‘Ik heb er gezien met kaalgeknipte koppen. Het was een prachtig gezicht’

Na anderhalf jaar Arbeitseinsatz en een ontsnapping verlangde Pieter Berkhout meer dan ooit naar zijn vrouw en zijn woonplaats Zaandam. Maar ook al was Nederland bevrijd, het bleek nog niet zo makkelijk om thuis te komen. In zijn dagboek hield Berkhout de moeizame terugkeer bij.

Amerikaans uniform

De geboren Assendelver Pieter Berkhout (1913) verbleef vanwege de arbeidsinzet in Duitsland. Hij sloeg daar op de vlucht voor het oorlogsgeweld en kwam tussen de oprukkende Amerikaanse troepen terecht. Als vrijwilliger kreeg hij van hen de taak om krijgsgevangenen te bewaken. Berkhout werd overgeplaatst naar het Noord-Franse Châlons sur Marne (tegenwoordig Châlons-en-Champagne). Vanuit die plaats ondernam hij, gekleed in Amerikaans uniform, de terugtocht naar bevrijd Nederland. Door alle hindernissen onderweg deed hij er ruim een week over om Zaandam te bereiken. Hieronder een fragment uit zijn reisverslag. Dit fragment en tientallen andere verslagen en foto’s zijn ook te vinden in mijn boek ‘Het is met geen pen te beschrijven wat ik voelde’.

Pieter Berkhout op een lijst met Arbeitseinsatz-deelnemers (Archief Bad Arolsen).

Rode Kruis

8 juni

Deze nacht hebben we in een Belgische Rode Kruiswagen geslapen. Des morgens vroegen we: ‘Hoe komen we nu in dat andere station?’ ‘Daar wordt voor gezorgd’, zei men. ‘Even geduld, jullie worden op tijd voor die trein weggebracht.’ We kregen eerst weer wat eten, want ze dachten natuurlijk allemaal dat we in Amerikaanse dienst waren, door ons uniform. En dat lieten we natuurlijk zo, want we waren geen militair, maar dat mocht hen niet hinderen. We werden prachtig geholpen.

Met ongeduld wachtte ik op het ogenblik dat Holland zou opdoemen.

Na een uurtje wachten kwam de auto. Met nog andere reizigers werden we naar het andere station gebracht. In de trein geslapen en voort ging het weer naar Holland toe, nu met z’n zessen. Met ongeduld wachtte ik op het ogenblik dat Holland zou opdoemen. In Luik moesten we overstappen in de trein naar Visé. In Visé aangekomen, het laatste station in België, vroegen we direct naar de trein naar Holland. Maar ’n strop; vandaag gaat er geen (het was ’s morgens 10 uur). Wel morgen. Waar moesten we heen, het was hier een dood punt. Wij naar de chef van het station toe. Die zei: ‘Jongens, ik weet raad. Over 10 min.[uten] komt er een trein met politieke gevangenen en die stopt hier 5 minuten, daar kunnen jullie dan wel mee.’ En ja hoor, daar kwam hij. Een lange trein met politieke gevangenen. Dat was een gezicht, bijna allemaal jongens die in concentratiekampen gelegen hadden. De trein bestond uit goederenwagons, waarvan er vele nog stukgeschoten waren, vol met kogel- en andere gaten. Na 5 minuten vertrok de trein naar Nederland. Eindelijk, eindelijk, daar doemde Nederland op. Na ruim 1½ jaar kwam ik weer in Holland, waarnaar we zo erg verlangd hadden.

Fragment van het Belgische spoor in 1945.

Maastricht

Het eerste station was Eijsden. Grote borden stonden er met ‘Hartelijk welkom in Holland.’ De perrons waren met oranje en vlaggen versierd. Verder gingen we, naar Maastricht. Hier moesten we uitstappen, want de trein ging niet verder. Wat nu? We wilden niet met die anderen mee, want wij waren gezuiverd en goed in orde, dus we wilden apart van die anderen. Niet om die jongens, maar omdat wij al schoon waren.

We wilden niet met die anderen mee, want wij waren gezuiverd en goed in orde.

We gingen eerst maar naar het Ned.[erlandse] Rode Kruis toe. Daar kregen we koek en koffie. Wat heerlijk dat we weer Hollands om ons hoorden spreken. 1½ jaar hebben we dat niet gehoord. Bij het Ned. Rode Kruis vertelde men dat wij toch eerst naar een repatriëringsgebouw moesten om onderzocht te worden. Enfin, dan daar maar heen. We moesten, al waren we zuiver, toch alles ondergaan. Nou, vooruit dan maar. Eerst een spuitje voor de luizen. Daarna voor de dokter. En toen werden we politiek onderzocht. Bij ons was alles in orde. We moesten daarna wachten op vervoer naar een schoolgebouw. Vanmiddag direct een kaart naar huis gestuurd dat ik in Maastricht was. Telefoneren ging niet.

Een noodbrug bij Maastricht, 1945 (Historisch Centrum Limburg).

9 juni

Vanmorgen om 3 uur (hier ging alles dag en nacht door) werden we weggebracht met nog een heleboel anderen. Wij kregen weer met alles voorrang, omdat we Amerikaanse militairen waren. Wij werden ondergebracht in een school. Hier werden we ingeschreven en konden rustig afwachten op het transport naar Holland. De ligging is goed, het eten is goed, dus dat ging nogal. Overdag gingen we de stad in, wandelen, of we lagen te lezen.

‘Kaalgeknipte koppen’

Mijn reis naar Holland is dus prachtig gelukt. Nergens last van gehad. Een woord van lof voor het Rode Kruis van Frankrijk, België en Nederland. Die heeft ons prima overal doorheen geholpen. Nu nog het laatste stuk. Hier werden de NSB’ers uitgezocht. Ik heb er gezien met kaalgeknipte koppen, met op hun hoofd een kruis geknipt. Het was een prachtig gezicht. Vanmorgen kregen we allemaal ƒ 2,00 zakgeld en 2 sigaretten.

Twee kortgeknipte collaboratieverdachten worden in Maastricht omringd door omstanders en leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (Historisch Centrum Limburg).

11 juni

Vanmorgen moest ik naar de dokter om doorgelicht te worden.

Vanmorgen moest ik naar de dokter om doorgelicht te worden, om te zien of we soms tbc hadden. Maar ik mankeerde gelukkig niets. Vandaag weer een tijdje gewandeld in de stad en maar weer naar bed, maar er wordt wat bekendgemaakt. We gaan morgen allemaal naar huis. Hoera, eindelijk.

Nijmegen

12 juni

Ik kon bijna niet slapen. Vandaag gaan we naar huis. ’s Middags gingen we naar het station. Daar stond een lange trein op ons te wachten, geweldig. Wij een goed plaatsje gezocht. ’s Avonds om 6 uur vertrok de trein met luid hoerageroep, maar dat werd 11 uur, toen ging hij eindelijk. We gingen door België, over Hasselt naar Eindhoven. Daar kwamen we om 11 uur aan. Er werd bekendgemaakt dat we allemaal uit moesten stappen en naar de Philipsfabriek lopen om af te wachten, maar dat was niet naar onze zin. De leider van de trein wist het zo te maken dat we doorgingen naar Nijmegen. Gelukkig. En daar gingen we weer.

14 juni

Prachtig weer. Vanmorgen al vroeg waren we op, want om 8 uur vertrokken we naar huis. Na een flink ontbijt en een hartelijk afscheid van de paters vertrokken we ’s morgens om 8 uur uit Nijmegen naar huis. Overal waar we langskwamen, konden we zien dat hier de oorlog gewoed had. We waren allemaal stil, ieder met zijn eigen gedachten. Hoe zal het er na 1½ jaar bij mij thuis uitzien?

Zaanstreek

Hoera, daar gaan we weer.

Ha, daar komt Amsterdam. Overal hoerageroep en versierde straten, dat was prachtig. We werden allemaal naar het Centraal Station gebracht. Hier kregen we eerst warm eten en daarna werden we weer onderzocht en gecontroleerd, maar alles was in orde bij mij. Tegen 2 uur was het eten gedaan. En toen maar wachten op de bus naar de Zaanstreek. Hoera, daar gaan we weer. Ja, daar is Zaandam. Bij de overweg ben ik uitgestapt. Voor mijn koffers probeerde ik een handwagen te krijgen, maar een jongen met een fiets hielp me. Nu naar huis. Op de Jonge Arnoldusstraat wist ik niet waar ik heen moest. Maar een paar jongens hielpen me en zeiden hoe ik lopen moest.

Jan Stroo, hier vooraan op de foto, keerde op 5 juni 1945 als een van de eersten terug in Zaandam, na een tijd in Duitsland te hebben gewerkt (P.P. de Jong).

‘Dikke zoen’

Hoe zal mijn vrouw eruitzien, en mijn zoontje? In de straat zelf gingen alle gordijnen al zeilen. Ja, daar was nummer 10. Er kwam een juffrouw uit de deur. Ik vroeg of mijn vrouw hier woonde, maar die was niet thuis. Ze was naar haar moeder met een briefkaart die ze vanavond van mij had ontvangen, dat ik in Maastricht was. Na een half uurtje gewacht te hebben kwam mijn vrouw hard aanrijden, want onderweg had ze gehoord dat ik thuisgekomen was. Ik zag er best uit. Na 1½ jaar van afscheid kon ik haar weer, eindelijk weer, een dikke zoen geven, en natuurlijk moest ik direct mijn zoontje zien. Ik moet zeggen; ze zagen er allebei erg best uit.

Ziezo, ik ben gelukkig ongedeerd overgekomen en ook mijn koffers, want daar had ik vele malen voor gevreesd. Na 1½ jaar zag ik mijn zoontje voor het eerst. Ziet hij er niet fijn uit?

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.