Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Kinderliedjes in een hopeloze tijd

In 1943 zong een driejarig joods meisje uit Amsterdam wat liedjes voor haar ondergedoken vader en moeder. De peuter, haar ouders en de geluidsopname overleefden de oorlog. Haar grootouders – ook hoorbaar op de plaat – stierven in vernietigingskamp Sobibór.

Estha Gobes tijdens de oorlog (E. Tsaig-Gobes).

Andries Gobes (1909) en Sara Gobes-Vleeschhouwer (1910) hadden al vroeg door dat de bezetting van Nederland een directe bedreiging van hun leven betekende. Wellicht dat ze alert waren omdat Dries’ broer Gerrit behoorde tot de vroegste Nederlandse slachtoffers van de jodenvervolging. Tijdens de allereerste razzia in Amsterdam, op 22 februari 1941, werd hij gearresteerd. De nog maar 23 jaar oude magazijnbediende stierf op 28 juli van dat jaar in kamp Mauthausen.

Gerrit Gobes (Joodsmonument.nl).

Dries en Sara Gobes zochten en vonden in april 1942 een schuilplaats. Denkend en/of hopend dat de nazi’s oudere mensen en kinderen met rust zouden laten, brachten ze hun tweejarige dochter Estha (17-6-1939) onder bij Dries’ ouders. Winkelier Joseph Gobes (1885) en zijn echtgenote Esther Gobes-Presser (1886) woonden in de Amsterdamse Havikslaan 23h, een rijtjeshuis in Amsterdam-Noord.

Joseph Gobes (Joodsmonument.nl).
Esther Gobes-Presser (Joodsmonument.nl).

Omdat vrij snel duidelijk werd dat niet alleen de weerbaarste, maar alle joden doelwit waren van de bezetter, werd er een plan beraamd om Estha eveneens naar een schuilplaats te brengen. Op 11 juni 1943 vervoegden haar oom en tante Gobes zich bij het politiebureau. Ze meldden ‘dat gisteren 10 dezer te te 10 uur, uit hun woning zijn weggehaald 2 kinderen’. Het betrof Estha en een zes maanden oud neefje. ‘De kinderen zijn gehaald door 2 mannen en een vrouw, de laatste gekleed als verpleegster’, aldus het politierapport. Oom en tante Gobes lieten een – ongetwijfeld onjuiste – omschrijving achter van de ‘overvallers’ en logen dat Estha’s ouders ‘in den zomer 1942 weggevoerd’ waren. De politie kon niets met de aangifte: ‘Bij onderzoek is gebleken dat aan Sicherheitsdienst Euterpestraat en bij Joodsche Zaken Paulus Potterstraat 7, van dit geval niets bekend is.’ Dat was correct; de kinderen waren met medeweten van hun ouders overgenomen door de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO).

Dagrapport politie Amsterdam (Stadsarchief Amsterdam).

Estha kwam terecht in de Zaandamse woning van Willem en Aaftje Brinkman. Haar schuilnaam werd Betty, een vernoeming naar haar tante. Later zou daar Wielinga aan toegevoegd worden. Dat was vermoedelijk de achternaam van een familie waar ze later werd gehuisvest. Middenstander Willem Brinkman gaf leiding aan de LO in Noord-Holland. Via hem en zijn ‘collega’s’ zouden honderden onderduikers – joods en niet-joods – een veilige plek krijgen.

Willem Brinkman.

Na 2,5 maand moest Estha in allerijl weg uit Zaandam. Voor de deur van het echtpaar Brinkman stonden in de avond van 27 augustus drie geüniformeerde politieagenten die ‘het logeetje’ kwamen ophalen. Estha lag op dat moment te slapen. Aaftje Brinkman: ‘Toen het logeetje door de mij onbekende politiemannen, waarvan één mij later [Jan] Bloemsma bleek genaamd te zijn, als Jodenmeisje werd herkend, werd mijn man aangehouden en overgebracht naar het bureau van politie te Zaandam.’ Tijdens zijn verhoor door de Sicherheitsdienst zei Willem Brinkman dat het ’tegen zijn principes inging om dat Joodse kind uit te leveren aan de Sicherheitspolizei.’

Tijdens zijn verhoor door de Sicherheitsdienst zei Willem Brinkman dat het ’tegen zijn principes inging om dat Joodse kind uit te leveren aan de Sicherheitspolizei.’

Arrestatie

Zijn echtgenote was dezelfde mening toegedaan. Ook Aaftje werd gearresteerd en nog dezelfde nacht in haar woonplaats drie keer aan een stevig verhoor onderworpen. ’s Morgens herkreeg ze haar vrijheid, op voorwaarde dat ze zich om tien uur met de achtergebleven Estha zou melden bij het enkele tientallen meters van haar woning gelegen politiebureau. Indien ze niet opdaagde, zou haar man de gevolgen ondervinden. Aaftje Brinkman peinsde er desondanks niet over om aan het bevel gehoor te geven. Ze nam de peuter mee en verdween. Zowel zijzelf als Estha dook onder, ieder op een ander adres. Hoewel met name de nazistische hulpagent Jan Bloemsma fervente pogingen deed om hen terug te vinden en daartoe met zijn collega’s op verschillende adressen binnenviel, bleven Aaftje en Estha buiten bereik. Wonderlijk genoeg werd ook Willem Brinkman vrijgelaten. Anderhalve maand later viel hij weer in Duitse handen. Ditmaal zou hij zijn gevangenschap niet overleven.

Aaftje Brinkman in 1963 (A. Brinkman).

Zestien adressen

Estha zou uiteindelijk op zo’n zestien adressen ondergebracht worden. Zowel zij als haar ouders overleefden de jodenvervolging. Na de bevrijding hadden Dries en Sara Gobes geen flauw benul waar hun dochter was. Ze plaatsten een oproep in de kranten: wie wist waar Estha was, herkenbaar aan ‘eenige roode vlekjes’ op haar rug? Een lid van haar laatste, Friese gastgezin las de advertentie en nam contact op. Met zijn schip bracht hij Dries naar Sneek. Estha: ‘Toen is mijn vader van boord gesprongen. Ik ben huilend naar huis gerend. “Mem! Mem! Der sit in frjemde man achter my oan!” Mijn grootste trauma was dat mijn ouders terugkwamen. Een vreemde man die me op schoot trok, die me zoende. Ik wilde dat helemaal niet.’ Uiteindelijk konden haar ouders de ontroostbare peuter toch meenemen.

Andries Gobes (E. Tsaig-Gobes).
Sara Gobes (E. Tsaig-Gobes).

Van de verdere familie Gobes overleefde bijna niemand de Holocaust. Van de 177 familieleden waren er in 1945 nog negen in leven. Ook Estha’s grootouders vonden de dood. Joseph en Esther Gobes stierven op 2 juli 1943 in Sobibór. Ze verloren door de Holocaust drie van hun vier kinderen. Alleen Dries overleefde.

Estha tijdens de oorlog in Sneek (E. Tsaig-Gobes).

Kinderliedjes

Wonderbaarlijk genoeg zijn Joseph en Esther nog wel te horen. Kort voor Estha in Zaandam in veiligheid werd gebracht, namen haar grootouders het meisje mee naar een Amsterdamse geluidsstudio. Daar lieten ze haar acht minuten lang kinderliedjes zingen. Op de achtergrond zijn af en toe ook de ondersteunende stemmen hoorbaar van haar grootouders. Het resultaat van de potpourri werd op een plaat geperst en vervolgens afgeleverd bij Estha’s ondergedoken ouders.

Estha (midden) op de Huishoudschool in Amsterdam (E. Tsaig-Gobes).

Toen Estha Gobes wat ouder was, vertrok ze voor een studie naar Israël. Ze werkte in een kibboets en ontmoette daar een gymnastiekleraar, de in Irak geboren Ezra Tsaig. Op 16 februari 1966 huwden de twee. Estha leeft nog steeds in Israël. Kort geleden hoorde ze bij toeval voor het eerst de geschiedenis van haar onderduiktijd in Zaandam, een periode waaraan ze – toen nog maar drie jaar oud – geen herinneringen had bewaard. Wat wel sinds 1943 bewaard bleef, was de plaat waarop haar stem werd vastgelegd. Hij ligt in haar woning. Het is een uniek aandenken aan de donkerste periode in haar leven. De volledige opname is hieronder te beluisteren.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.