Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Jan Rot: socialistische tekenaar en verzetsman

De sociaaldemocratische tekenaar Jan Rot (1892-1982) verliet zijn geboorteplaats Zaandam toen hij 36 was, maar zou er nog regelmatig naar terugkeren. Vooral vanwege zijn verzetswerk tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Jan Rot, geboren op 27 augustus 1892, is het tiende en een-na-laatste kind van zijn gelijknamige vader en van Alida Rot-Nel. Rot sr. werkt vanaf 1886 veertig jaar lang als ‘meester’ bij de tegenover zijn woning gelegen Verkadefabriek in Zaandam. Hij is daar verantwoordelijk voor het machinepark. Vader Rot is doopsgezind, zoals zovelen in de Zaanstreek. Moeder Alida is Nederlands hervormd. Dat geeft geen spanningen; beiden gaan soepel om met het woord van de Heer. De kleine Jan krijgt wel christelijk onderwijs. Iedere dag loopt hij van zijn ouderlijk huis aan de Westerkerkstraat G382 (de latere Parkstraat) naar de School met den Bijbel.

Vader Rot is actief bij de christelijke werkliedenorganisatie Patrimonium. Hij staat kritisch tegenover de bestaande gezagsverhoudingen in Nederland, zonder zich te willen voegen naar het socialisme dat de Zaanstreek steeds meer in haar greep krijgt. Dat ligt anders voor zijn zoon. Nog voor zijn belijdenis breekt Jan met de kerk en bekeert hij zich tot de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij.

Nog voor zijn belijdenis breekt Jan met de kerk en bekeert hij zich tot de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij.

Schildersgezel

Jan is gek op tekenen. Na de lagere school te hebben afgerond, gaat hij daarom aan de slag als schildersgezel. Niet tevreden over de routineuze werkzaamheden en de ‘bazigheid’ van zijn werkgever stapt hij na een tijdje over naar de Burgeravondschool en haalt hij de akte Tekenen Lager Onderwijs. Dankzij een lening van Arnold Verkade, zijn vaders baas, kan hij in augustus 1913 beginnen aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam en, aansluitend, de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten.

Drie jaar eerder heeft hij zijn eerste tekensucces beleefd. Het satirische blad De Ware Jacob plaatst een spotprent van de achttienjarige Zaandammer waarop de antirevolutionaire politici Abraham Kuyper en Theo Heemskerk te zien zijn. Het is het begin van een tekencarrière die vele tientallen jaren zal doorlopen. De Ware Jacob plaatst vele tientallen bijdragen van Rots hand, maar ook onder meer Het Volksdagblad, Uiltje en De Notenkraker drukken zijn tekeningen af. Daarnaast schrijft Rot een tijdje levensliederen en maakt hij commercieel werk voor meerdere opdrachtgevers, waaronder de Zaanse bedrijven Simon de Wit en Terwee.

Jaren ’20 (IISG).

In juni 1928 verhuist Jan Rot naar een etagewoning aan het Amsterdamse Bilderdijkpark. Op de kop af een jaar na zijn vertrek uit Zaandam trouwt hij met de veertien jaar jongere Hendrika van der Meulen. Hij zal haar ruim overleven; ze wordt maar 46.

Gauw beledigd

Rot mag de Zaanstreek dan wel verlaten, de Zaanstreek heeft hém nog niet verlaten. ‘Hij was wat je noemt een echte Zaankanter’, typeert een oud-partijgenoot hem decennia later. ‘Gauw beledigd. Daarom had hij nogal eens ruzie met deze en gene. Hij zal zich wel een beetje miskend hebben gevoeld. Conflicten lopen inderdaad als een rode draad door Rots leven. Hij is principieel en weinig inschikkelijk. Niet iedereen kan dat waarderen.

‘Hij zal zich wel een beetje miskend hebben gevoeld.’

De VARA geeft Jan Rot vanaf 1930 opdrachten voor tekeningen en fotomontages. Waarschijnlijk heeft hij die te danken aan de voorzitter van de socialistische omroep, Arend de Vries. Die was voordien werkzaam binnen de Zaandamse SDAP-afdeling. Ook andere, al dan niet socialistische organisaties, vragen hem om werk. Het zijn zelden zulke stilistische hoogstandjes als van zijn grote voorbeeld, politiek tekenaar Albert Hahn, maar Rot heeft desondanks vele opdrachtgevers en kan behoorlijk leven van zijn werk.

Jaren ’30.

Wanneer de Duitsers in mei 1940 Nederland overnemen, is Jan Rot in shock. ‘Ik voel mij een totaal verslagen mens’, noteert hij in een reeks autobiografische aantekeningen. ‘Ik ben mezelf niet meer. Ik ben bang. Ik heb zoveel anti-Hitler tekeningen en fotomontages gemaakt.’ Er blijft hem weinig anders over dan in verzet te gaan. Om te beginnen stopt hij met het tekenen voor een gelijkgeschakeld blad als De Fabrieksarbeider. In de eerste oorlogsmaanden kan hij nog wel wat reclametekeningen slijten, maar in 1941 loopt dat af. Rot gaat met kachelglans langs de deuren en handelt in ‘vuuraanmakers’; in teer gedoopte turftabletten.

Walraven van Hall

Buiten werktijd bezoekt Rot bijeenkomsten van de inmiddels opgeheven SDAP. Hij begint te helpen met de verspreiding van het ondergrondse blad Het Parool. In 1941 raakt hij betrokken bij het huisvesten van onderduikers. Ergens in datzelfde jaar maakt hij kennis met Walraven van Hall. De ontmoeting vindt plaats op een illegale SDAP-bijeenkomst in Zaandam. Rot: ‘Onze vriend Jaap Buijs hield daar een inleiding en Van Tuyl [Van Halls schuilnaam] was als “belangstellende” meegekomen. In werkelijkheid heeft hij, na de uiteenzetting van Jaap Buijs, een flinke duit in het zakje gedaan. Persoonlijk was ik het met de uiteenzettingen niet geheel eens. Vooral Van Tuyl was zeer gedecideerd in zijn politieke verwachtingen, die niet strookten met mijn opvattingen. En toch heb ik niet met hem gediscussieerd. Het is niet de eerste keer dat ik mezelf de vraag stel: waarom niet? Ik geloof dat ik het juiste antwoord geef als ik zeg dat ik niet aan de discussies deelgenomen heb, omdat er zoiets eigenaardigs van Van Tuyl uitging. Hij sprak met groot gemak over een situatie direct na de oorlog, waarbij van een herrijzing van de politieke partijen (in het bijzonder van de SDAP) geen sprake was. Van een politiek debat over de te volgen weg en van een in vrijheid te nemen beslissing in eigen kring zou zodoende niets komen. En daartegen ging mijn bezwaar. Maar het gemak waarmee hij daarover sprak, gaf voor mij aan zijn optreden, zijn woorden, zijn voorbeelden (hij wees met nadruk op het werk der quakers) de bekoring van het frisse.’

Uit ‘Paraat’, 20-2-1945 (Verzetsmuseum).

In 1943 wordt Rot koerier voor het Nationaal Steunfonds, dat tienduizenden onderduikers en talloze verzetsgroepen van financiën voorziet. ‘Ik kreeg als werkterrein de z.g. “randgemeenten” toegewezen en ontving de opdracht, in die plaatsen contacten te leggen. Dit terrein strekte zich uit over Amstelveen, de geheele Haarlemmermeer, Aalsmeer, Halfweg en dan: Diemen, Duivendrecht, Weesperkarspel, Weesp, Muiden en Muiderberg.’ In opdracht van Van Hall transporteert hij geld, bonkaarten en persoonsbewijzen. Eenmaal vervoert hij zelfs het immense bedrag van 160.000 gulden door de Haarlemmermeer. Het steungeld zit in een pakje dat aan zijn fietsstuur hangt.

Spionagedienst

Enkele dagen na Dolle Dinsdag roept Van Hall Jan Rot (schuilnaam ‘Pieter de Boer’) bij zich. ‘Hij droeg mij op voor de spionagedienst kantoorlokalen, postadressen en telefooncontacten te bemachtigen.’ Het kost hem moeite. ‘Met de postadressen en de telefooncontacten liep het wel los, maar met het verkrijgen van kantoorlokalen vlotte het niet. Dit laatste was voor Van Tuyl aanleiding zich in bittere bewoordingen te uiten over Amsterdammers die erg vaderlandslievend zijn, maar niets durfden te riskeren. “Maar we gaan verder, hè De Boer”.’

Tekening uit 1945. Bijschrift: “Zijn bek was altijd groot genoeg.” (Verzetsmuseum).

In 1944 wil Rot een ondergronds sociaaldemocratisch vakbondsblad opzetten. ‘Meerdere gesprekken heb ik met Van Tuyl gevoerd over steunverlening aan het illegale blad Paraat. Daarbij bleek mij dat hij niet over ijs van één nacht ging. Deze aangelegenheid werd niet vlot afgewerkt. Ik was van mening dat Paraat recht had op erkenning en heb, misschien wel tot vervelens toe, mijn woord tot Van Tuyl gesproken. Steeds kwam ik in de namiddag naar het adres Leidsegracht 5, totdat Van Tuyl mij eindelijk uitnodigde “morgen om 3 uur” te komen. De volgende dag, in de gang staand, zei hij me: “Paraat heeft de erkenning gekregen, wat heb je nodig?” Er was iets in zijn stem dat mij de zekerheid gaf dat Van Tuyl gelukkig was als hij anderen gelukkig mocht maken.’

Paraat heeft de erkenning gekregen, wat heb je nodig?’

Het lijkt er op dat Van Hall niet onverdeeld enthousiast is over de subsidie voor het nieuwe blad, dat in augustus 1944 voor het eerst verschijnt. Hij is de enige niet. Het geïllustreerde periodiek, tijdens de oorlog een van de weinige in zijn soort, krijgt veel kritiek vanwege het partijpolitieke karakter en de late oprichtingsdatum. Desondanks verschijnt het tweemaal per maand en bereikt het uiteindelijk een oplage van 15.000. De redactie wordt gevormd door Rot en de mede-sociaaldemocraten Hendrik Oosterhuis en Carel Woltz. Twee medewerkers aan het blad zullen hun verzetswerk niet overleven. Willem van Velzen wordt in februari 1945 gearresteerd en vervolgens op 12 maart gefusilleerd. Dat lot deelt hij die dag met Jacob Goris, eerder SDAP-raadslid in Zaandam. Hij is anderhalve maand eerder vlakbij zijn woning door Landwachters betrapt bij het verspreiden van illegale bladen.

Variant op een tekening uit ‘Paraat’, 19/20-4-1945 (Verzetsmuseum).

Jan Rot schrijft niet alleen artikelen voor Paraat, hij tekent ook. Vanaf oktober 1944 verschijnen er bijna vijftig cartoons van zijn hand in het blad. Hitler, Seyss-Inquart, Göring en andere nazistische kopstukken passeren de revue in weinig benijdenswaardige posities.

‘Lente 1945’ (Verzetsmuseum).

Na de bevrijding blijft Paraat verschijnen. Jan Rot maakt er nog een klein jaar wekelijks een tekening voor. Daarnaast moet hij als lid van een zuiveringscommissie kort na de oorlog collaborateurs berechten. Dat gebeurt in de gevangenis aan de Weteringschans. In een cel vindt hij, gekrast te midden van vele andere namen, de signatuur W. VAN HALL. ‘Ik zou de letters, iets schuin naar boven oplopend, nu nog kunnen natekenen’, beschrijft Rot het handschrift van zijn vermoorde vriend. ‘Maar de letters zijn strak en zonder weifeling in de muur gekrast. Arme Van Tuyl? Nee, sterke Walraven van Hall.’

‘Arme Van Tuyl? Nee, sterke Walraven van Hall.’

Een door Jan Rot in 1946 voor de Amsterdamse PvdA ontworpen verkiezingsaffiche.

De ‘gevoelssocialist’, zoals Rot zichzelf noemt, wordt in 1946 lid van de PvdA, al had hij veel liever een terugkeer van de vooroorlogse SDAP gezien en krijgt hij amper nog tekenopdrachten uit het sociaaldemocratische kamp. Hij wordt afdelingsvoorzitter voor de partij in Amsterdam Nieuw-West en, later, in Oost. Tot een raadslidmaatschap komt het niet; Rot wordt niet diplomatiek genoeg bevonden. Op voorspraak van Walraven van Halls broer Gijs mag hij het personeelsblad van Wilton-Fijenoord verzorgen. Eindelijk heeft hij wat financiële zekerheid. Hij gaat aan de slag bij de Nationale Federatieve Raad van het Voormalige Verzet, spreekt tijdens oorlogsherdenkingen en organiseert optochten. Ook blijft hij tekenen, nu vooral vrij werk.

Hernieuwde belangstelling

In de late jaren zeventig mag hij nog meemaken dat er hernieuwde belangstelling ontstaat voor zijn leven en werk, dankzij interviews met Bibeb (Vrij Nederland) en Martin Schouten (NRC Handelsblad). Op 18 februari 1982 overlijdt Jan Rot op hoge leeftijd in zijn woonplaats Amsterdam, tot het laatst een toonbeeld van principes en rechtvaardigheid.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





2 gedachten over “Jan Rot: socialistische tekenaar en verzetsman”

  1. Als kleinzoon van Jan Rot doneer ik natuurlijk heel erg graag!

    Een mooi artikel over een geweldige man, lieve opa, een harde strijder voor solidariteit in Nederland.
    Trots op mijn geliefde grootvader.

    Kan mij de 18e februari 1982 nog goed voor de geest halen. Mijn oom, Hans Roty, belde aan het begin van de avond mijn moeder op (Lida Ottersberg-Rot). Ik hoor mijn moeder nog zeggen: “Vader is overleden.”

    Met hartelijke groeten,
    Erik-Jan

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.