In januari 1945 reisden twee Zaandamse bankmedewerkers naar Friesland in een wanhopige poging om aan eten te komen voor de leden van de Gereformeerde Kerk in hun woonplaats. Met teksten en tekeningen legden ze hun wekenlange hongertocht per schip vast in een bijzonder dagboek. Deel 3: Naar Medemblik.
4 JANUARI 1945, DE TWEEDE DAG
’s Morgens 5 uur stonden we alweer buiten. Om 6 uur in een nabij gelegen boerderij 2 liter melk ingeslagen en om 8 uur vertrokken naar Alkmaar. Eerste controle der Duitschers. Flip, die op geen enkele bemanningslijst stond ingeschreven (v.d. Rijt liet zich niet zien) werd in een der zijgangen van de bak verdonkeremaand. Een der Duitschers keek eens door het luik, doch bleek te dik en vadsig om zich daarin te laten neerzakken.
‘Een der Duitschers keek eens door het luik, doch bleek te dik en vadsig om zich daarin te laten neerzakken.’
Om 11.20 uur uit Alkmaar. Verder eentonige reis langs Schagerbrug, Ewijksluis naar de Koog. Intusschen had Flip voor het diner gezorgd, bestaande uit groene erwten, in gewoon water gekookt, dit ter onderscheiding van de erwten en kapucijners die we later wel aten, gekookt in IJsselmeerwater. Er was n.l. geen watervat aan boord en onder het varen kan je nu eenmaal niet leentjebuur spelen.
Des avonds door de sluizen van Zijpe naar het Amstelmeer. Dankzij de stuurmanskunst der kapitein aan den grond gezeten. Later los gekomen terug naar de ingang van het meer en daar gebivakkeerd aan den walkant.
5 JANUARI 1943. DE DERDE DAG
Vertrek om 8 uur. De bakens waren nu duidelijk te zien. Bij Kolhorn werd geschut. Val plusminus 12 mr., wat nogal geruimen tijd in beslag nam. We maakten daarvan gebruik om per fiets naar Middenmeer te gaan teneinde een bevriende relatie van de diaconie der Gereformeerde Kerk van Zaandam te bezoeken en een middagmaal bij de Centrale Keuken te bemachtigen, hetwelk evenwel niet gelukte. Om half drie waren we geschut. V.d. Rijt, die even voor Kolhorn aan boord was gekomen, bleef aldaar weer achter en liet zich voor het eerst weer zien bij aankomst in Medemblik (plusminus 6 uur). Door 2 sluizen geschut, sterke strooming, zoodat door ons gezwoegd werd om de bak in sluis te krijgen. Flip zat met gekruiste armen in de ‘gezellige’ roef. Maar onder de bevelen van Jan, die vanaf zijn schuit ons toegeroepen werden, gelukte het ons de bak in de sluiskolk te krijgen, waar v.d. Rijt aan boord stapte en onder zijn deskundige leiding het gevalletje verder in de buitenhaven loodste (9 uur).
IN DE MACHT VAN DE GRÜNE POLIZEI
‘De eerste schildwacht liet ons ongehinderd passeeren, maar de tweede vertrouwde het zaakje niet en bracht ons met zijn vieren naar de commandopost der S.S.’
V.d. Rijt, wel wetende hoe onze stemming tegenover hem zou zijn, beloofde ons nachtlogies bij een boer, en ondanks het late uur, het was ver over spertijd, waagden we het op onze bemanningslijsten over straat te gaan. De eerste schildwacht liet ons ongehinderd passeeren, maar de tweede vertrouwde het zaakje niet en bracht ons met zijn vieren naar de commandopost der S.S.
Het bleek ons later dat juist dien dag het bevolkingsregister geroofd was, zoodat we op een goed moment aankwamen. De commandant was zelf niet aanwezig, zoodat we moesten wachten tot meneer verschijnen zou. Een paar Rotterdamsche agenten waren ook opgepakt en zagen er tamelijk benauwd uit. Om kwart over tien kwam de commandant en na hem de oorzaak van ons zich op straat bevinden te hebben medegedeeld en dankzij de herinnering die de naam Ragetlie aan z’n vrind de schoorsteenveger bij hem opwekte, konden we gaan. Dien nacht sliepen we bij boer Meyaard uitstekend, na een gul onthaal vooraf. In maanden hadden we niet zoo goed gegeten.