Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Hubart Scholten als principiële dwarsligger

In Zaanstad is één straat vernoemd naar een gemeentesecretaris. Zo’n eerbetoon ging zelfs aan veel burgemeesters voorbij. Wie was deze gelauwerde Hubart Gerhard Scholten? “Zorg dat die meneer uit de gemeente wordt verwijderd.”

Maart 1941. V.l.n.r. NSB-burgemeester Cornelis van Ravenswaay, politiecommissaris Cornelis Roscher en gemeentesecretaris Hubart Scholten in het gemeentehuis van Zaandam (NIOD).

Het valt op. Tussen alle politici, kunstenaars, wetenschappers en sporters die in Zaanstad een straat of weg naar zich vernoemd kregen – 85% man, slechts 15% vrouw – bevindt zich één gemeentesecretaris. Een hele eer, zeker voor een ambtenaar. Vanwege zijn principiële houding tijdens de oorlog verdient Hubart Gerhard Scholten deze waardering echter ten volle.

Gemeentesecretaris

Hubart Scholten (Haarlem, 28-4-1886) is een oudgediende op het gemeentehuis van Zaandam. In oktober 1917 benoemt de gemeenteraad daar hem tot gemeentesecretaris, de hoogste functie voor een ambtenaar in plaatselijke overheidsdienst. Hij kent de stad dan al goed. Sinds een jaar werkt de dertiger als commies-redacteur op de Zaandamse secretarie. De sociaaldemocraat is getrouwd met Johanna (‘Annie’) Catharina Hoefman (Amsterdam, 1-6-1887). Het echtpaar heeft een woning aan de Ruijsdaelstraat 14.

Persoonsbewijs van Annie Scholten, augustus 1941 (Verzetsmuseum Amsterdam).

Scholten is zich in de jaren dertig al bewust van het gevaar dat aan de andere kant van de grens dreigt. Tijdens een lezing voor de SDAP-leden doet hij in maart 1939 een voorspelling: “Troelstra heeft na de [Eerste Wereld-]oorlog eens gezegd, dat een overval van Duitse kant slechts zou zijn te vrezen, indien krankzinnigen Duitsland regeerden. Van deze woorden hebben wij ons thans terdege rekenschap te geven.”

Zaans Volksblad (18-3-1939).

Wanneer Scholtens partijgenoot Joris in ’t Veld in het voorjaar van 1941 wordt ontslagen als burgemeester – hij is niet ‘deutschfreundlich‘ genoeg – krijgt de gemeentesecretaris te maken met een nationaalsocialistische opvolger. Cornelis van Ravenswaay is ook nog eens een hardliner, die de NSB-doctrine wil opleggen aan het ambtelijk apparaat.

Van Ravenswaay

Het botert uiteraard niet tussen Hubart Scholten en In ’t Velds opvolger. In de derde persoon schrijft Scholten over zichzelf in het boek De Zaanstreek in droeve en blijde dagen (1946): “Voor den Gemeentesecretaris volgen na het ontslag van den Burgemeester vier maanden van strijd tegen den avonturier Van Ravenswaay, openlijk en ondergronds. Het begint onmiddellijk na de installatie, waarbij de verrader zich naar zijn eigen zeggen in een ‘ijskelder’ heeft gevoeld.” Verwijzend naar het hieronder geplaatste ‘verzoek’ memoreert Scholten: “Het liep uit op een verhoor in Den Haag.” Daarna is het pleit beslecht. De opstandige gemeentesecretaris moet weg.

“De verrader zich naar zijn eigen zeggen in een ‘ijskelder’ gevoeld.”

Vooraankondiging van Scholtens ontslag (Verzetsmuseum Amsterdam).

Met ingang van 24 juni 1941 legt de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken Scholten ’tot nader order verlof’ op. Op 7 juli krijgt hij met onmiddellijke ingang zijn ontslag. Van Ravenswaay zorgt ervoor dat hij ook zijn andere functies moet inleveren. Over diens rol in het bestuur van de Plaatselijke Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs schrijft de NSB-leidsman in maart 1942: “Als het invloedrijkste lid moet ik aanmerken den Heer Dr. H.G. Scholten. De heer Scholten neemt een houding aan, die hem ook als commissielid ongeschikt maakt.”

Onrust stoken

Daarna stopt het niet. Scholten, opnieuw in de derde persoon: “De Secretaris blijft in Zaandam en doet zijn plicht, openlijk en ondergronds. Tot ook daaraan een einde wordt gemaakt. Van Ravenswaay zal wel zorgen, dat ‘die meneer ook uit de gemeente wordt verwijderd’. In Mei 1942 verschijnen in de Euterpestraat [het Amsterdamse hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst, E.S.]. (…) Hij moet met zijn gezin de gemeente verlaten en mag zich niet meer vertonen in Zaandam. Want hij is ‘voortgegaan daar onrust te stoken’.” Net als eerder burgemeester Joris in ’t Veld en politiecommissaris Cornelis Roscher wordt Scholten verbannen uit Zaandam. Met ingang van 4 juni 1942 nemen Annie en hij hun intrek in Blaricum, in een landhuis op de Boschlaan 6.

“Hij is voortgegaan onrust te stoken.”

Boschlaan 6 in Blaricum (Bonas.nl).

Een maand lang is Het Gooi Hubart Scholtens woonomgeving. Dan wordt hij weggevoerd naar de gijzelaarskampen in respectievelijk Haaren en Sint-Michielsgestel. Daar zitten honderden vooraanstaande Nederlanders gevangen. Met deze mannen als onderpand hopen de Duitsers het opkomende Nederlandse verzet te beteugelen. Bij onrust, dreigen de nazi’s, worden er als represaille gijzelaars gefusilleerd.

Simon Vestdijk

Scholten verblijft anderhalf jaar in gevangenschap en mag dan vertrekken. Uit zijn tijd in Sint-Michielsgestel zijn tientallen schriften met aantekeningen over bijeenkomsten bewaard gebleven. Bijzonder zijn vooral de verslagen die hij maakt over de voordrachten die de beroemde, eveneens gegijzelde schrijver Simon Vestdijk in Sint-Michielsgestel verzorgt.

Overzicht van enkele door Scholten in Sint-Michielsgestel gemaakte verslagen (Verzetsmuseum Amsterdam).

Na zijn vrijlating is Scholten nog altijd strijdbaar. In de herfst van 1943 nemen zijn vrouw en hij de dan zes maanden oude, in Arnhem geboren Greetje Kaatje Troostwijk op in hun midden. Haar ouders laten het joodse meisje onderduiken, in het besef dat de toekomst uiterst somber is. Begin november proberen Abraham en de hoogzwangere Annie Troostwijk te ontsnappen naar België. Dat gaat mis. Op het treinstation van Den Bosch worden ze gearresteerd. Op 13 november schenkt Annie in een Bossche cel het leven aan een zoontje, Ivar Arnold. Ruim twee maanden later sterven moeder en kind in de gaskamer van Auschwitz. Abraham houdt het iets langer vol, maar vindt op 28 maart 1944 de dood.

Fragment uit de Volkskrant (10-9-2022).

Greetje heeft uiteraard geen weet van het drama en dat geldt ook voor haar pleegouders. Heel lang duurt haar verblijf in Blaricum niet. Er dreigt gevaar, ze moet weg en komt terecht bij een gezin in IJsselstein. Maar in de vroege zomer van 1944 wordt ze verraden. Hoogstwaarschijnlijk door haar pleegvader, notabene. In juni 1944 belandt ze in de weeskinderenbarak van kamp Westerbork, tussen tientallen andere kinderen. En op 13 september vertrekt ze, net als eerder haar ouders en broertje, per trein naar een onbekende bestemming, samen met 278 andere joodse gevangenen. Onder hen vijftig ‘weeskinderen’, van wie zelfs de namen veelal onbekend zijn. Niet Auschwitz, maar Bergen-Belsen is hun bestemming. Omdat de kampcommandant niet zeker weet of de ‘Unbekannte Kinder‘ joods zijn, laat hij ze vooralsnog in leven.

Een deel van de transportlijst met de onbekende kinderen. Nummer 26 is Greetje Troostwijk.

Annie Scholten begint na de oorlog een zoektocht naar haar voormalige pleegdochter. “Ik heb een klein Joodsch meisje verzorgd, genaamd Greetje Kaatje Troostwijk”, schrijft ze naar de opsporingscommissie. “Is ze nog in Westerbork en mag ik haar gaan halen dan zou ik dat ontzettend graag doen, want we hielden allemaal erg veel van haar. Komen haar ouders terug, natuurlijk geef ik dan met liefde hun kind over. Komen ze niet dan zou ik Greetje graag blijven verzorgen. Wilt u mij helpen haar terug te vinden? Ik wil daartoe al het mogelijke doen.”

Deerniswekkend

Greetje heeft het kamp overleefd, maar verkeert bij haar terugkomst in Nederland in slechte gezondheid. In haar dossier staat dat ze ‘in zeer deerniswekkende toestand’ verkeert. Haar beide oorlogspleegmoeders vinden het meisje uiteindelijk sterk vermagerd en geestelijk achtergebleven terug in een kindertehuis in Laren.

De Commissie voor Oorlogspleegkinderen beslist anders dan het echtpaar Scholten wenst. Greetjes ouders zijn vermoord, maar hun dochter wordt toegewezen aan haar aangetrouwde oom Zadok. Wanneer Greetje begin jaren zestig in Amsterdam gaat werken, ontmoet ze in een sociëteit een jongen bij wie ze zich onmiddellijk op haar gemak voelt, Robert Coopman. Ze trouwen in 1965. Het duurt daarna 36 jaar voordat ze er achter komen dat ze samen in de laatste trein zaten die Westerbork verliet.

Bevrijding

Terug naar Hubart Scholten. Op 4 september 1944, een etmaal voor Dolle Dinsdag, is hij weer even terug in Zaandam. Het is te vroeg. De bezetting van westelijk Nederland blijft nog negen maanden in stand. “Half April 1945 weer naar Zaandam, opgedoken nu. En voorgoed.” Ook Scholten haalt dus heelhuids de bevrijding. Uit De Zaanstreek in droeve en blijde dagen: “Op de avond van 4 Mei 1945 zijn Burgemeester, Secretaris en Commissaris op verschillende plaatsen in Zaandam. Zij beleven daar het voorspel van de bevrijding. Door de radio komt het bericht: de Duitsers in Nederland hebben gecapituleerd. De mensen komen op straat, de vlaggen gaan uit, er wordt feest gevierd. Maar het blijkt nog niet waar. De vlaggen moeten weer ingehaald worden.”

Hubart Scholten na zijn terugkeer in Zaandam, 8-5-1945 (P.P. de Jong).

“In de ochtend van 5 Mei is de Commissaris op zijn bureau, vertonen de Secretaris en de Burgemeester zich na elkaar in het stadhuis. ’s Middags vergaderen deze beiden met de Contact-Commissie uit de illegaliteit. Eindelijk, op Maandag 7 Mei de eerste grote dag, de dag van de intocht der verdrevenen. Een grote dag voor hen, voor hun gezinnen, maar ook voor de bevolking.” De wederopbouw kan van start. Hubart Scholten, inmiddels bijna zestig jaar oud, mag beginnen aan zijn laatste jaren als ambtenaar.

V.l.n.r. BS-commandant Jochem de Bijll Jochenius, Cornelis Roscher, de BS-commandanten Jan Brasser en Johann van Marle, burgemeester Joris In ’t Veld en Hubart Scholten – het Wilhelmus zingend – voor het stadhuis van Zaandam, 8-5-1945 (P.P. de Jong).

Bij zijn afscheid als gemeentesecretaris, in juni 1951, krijgt hij de gemeentelijke penning van verdienste. Helemaal op zijn lauweren rusten wil de pensionado niet. Voor de PvdA wordt hij lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Heel lang kan hij niet genieten van zijn nieuwe status. Op 1 december 1955 overlijdt Hubart Scholten onverwacht in een Hilversums ziekenhuis. Hij is 69 jaar. In Zaandam herinnert de lange H.G. Scholtenstraat – die Kogerveld met ’t Kalf verbindt – aan deze standvastige, loyale ambtenaar.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





3 gedachten over “Hubart Scholten als principiële dwarsligger”

  1. Ik ben in het bezit van foto’s van Hubart Scholten gemaakt in oorlogstijd en ook foto’s van mijzelf met de heer Scholten en zijn vrouw.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.