderdelen te redden dat na de bevrijding door de BS gebruikt kon worden. (…) Januzek zelf was moeilijk te vinden. Het was een hele toer om hem te pakken te krijgen, maar tenslotte werd zijn auto op de Hemweg tussen de pont en Amsterdam opgewacht en in een vuurgevecht werd Januzek zeer zwaar gewond. Het oude spreekwoord dat onkruid niet vergaat werd weer bewaarheid, want hij genas van zijn wonden.’ Op 16 januari 1945 stuurt de districtscommandant van de Strijdende Groepen in district 6 (de Zaanstreek) een briefje aan overste Wastenecker, de GSA-commandant van gewest 11: ‘De enige tijd geleden aangeschoten Januozek [sic], gewoond hebbende of nog wonende te Alkmaar, heeft zich gister wederom in de Zaanstreek vertoond. Hij is weder geheel van zijn verwondingen hersteld en deelde mede, dat als represaillemaatregel voor hem tien personen waren gefusilleerd. Daarnaast zeide hij nog een signalement en nummer van de auto van de daders te hebben en tevens signalementen van de daders te kennen. Genoemde Janouzek [sic] speelde een lelijke spionagerol in de Zaanstreek en maakte gebruik van een in Wormerveer wonende Petra, die reeds echter op het veld gevallen is.’ De schoten op Janosik werden overigens op 2 november gelost door Marinus Bibbe, een Knokploeglid uit Krommenie.
D. Brinkman
Opvallend is dat in het jaar voor Dolle Dinsdag de meeste moordaanslagen door de ondergrondse mislukken. Gebrek aan ervaring, domme pech, slechte wapens? Hoe dan ook, na 5 september 1944 is er meer succes en leggen in de Zaanstreek zo’n zeventien collaborateurs het loodje. Zo niet ene D. Brinkman. De man in kwestie raakt op 1 of 2 maart 1945 zwaargewond na te zijn neergeschoten door een Zaanse Knokploeg. In een rapport van de Binnenlandse Strijdkrachten heet het dat ‘B. te Zaandam opgewacht’ is. ‘Met 2 schoten zwaargewond.’
Waarmee dus ook deze kogels niet het beoogde resultaat hebben. In totaal slaagden in de periode 1943-1945 binnen de Zaanstreek ruim twintig eliminaties. Van zes aanslagen is dus bekend dat de slachtoffers gewond raakten, maar weer opkrabbelden. Zonder overdrijving kan worden gesteld dat met name na Dolle Dinsdag de Zaanstreek veranderde in een Wild-Westgebied, waar ‘foute’ Nederlanders hun leven niet zeker waren. Omgerekend naar het aantal Zaanse inwoners en het aantal gedode collaborateurs kan bovendien worden gesteld dat het aantal succesvolle aanslagen in deze regio een factor 2 à 3 hoger lag dan gemiddeld elders in Nederland.