Om begrijpelijke redenen gebruikten illegale strijders, onderduikers en personen die de verzetsbeweging infiltreerden soms schuilnamen. Maar opvallend is dat ook de Zaandamse NSB-wethouder Arie Zuidervliet zich eenmalig een pseudoniem aanmat. Hij hield er drieduizend gulden aan over.
Volk en vaderland
‘De heer Zuidervliet is sedert 1933 lid der NSB’, memoreerde zijn partijgenoot en burgemeester Cornelis van Ravenswaaij op 18 juni 1941 bij de installatie van de vierde en laatste wethouder in het genazificeerde Zaandamse college. ‘Maar de neutrale wijze, waarop hij zijn functie aan de handelsdagschool heeft vervuld, garandeert dat hij ook als wethouder de politiek uit de school zal weren.’ Daar leek Arie Zuidervliet (Stolwijk, 1-2-1882) anders over te denken. In zijn dankwoord uitte de net benoemde onderwijswethouder meerdere keren zijn ‘liefde voor volk en vaderland’ – een NSB-slogan. Hij zei te kiezen voor ‘een verantwoordelijkheid die hard is en voortkomt uit het leidersprincipe’ en uit te kijken naar het door Hitler nagestreefde ‘verenigd Europa’.
‘Vele beledigingen heb ik moeten slikken en jarenlang werd ik buiten de Grondwet geplaatst.’
Klaagzang
Dat de Zaanstreek hem niet altijd goedgezind was, bleek wel uit de klaagzang die een groot deel van Zuidervliets toespraak vulde. ‘Vele beledigingen heb ik moeten slikken en jarenlang werd ik buiten de Grondwet geplaatst. Men heeft mij getroffen, ook in mijn kinderen, wat veel pijn deed. Ik werd getreiterd, uitgejouwd en gehoond en honderden draaiden de nek voor mij om. Waarom? Heb ik ooit iemand kwaad gedaan?’
Zijn installatie tot onderwijswethouder was voor Arie Zuidervliet een genoegdoening en behoorde tot zijn finest hours. Een jaar later zou daar een nieuw hoogtepunt bijkomen. Niet dankzij de Zaanse politiek, maar via de literatuur.
Prijsvraag
De nazi’s besteedden veel aandacht aan cultuur. Entartete en joodse kunstenaars vielen uiteraard buiten de boot, maar zij die wel de Kulturkammer binnen mochten, konden ook in het Derde Rijk tot op zekere hoogte hun gang gaan. Om de vaderlandse literatuur te stimuleren, besloot de nationaalsocialistische uitgeverij De Schouw in 1941 om een prijsvraag uit te schrijven. Belangstellenden moesten een roman insturen ‘die door de stof en door de behandeling blijken geeft van liefde en bewondering voor de beste eigenschappen van ons volk’. Omdat deze aanwijzing wellicht een beetje vaag was, stuurde De Schouw aan de auteurs die een prijsvraag-prospectus aanvroegen een vingerwijzing. Ze dienden te denken aan ‘een roman over een grote figuur of een groot moment uit onze geschiedenis, een roman uit de geschiedenis van onze stam buiten Nederland, een roman, die als basis heeft de verbondenheid van de mens met de grond waarop hij leeft, een roman, waaruit blijkt de betekenis van de tradities van een geslacht, een roman over de opbouw van een nationaal bedrijf, een roman van de zee.’ Een roman, kortom, waarin het nationaalsocialistische gedachtegoed nooit ver weg was.
Vijfduizend gulden
Voor de winnaar van de wedstrijd lag vijfduizend gulden klaar (omgerekend naar nu ruim €35.000,-). Het zou de grootste literaire prijs worden in bezet Nederland. Geen wonder dat niet minder dan 244 mensen een prospectus aanvroegen. Het daadwerkelijke aantal schrijvers dat in 1942 een manuscript inleverde viel uiteindelijk wat tegen: slechts 47. Onder hen één wethouder: Arie Zuidervliet.
Dat de vier juryleden allen NSB-lid waren, was uiteraard geen toeval. De uitgeverij had wel een poging gedaan om de jury een neutraler imago aan te meten, maar zonder succes. Van Anne de Vries, schrijver van de bestseller Bartje, is bekend dat hij resoluut weigerde: ‘In antwoord op je schrijven van 26 september j.l. deel ik je hierbij mede dat ik onmogelijk je uitnodiging aan kan nemen om een plaats in te nemen in de jury ter beoordeling van de manuscripten, die in zullen komen op de prijsvraag voor een “volkse” roman, uit te schrijven door de uitgeversmaatschappij De Schouw.’ Aan zijn lijf geen nazistische polonaise. Arie Zuidervliet daarentegen zat er niet mee. Integendeel zelfs. Hij behoorde tot de eersten die een manuscript op de bus deden. Waarschijnlijk lag het al een tijdje klaar.
Ai van Dirreke
‘Dit alles maakt de lectuur tot een weinig aangename bezigheid.’
Tussen het aangeboden koren zat veel kaf, merkte de jury. Een paar recensies: ‘Het nut van een boek als dit zie ik niet in.’ (…) ‘Dit alles maakt de lectuur tot een weinig aangename bezigheid.’ (…) ‘Het beste zal zijn, het maar niet overluid te beoordelen.’ (…) ‘Een werk beneden de middelmaat.’ Desondanks slaagde de jury er in om enkele auteurs blij te maken. Drie schrijvers van manuscripten met titels als De roep van het Oostland, Waar de turf verdwijnt en De Kloosterboeren deelden de tweede prijs, goed voor tweeduizend gulden. De hoofdprijs was echter voor Arie Zuidervliet. Zijn in een namaakdialect – dat wel wat weghad van het Zaans – geschreven Ai van Dirreke viel het meest in de smaak. Omdat het resultaat toch niet helemaal was wat de beoordelaars van een winnend boek hoopten, kreeg Zuidervliet slechts drieduizend in plaats van de beloofde vijfduizend gulden. Het is desondanks waarschijnlijk de grootste literaire beloning voor een Zaanse auteur ooit.
Klaas Veenboer
De Schouw zag het wel zitten om het bekroonde verhaal uit te geven. Het in de Krimpenerwaard, waar Zuidervliet geboren was, spelende boek verscheen in 1943. Om onbekende redenen – toch weer bang voor de spot van de Zaankanters? – koos hij ervoor een alias op de omslag te plaatsen. Het ‘volks’ klinkende Klaas Veenboer (een verwijzing naar de gelijknamige sigarenfabrikant die eind negentiende eeuw in Krommenie woonde?) werd zijn pseudoniem. Hoe dan ook, de streekroman verkocht redelijk en werd idem gerecenseerd (‘Een boeiend boek van mensen van het land met soms kostelijke typeringen’, aldus dagblad De Koerier). Het werd drie keer herdrukt en raakte daarna in de vergetelheid.
Collaborateur
Dat laatste gold ook voor Arie Zuidervliet. Aan een tweede publicatie kwam hij niet meer toe. In 1945 verdween hij als collaborateur in de cel. En in de nacht van 3 april 1952 overleed hij op het Oostzaanse adres Zuideinde 80, zeventig jaar oud.
‘M’n handen bennen hard, m’n vingers stijf.’
Hooivork
Op 22 juli 1987 publiceerde NRC Handelsblad een ingezonden brief over al dan niet bestaande brievenbussen. De auteur, naar eigen zeggen een boer afkomstig uit Zwanegat, een buurtschap in de gemeente Maasdam, hanteerde een opvallende schrijfstijl. ‘M’n handen bennen hard, m’n vingers stijf. De pen houd ’k vast als ’n hooivork.’
De schrijver besloot zijn brief met: ‘En deze brief ga ’k er nu zelvers ingooien.’ Nog opvallender dan dit semi-dialect was de naam van de ondertekenaar: Klaas Veenboer. De woorden van de ingezonden brief doen denken aan die in Ai van Dirreke. En Maasdam lijkt wel wat op Zaandam.
Was Arie Zuidervliet alias Klaas Veenboer 35 jaar na zijn dood herrezen?