Enkele dunne lijntjes verbinden de familie van Anne Frank en hun helper Jo Kleiman met de Zaanstreek.
Op 8 september 1940 bestond de roeiafdeling van de Zaanlandsche Zeilvereeniging vijf jaar. Om dat lustrum te vieren, organiseerde de jubilaris wedstrijden op de Voorzaan. De belangstelling was groot; maar liefst vijftien verenigingen gaven deelnemers op. Vanwege die drukte legde ZZV twee roeibanen aan, opdat er zowel in noordelijke als in zuidelijke richting kon worden gevaren. ‘Als het fraaie najaarsweer blijft aanhouden, belooft het Zondag aan de Voorzaan een opgewekte, sportieve dag te worden’, schreef De Zaanlander in een voorbeschouwing.
Gouden medaille
Ook de Vereeniging ter Bevordering van de Watersport onder Jongeren (VBWJ), de Amsterdamse club van Margot Frank, deed mee aan de jaarlijkse herfstwedstrijd in Zaandam. Het door De Zaanlander genoemde mooie weer van enkele dagen eerder liet op 8 september helaas verstek gaan. Er viel regen en de roeiers hadden de wind schuin tegen. Het mocht de pret niet drukken. Even leek de dictatuur waarin Nederland was veranderd ver weg.
Even leek de dictatuur waarin Nederland was veranderd ver weg.
Margot Frank (16-2-1926) en drie van haar vriendinnen, allen leerlingen van het Meisjeslyceum, deden in de categorie 14-16 jaar mee aan het onderdeel ‘stijlroeien’. Bella Kohlwey zat op slag, Jaaike van Bork op boeg, Anna Harting op de derde positie en Margot op twee. Hun trainster was Roos van Gelder. Het team had succes. De ‘vier’ won een gouden medaille.
‘Kostelijk’
In het blad Roeien verscheen een enthousiast verslag over de drukbezochte feestdag. ‘De omgeving is kostelijk. Deze baan is regelmatig en zuiver en in plaats van ’t Amsterdamsche stadsbeeld treedt hier het typisch Zaansche perspectief met kranen en molens en in de verte de stad.’ Volgens de auteur van deze wervende zinnen was het evenement voor herhaling vatbaar. ‘Met dezen derden wedstrijd oogstte de Zaansche zóó’n doorslaand succes, dat men veilig verklaren kan, dat de wedstrijden van de Zaansche thans burgerrecht verkregen hebben.’
Het burgerrecht dat het roeievenement op de Voorzaan werd toegeschreven, ging aan Margot Frank voorbij. De slotzin van het artikel in Roeien is, terugkijkend, meer dan pijnlijk: ‘Voor 1941 gelde het roeiersparool: We gaan met z’n allen naar de Zaan!’ In september 1941 werd Margot namelijk uitgesloten van roeiwedstrijden. Joden bleken niet langer welkom bij ‘arische’ sportclubs. Ook trainster Roos van Gelder mocht niet meer meedoen. Uit protest tegen dit antisemitisme van overheidswege weigerden Margots vriendinnen om nog aan wedstrijden mee te doen. ‘Verschillende jaren hebben we gewonnen. We trainden vaak. Toen wij hoorden dat Margot niet meer mocht roeien en dat Roos van Gelder ons niet meer mocht trainen, waren we zo kwaad dat we unaniem gestaakt hebben’, vertelde Bella van der Wilk-Kohlwey in 2011.
‘Toen wij hoorden dat Margot niet meer mocht roeien en dat Roos van Gelder ons niet meer mocht trainen, waren we zo kwaad dat we unaniem gestaakt hebben.’
Sportiviteit
De gouden medaille die Margot in 1940 kreeg overhandigd, belandde na de oorlog bij de Anne Frank Stichting. Het is een zeldzame herinnering aan de sportiviteit die Margot Frank – ze hield ook van zwemmen, schaatsen en tennis – aan de dag legde.
Op 5 juli 1942 ontving Margot een oproep voor de tewerkstelling in Duitsland. Het was een verhulde brief die haar uiteindelijk naar de gaskamer moest leiden. Een dag na de ontvangst doken Margot, haar zus Anne en hun ouders Otto en Edith Frank onder in het familiebedrijf Opekta aan de Prinsengracht. Tot de Sicherheitsdienst hen daar op 4 augustus 1944 ontdekte, verbleef de familie Frank in het zogeheten ‘Achterhuis’.
Dominéspad
Tot de arrestanten op die verdoemde vrijdag behoorde ook Johannes (‘Jo’) Kleiman, hun misschien wel belangrijkste helper. Kleiman kwam op 17 augustus 1896 ter wereld in Koog aan de Zaan. Hij was de jongste zoon van smid Cornelis Kleiman en Emmetje Kleiman-Vink en de jongere broer van Willem Jacobus (‘Willy’). Het gezin woonde op het moment van Jo’s geboorte op het Dominéspad 8a, de latere Zuiderkerkstraat.
Herinneringen aan zijn jeugd in Koog zou Jo Kleiman niet vergaren. Hij was drie maanden oud toen zijn ouders besloten om naar Nijmegen te verhuizen. Dat was voor Kleiman jr. het begin van een zwerftocht die hem gedurende de 62 jaar van zijn leven langs een kleine twintig (vooral Amsterdamse) adressen voerde. Daaronder ook kamp Amersfoort, waar hij na te zijn gearresteerd een week doorbracht. Vanwege zijn slechte gezondheid lieten de Duitsers hem vrij, in tegenstelling tot de andere gevangenen.
Procuratiehouder
Dat Kleiman in augustus 1944 net als de familie Frank werd opgepakt, kwam door zijn hulp aan de onderduikers in het Achterhuis. Hij kende Otto Frank – toen nog woonachtig in Duitsland – al sinds 1923. Frank richtte toen in Amsterdam een filiaal op van de bank van zijn familie. Jo Kleiman werd procuratiehouder van dat filiaal, dat maar een kort leven beschoren was. Toen de familie Frank in 1933 in reactie op de jodenvervolging het thuisland verliet, werd het contact vernieuwd en versterkt.
De bezetter bepaalde in het voorjaar van 1941 dat joden geen eigen bedrijf mochten hebben. Otto Franks onderneming Opekta kwam te vallen onder het Duitse moederbedrijf Pomosin. Kleiman werd de directeur, waardoor de onderneming in vertrouwde handen bleef. Hij was het ook die opperde om in een leegstaand deel van het pand aan de Prinsengracht een schuilplaats in te richten, het zogenoemde Achterhuis. Tijdens de onderduik van de familie Frank trad hij op als hun immer positief en optimistisch ingestelde helper.
Tijdens de onderduik van de familie Frank trad Jo Kleiman op als hun immer positief en optimistisch ingestelde helper.
Gretha Mouwes
Zijn hulpverlening bleef niet beperkt tot de familie Frank. De joodse Gretha Mouwes-Roozendaal (Amsterdam, 27-11-1914) vertelde aan een medewerker van de Anne Frank Stichting dat ze dankzij Jo en zijn broer Willy Kleiman onderdak kreeg bij de familie Mes, waarschijnlijk in Zaandijk. Daar woonde in die tijd een gezin Mes-Hellings. Greetje Mouwes-Roozendaal was in de aangetrouwde sfeer familie van Willy Kleiman. Door zijn tweede huwelijk werd Willy een zwager van Bernard Roozendaal, Greetjes vader. Greetje was er niet de enige onderduiker. De familie Mes had ook een baby in huis gehaald, Bertje Mooleman. Die werd op een gegeven moment weggehaald, maar hij overleefde Theresienstadt.
Greetje kreeg ook onderdak bij Wormerveerder Cees Beernink. Deze ‘Rooie Kees’, bankwerker van beroep, was erg actief bij de Zaanse afdeling van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). Beernink werkte onder andere samen met de Zaandijkse drukker Dirk Kleiman, een familielid van Jo en Willy dat in zijn bedrijf Litho-Zaanlandia duizenden illegale documenten vervaardigde. Volgens Greetje had ze gezelschap van twee andere onderduiksters, ene Sonja T(h)eeboom en de niet-joodse Pauline Ausems-Redeke, de echtgenote van de Zaandijkse Engelandvaarder en geheim agent voor het in Groot-Brittannië gevestigde Bureau Inlichtingen Andreas Ausems. Greetje maakte zich op haar onderduikadres verdienstelijk met het maken van overalls. Die werden gedragen door op boerderijen werkzame onderduikers. Waarschijnlijk als gevolg van verraad kwam ze in Westerbork terecht. Ze overleefde de oorlog.
Betrokken
Johannes Kleiman bleef dus via zijn hulp aan onderduikers verbonden aan de Zaanstreek. Hij overleed op 28-1-1959 in Amsterdam. Anderhalf jaar voor hij stierf, mocht hij nog het genoegen smaken eregast te zijn bij de opening van een een naar Anne Frank vernoemde school.
Tot zijn plotselinge dood aan toe bleef Kleimans band met de familie overeind. Zijn vriendschap met Otto Frank – de enige van het gezin die de kampen overleefde – hield tot het eind stand. Frank sprak tijdens de uitvaart van zijn vriend en collega waarderende woorden over diens hulp in barre tijden: ‘In de nood leert men zijn vrienden kennen. Het beste kan zijn nagedachtenis geëerd worden door te werken zoals hij gedaan heeft.’