Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Hoe verzetsheld Joop Keijzer na de oorlog in ongenade viel (2)

Zo ongeveer elke illegale organisatie waarbij de Zaandijkse politieman Joop Keijzer betrokken was werd na enige tijd opgerold. De Stijkelgroep in 1941, een naamloos Zaans drukkersnetwerk en de Oranjeterroristen in 1943 en de ‘wilde’ verzetsgroep Koog-Bloemwijk in 1944; allemaal gingen ze voor de bijl. Keijzer overleefde alles. Al tijdens de oorlog begonnen de geruchten. Was hij een verrader? En hoeveel verdienden hij en zijn vrouw eigenlijk aan de huisvesting van joodse onderduikers?

Bureau Nationale Veiligheid

Eerder schreef ik een artikel hoe de in Zaandijk wonende politieagent Joop Keijzer (Amsterdam, 30-3-1906) in 1950 in ongenade viel bij zijn Wormerveerse werkgever. Maar de ellende begon al vijf jaar eerder. Hij moest toen vertrekken bij het Bureau Nationale Veiligheid, een voorloper van de huidige Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Ook daaraan lag een stroom van geruchten en kwaadsprekerij ten grondslag. Bevatten die een kern van waarheid? Of zelfs meer dan dat? Een onlangs vrijgegeven BNV-dossier bevat antwoorden.

Joop Keijzer in 1950 (De Zaanlander).

Voor Josephus Joannes Wilhelmus Keijzer eindigt de ellende niet in het voorjaar van 1945, zoals bij de meeste andere inwoners van Nederland. De bevrijdingsfeesten zijn amper achter de rug of hij krijgt een aantal zware aantijgingen te verwerken. Op 30 mei is hij sterk vermagerd teruggekeerd in zijn woonplaats Zaandijk. Bijna een jaar lang heeft hij onder barbaarse omstandigheden vastgezeten in onder meer de concentratiekampen Vught, Sachsenhausen en Dachau-Allach. Dat hij nog leeft mag een wonder heten. In 1943 is hij neergeschoten bij een vluchtpoging. Zijn kameraden bevrijdden hem vervolgens uit het Wilhelminagasthuis. Een jaar later pakte de Sicherheitsdienst hem alsnog op. En nu denkt hij eindelijk de vrede te mogen beleven en erkenning te krijgen, omdat hij zich vanaf 1940 op allerlei manieren heeft geweerd tegen de nazi’s.

Uitgemoord

Hij rekent buiten de waard, in de personen van enkele onderzoekers. Want juist het feit dat hij levend is teruggekeerd terwijl talloze anderen om hem heen de dood vonden is in de ogen van velen verdacht. ‘De heele Zaanstreek schijnt het Keijzer kwalijk te nemen dat iedere groep waarin hij gewerkt heeft, is opgerold en uitgemoord, terwijl hij zelf steeds de dans ontsprong’, heet het in een onderzoeksrapport van het Bureau Nationale Veiligheid uit 1945.

‘De heele Zaanstreek schijnt het Keijzer kwalijk te nemen dat iedere groep waarin hij gewerkt heeft, is opgerold en uitgemoord, terwijl hij zelf steeds de dans ontsprong.’

Bijzonder is het inderdaad wel. Wanneer begin 1941 vrijwel de hele Stijkelgroep na verraad wordt ingerekend, behoort Keijzer tot de weinigen die ontkomen aan arrestatie en daardoor aan het vuurpeloton. Hij is getipt door mede-verzetsstrijder Douwe Soepboer en kan tijdig onderduiken, maar dat weet bijna niemand. Op 4 mei 1941 verlaat hij zijn woning, om er voorlopig niet meer terug te keren.

Douwe Soepboer.

Oranje Vrijbuiters

In een soort verzets-cv somt Keijzer na de oorlog op wat hij zoals aan illegaal werk heeft verricht. Na zijn overhaaste vertrek uit de Zaanstreek werkt hij naar eigen zeggen vanaf mei of juni 1943 samen met de ‘Oranjeterroristen van den groep Epe-Utrecht’. Hij doelt op de Oranje Vrijbuiters. Via een van de oprichters, Klaas Postma alias ‘Peters’, komt hij bij deze Utrechtse verzetsgroep. Ze helpen mensen – niet-joods, maar vooral joods – aan onderduikadressen en plegen overvallen om aan distributiebonnen te komen. Keijzer brengt ook een nieuw lid in: de Beverwijkse student Jacques Martens. In de zomer van 1943 worden de meeste leden van de Oranje Vrijbuiters als gevolg van verraad opgepakt. Achttien van hen sterven in 1944 door de kogel. Onder hen ook Martens. Joop Keijzer ontkomt.

Jacques Martens (Oorlogsgravenstichting.nl).

Neergeschoten

Keijzer schrijft over de arrestanten: ‘Vermoedelijk heeft een van hen bekend waardoor ik op 31 juli 1943 ben gearresteerd na een vlucht waarbij ik werd neergeschoten.’ Zijn veronderstelling is niet juist; de eerste leden van de Oranje Vrijbuiters vallen pas op 24 augustus van dat jaar in Duitse handen. Dat Keijzer wordt neergeschoten, vlakbij zijn woning, klopt wel. Hij is teruggekeerd naar zijn huis in de Zaandijkse Oud Heinstraat 18 en houdt zich daar verborgen voor de buitenwereld. Een van de joodse onderduikers in zijn huis, Isidor Berliner: ‘Bij een overval van de Grüne Polizei is Keijzer het huis uit gevlucht, hoewel hij bij de joden in de schuilplaats had kunnen kruipen. Hij wist echter dat het om hem was te doen en wilde daarom geen huiszoeking riskeeren.’

Isidor Berliner met zijn echtgenote en dochter in 1945 in Amsterdam. Ze verbleven alle drie tijdens de oorlog enige tijd bij het echtpaar Keijzer (D. Markus).

Wilhelminagasthuis

Keijzer wordt opgenomen in het Amsterdamse Wilhelminagasthuis en onder strenge bewaking verpleegd. Op 19 augustus weten vier leden van de ‘wilde’ verzetsgroep Koog-Bloemwijk hem op spectaculaire wijze te bevrijden. Opnieuw ontsnapt hij aan het executiepeloton. Hij duikt weer onder, nu in Purmerend. Daar herstelt hij van zijn schotwond.

Hij begeeft zich opnieuw in het verzetscircuit.

Hij begeeft zich opnieuw in het verzetscircuit. Schrijvend over zichzelf in de derde persoon: ‘Heeft daarna persoonsbewijzen verstrekt en vervalscht in samenwerking met Hans Fuikschot en D. Kleiman, drukker van Trouw en andere illegale bladen.’ Hans Fuijkschot en Dirk Kleiman maken deel uit van een Zaans collectief van drukkers en stempelmakers dat niet alleen het verzetsblad Trouw vermenigvuldigt, maar ook talloze falsificaties produceert. De twee gereformeerde mannen werken bij het Zaandijkse Litho Zaanlandia, eigendom van Kleiman. In oktober 1943 vallen de twee drukkers door verraad in Duitse handen. Met hen worden er meer mensen uit dit netwerk gearresteerd. Een aantal van hen overleeft hun detentie niet, onder wie Kleiman en Fuijkschot. Joop Keijzer blijft op vrije voeten.

Hans Fuijkschot in gevangenschap (NIOD).

Gewapende overval

Samen met leden van de groep Koog-Bloemwijk pleegt Keijzer op 11 januari 1944 een gewapende overval op het Purmerendse postkantoor. Ze roven een flinke voorraad distributiebescheiden en 22.000 gulden. Het is de laatste geslaagde actie van de groep Koog-Bloemwijk. Op 22 januari hebben enkele leden van deze organisatie een bespreking in café Bos, tegenover het spoorwegstation in Zaandam. Een van hen heeft zonder het te weten al een tijdje contact met een infiltrant van de Sicherheitsdienst. Dat wordt de organisatie fataal: de bijeenkomst blijkt te zijn verraden. Eén lid van de groep Koog-Bloemwijk wordt in het café opgepakt. De anderen ontkomen aanvankelijk. De navolgende dagen volgen er meer arrestaties, gevolgd door terdoodveroordelingen. Joop Keijzer blijft – weer – buiten schot.

Pieter Peek

Op 4 april brengen twee agenten de gevangengenomen Purmerendse marktmeester Pieter Peek – de spil van de plaatselijke afdeling van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers – van zijn woonplaats naar de Sicherheitsdienst in Amsterdam. Ze komen niet verder dan het Purmerendse tramstation. Uit zijn verslag valt op te maken dat Keijzer betrokken is bij het bevrijden van Peek. Er ontstaat een schietpartij waarbij de twee politiemannen gewond raken, maar ‘oom Piet’ Peek ongedeerd kan wegkomen.

Pieter Peek (Verzet verwoord).

Daarna gaat het weer mis. Keijzer: ‘Op 13 juni ben ik gegrepen te Purmerend door het verraad van een agent provocateur (Poldervaart) die inmiddels voor mijn arrestatie was neergelegd op mijn verzoek door De Wilde van Amsterdam (Noord), persoonlijk mij toen niet bekend.’ Zijn verhaal wordt bevestigd in het boekje Purmerend in oorlogstijd 1939-1945: ‘Op het trottoir vóór den winkel bewoond door W. Rot in de Peperstraat stond de illegale werker J. Keizer [sic] afkomstig van Zaandijk. Op het moment dat de weermacht hem als onderduiker zou arresteeren nam hij de vlucht. Na achtervolging werd Keizer gegrepen en gearresteerd.’

‘Op 13 juni ben ik gegrepen te Purmerend door het verraad van een agent provocateur (Poldervaart).’

Euterpestraat

Keijzer wordt naar het SD-hoofdkwartier in de Amsterdamse Euterpestraat vervoerd. Na daar te zijn gefolterd om een bekentenis af te dwingen – onvermeld blijft of dat lukt – belandt hij in het Amsterdamse Huis van Bewaring. ‘Op 15 juli ’44 overgebracht naar Vught’, noteert hij achteraf. ‘Van daar 6 sept. d.a.v. naar Sachsenhausen, Buchenwald en Allach bij Dachau. Op 30 april 1945 door de Amerikanen bevrijd.’

Mocht hij denken dat de ellende nu voorbij is, dan heeft Joop Keijzer het bij het verkeerde eind. Het goede nieuws is dat hij aan de slag kan bij het Bureau Nationale Veiligheid. Dat is opgezet om de restanten van Duitse veiligheids- en inlichtingendiensten onschadelijk te maken, de politie en bestuursorganen te zuiveren en de gangen van collaborateurs na te gaan. Maar totaal onverwacht weet Keijzer zichzelf in de zomer van 1945 eveneens het lijdend voorwerp van een onderzoek. Een onderzoek notabene door zijn nieuwe werkgever. En de uitkomsten zijn vernietigend.

Johnny de Droog

Volgens de makers van het onderzoeksrapport, de Amsterdamse BNV-rechercheurs J. Wageman en W.F. Eyssens, heeft Keijzer in de Zaanstreek samengewerkt met de beruchte Sicherheitsdienst-informant Johnny de Droog. Een lid van de verzetsgroep Koog-Bloemwijk, Gerhardus Docter, zou eveneens SD-agent zijn geweest. In het rechercherapport komt ook ter sprake dat Joop Keijzer, maar vooral zijn echtgenote Lena, financieel flink heeft geprofiteerd van de vele joodse onderduikers die ze bijstonden. Wageman en Eyssens uiten nog meer verdenkingen, van Keijzers schietgraagheid tot de verkoop ten eigen bate van gestolen bonkaarten. Het verzetsechtpaar wordt dus verdacht van een flinke reeks oorlogsmisdrijven.

Johnny de Droog in 1941.

Jan Baars

Het belastende rapport belandt bij BNV-chef Jan Baars, alias Jan Haye. Hij was voor de oorlog een fascistenleider van nationale allure, maar werd tijdens de bezetting een illegaal werker. Zijn tijdige draai naar de ‘goede’ kant levert hem na de bevrijding een hoge functie op bij het Bureau Nationale Veiligheid. Op 23 juli 1945 confronteert Baars zijn werknemer Keijzer met de zeer forse beschuldigingen. De Zaandijker is met name overdonderd door het verhaal ‘dat ik met J. de Droge [sic], lang gezocht Gestapo-agent, zou hebben samengewerkt, ten gevolge waarvan de ploeg Heijdra [de verzetsgroep Koog-Bloemwijk] zou zijn opgerold.’

Keijzer wacht niet af tot er een definitief oordeel wordt geveld. Hij gaat op onderzoek uit en hoort van gedetineerde SD-prominenten dat Ger Docter in gevangenschap is ‘doorgeslagen’. Mede daardoor kon de groep Koog-Bloemwijk worden opgerold. Ook een ander lid van deze verzetsorganisatie, Wim van de Kamp, heeft gepraat. Keijzer: ‘Hij is met de SD-agenten bij mijn moeder thuis geweest en heeft daar een machinegeweer weggehaald, hetgeen hij daar zelf in gezelschap van [verzetsman Harm] Gerssen indertijd heeft gebracht. Mijn moeder en zuster zijn daarna beiden ook ondergedoken.’

Wim van de Kamp

Johnny de Droog heeft hij naar eigen zeggen nooit ontmoet. Volgens hem verwarren ze deze collaborerende fietsenmaker met een naamgenoot. ‘Dat de Heer Haye totaal verkeerd was ingelicht bleek uit het feit dat genoemde Johnny, illegaal Jimmy, werkelijk genaamd v.d. Kamp, door de Duitsers gelijk met Heijdra en de anderen is gefusilleerd.’

Jan Baars alias Jan Haye – tweede van links – in 1930 met wat fascistische vrienden in Zaandam (De Bezem).

Ook de andere beschuldigingen wijst hij verontwaardigd van de hand. Hij heeft weliswaar bonkaarten verkocht die zijn geroofd in Oegstgeest, maar dan wel ‘2 maal 12 stuks die over waren, tegen een vergoeding van f 25,- per kaart, ten behoeve van een door ons te vormen kas. Dit bedrag heb ik afgedragen aan Heijdra daar ik deze gezien zijn persoon als leider beschouwde.’ Triggerhappy vindt hij zichzelf in het geheel niet. ‘Ik zou volgens het rapport in staat zijn iedereen neer te schieten. Goed begrepen zou ik als een soort asociaal mensch zonder voldoende aanwijzing elken opdracht in dien zin willen uitvoeren.’ En de joodse onderduikers in zijn huis financieel uitbuiten is ook onzin, schrijft hij in zijn verweer. ‘Het is toch zeer onwaarschijnlijk dat niemand iets geweten heeft en dat er niets over gesproken zou zijn in al dien tijd en dat nu pas aan het licht komt.’

‘Ik zou volgens het rapport in staat zijn iedereen neer te schieten.’

‘Rooie’ Kees Beernink

Door hetgeen zijn chef Jan Baars hem voorleest uit het rechercherapport weet hij dat ‘een persoon genaamd Beernink, thans verbonden aan het M.G. [Militair Gezag] te Zaandam, en Nico de Jong, mij in het geheel niet bekend’ hem betichten van de misstanden. De eerste betreft ‘Rooie Kees’ Beernink, een voormalig LO-lid uit Wormerveer. ‘Nico de Jong’ is het oorlogspseudoniem van Beerninks plaatsgenoot Nicolaas Rem. En die naam kent Keijzer wel. Rem was lid van de verzetsgroep Koog-Bloemwijk en een van de mannen die hem bevrijdden uit het Wilhelminagasthuis.

Nicolaas Frederik Rem, kort na 1945 (J. Rem).

Animositeit

Er lijkt sprake van onwetendheid en animositeit. Beernink en Keijzer hebben elkaar begin 1944 ontmoet. Dat verliep niet soepel. ‘De eerste kennismaking met hem was ten huize van J.D. [verzetsleider Jan Dirk] Vis te Zaandijk toen de overval in Purmerend was gepleegd’, schrijft Keijzer. ‘Beernink stelde toen voor in tegenwoordigheid van J. [Jaap] Muusse, thans verbonden aan het concentratiekamp te Castricum, hem de kaarten te overhandigen daar hij een connectie had die voor alle onderduikers in Noord-Holland zorgde. Ik liet merken dat ik daar aan twijfelde, daar er toch altijd menschen waren ondergedoken die dat niet ruchtbaar hadden gemaakt. Hij vertelde mij tevens dat er bonkaarten van den overval te Oegstgeest in den zwarten handel waren terechtgekomen, waarna ik hem heb gezegd dat, zoo dat waar was, er geen kaart van Purmerend de deur uit zou gaan zonder dat ik de bestemming wist. Ook deed hij voorkomen dat hij rechtstreeks met den overkant [Groot-Brittannië] in contact stond, hetgeen ik sterk betwijfelde. Korten tijd later zijn de bonkaarten en het geld door de SD-agenten voornoemd ten huize van Gerssen in beslag genomen.’

Baron van Heeckeren van Brandsenburg

Joop Keijzer wil zijn naam zuiveren. Hij vraagt om een nieuw onderzoek. Hij weet ook al iemand die dat kan uitvoeren: Eduard Carel Constant Willem Leonard Baron van Heeckeren van Brandsenburg. In deze bij de Binnenlandse Strijdkrachten werkende luitenant heeft hij vertrouwen. Keijzer krijgt zijn zin. Van Heeckeren van Brandsenburg mag het werk van de BNV’ers Eyssens en Wageman overdoen.

Eduard Carel Constant Willem Leonard Baron van Heeckeren van Brandsenburg (Mobilisatiemuseum).

De luitenant gaat onmiddellijk aan de slag. Hij hoort behalve Keijzer twee handenvol getuigen. Het zijn zowel oud-verzetsstrijders als door de Keijzers geholpen joden. Die laatsten zijn over het algemeen vol lof, zij het dat de uitgesproken waardering soms wordt afgewaardeerd door financiële kanttekeningen. Zo zegt Eva Blits, wier dochtertje Sonja langdurig bij het echtpaar Keijzer verbleef, dat ze daarvoor uit eigener beweging veertig gulden per week betaalde. Van Heeckeren van Brandsenburg: ‘Voor vervoer per trein van mevrouw Blitz [sic] van Amsterdam naar Zaandijk berekende mevrouw Keijzer echter f 300,-. (…) Fam. Keijzer heeft aan de Joden dik verdiend.’

Sara ‘Sonja’ Blits (S. Telias-Blits).

Jonas Leefsma

Jonas Leefsma’s dochter Sara kreeg vier maanden lang een schuilplaats bij de Keijzers. ‘Fam. Keyzer komt een eereplaats toe’, noteert Van Heeckeren van Brandsenburg uit Leefsma’s mond. ‘Heeft heel veel Joden het leven gered.’ Maar er is volgens hem ook hier een keerzijde. Lena Keijzer ‘was op geldjacht. Heeft van Leefsma f 3000,- verduisterd.’ Door bemiddeling van de Zaandijkse gemeentesecretaris komt het geld weer terug bij de joodse Amsterdammer. Deze ambtenaar kan er niet meer over getuigen; hij is inmiddels overleden. ‘Leefsma is nauwelijks genegen hierover te praten, daar hij zijn leven aan mevrouw Keijzer te danken heeft. Bewijs is moeilijk te leveren.’

‘Lena Keijzer was op geldjacht. Heeft van Leefsma f 3000,- verduisterd.’

Er is nog een joodse onderduikster die Lena Keijzer beschuldigt van diefstal. Ze zou een kistje met sieraden ter waarde van f 30.000,- aan Keijzer zijn kwijtgeraakt en dat ook hebben verteld aan haar gastheer op een ander Zaans onderduikadres, Bart Rijpstra. ‘Acht het verhaal van mevrouw Wackers over gestolen sieraden juist’, noteert Van Heeckeren van Brandsenburg. ‘Deze zaak is in handen gegeven van de politie. Een onderzoek moet nog worden ingesteld. De financieele reputatie van fam. Keijzer, speciaal van mevrouw Keijzer is in Zaandijk zeer slecht. Zij wilde in bezettingstijd doorloopend Joden hebben, omdat daaraan viel te verdienen.’

Selma Wackers en haar echtgenoot (H. Rijpstra).

Isidor Berliner

Er is één voormalige onderduiker die het zonder voorbehoud opneemt voor de Keijzers. Hij steekt over hen de loftrompet. Het eten in zijn gastverblijf was ‘zeer goed’ en gedurende het half jaar dat hij bij het echtpaar Keijzer verbleef betaalde hij wekelijks slechts een paar tientjes. Het verhaal van Selma Wackers doet hij af als verzinsels. ‘Over mevrouw Wackers verklaarde Berliner dat deze vrouw met het waandenkbeeld rondloopt door iedereen bestolen te zijn of te zullen worden. Berliner is er zeker van dat mevrouw Keijzer eerlijk is geweest ten opzichte van mevrouw Wackers.’ Van Heeckeren van Brandsenburg op zijn beurt hecht weinig waarde aan Berliners complimenten. Hij voegt een wel zeer persoonlijke diskwalificatie toe aan diens verklaring: ‘Uit informatie is mij gebleken dat Keijzer en Berliner dikke vrienden zijn. Berliner is een klein angstig mannetje.’

De verhalen van de andere personen die Van Heeckeren van Brandsenburg zijn al evenzeer een mengeling van feiten, meningen en veronderstellingen. Zoals dat van de Amsterdamse brigadier Van de Bunt: ‘Kent Keijzer persoonlijk. Keijzer is wat politiek betreft absoluut betrouwbaar. Financieel echter niet. Zal er in bezettingstijd financieel niet op achteruit zijn gegaan. Praatte en zwetste als illegaal werker te veel. Keijzer is een avonturier.’

Joop en Lena Keijzer met hun zoon, waarschijnlijk 1939 (D. Keijzer).

Nationaal Steunfonds

Zaandijker D. Offenberg, die namens het Nationaal Steunfonds de helpers van joodse onderduikers van geld voorzag: ‘Er waren veel geruchten over financieele onbetrouwbaarheid van fam. Keijzer. Echter nooit bewezen.’ Maar, voegt hij daar aan toe: ‘Mevrouw Keijzer zat altijd nogal ruim in het geld. Droeg een pracht van een bontmantel. Had veel geld noodig. Was loslippig en daardoor gevaarlijk, heeft echter zeer veel goeds gedaan.’

Die combinatie van spraakzaamheid en geldbehoefte komt terug in de verklaring van plaatsvervangend NSF-hoofd Veenis in Koog aan de Zaan: ‘Keijzer gaat door het vuur voor het doel dat hij voor oogen heeft. Heeft met zijn vrouw veel goeds gedaan. Werden echter gemeden om hun praatlust. Financieel werden ze nooit vertrouwd. Als ergens geld viel te halen, zouden ze het niet laten.’ Opperwachtmeester Charles van den Bosch, die zitting heeft in de zuiveringscommissies voor de marechaussee en gemeentepolitie: ‘Keijzer heeft veel illegaal gewerkt. Werd echter niet vertrouwd, was te loslippig. Heeft vrij zeker veel ten eigen bate aangewend. Gezin had veel geld nodig.’

Rapport

Op 30 augustus 1945 presenteert Van Heeckeren van Brandsenburg zijn rapport. Het is hem inmiddels duidelijk dat de eerdere conclusies over een samenwerking tussen SD-infiltrant Johnny de Droog en Joop Keijzer ‘op zeer losse schroeven’ staan. ‘Bewijzen dat Keijzer zou hebben samengewerkt met J. den Drooge, en dat Gerard Dokter [sic] zou zijn opgetreden als SD-agent, zijn niet te leveren. Het blijft bij geruchten.

Gerhardus Docter.

Van Heeckeren van Brandsenburg acht de Zaandijkse politieman politiek betrouwbaar. ‘De heele Zaanstreek schijnt het Keijzer kwalijk te nemen dat iedere groep waarin hij gewerkt heeft is opgerold en uitgemoord, terwijl hij zelf steeds de dans ontsprong. Hierdoor, en door zijn branieachtig optreden en door de “waarschijnlijk toevallige” signaleering van Den Drooge in de Zaanstreek is waarschijnlijk het gerucht ontstaan over de samenwerking in de groep Heijdra tusschen Keijzer en de Drooge. Keijzer is een handige vent en heeft volgens mij veel geluk gehad. Zonder zijn handigheid en veel geluk zou hij waarschijnlijk ook het loodje hebben gelegd. Het feit dat hij gearresteerd is, terwijl hij in het bezit was van 2 revolvers, en het er toch levend heeft afgebracht (een feit waarin velen een bewijs meenen te zien van zijn verradersrol) behoeft geen verwondering te wekken, gezien de ervaringen van vele gearresteerde illegale werkers die soms voor lichte gevallen werden gefusilleerd, en soms ondanks zware beschuldigingen het er levend afbrachten.’

Geldverduistering

Ten aanzien van de financiële betrouwbaarheid van Joop en Lena Keijzer is Van Heeckeren van Brandsenburg voorzichtiger. ‘Bij navraag naar deze eigenschap van de fam. Keijzer bleek mij dat de heele Zaanstreek iets aan te merken heeft op de financieele gedragingen. “Men” zegt; Lena Keijzer “was op geldjacht”. Heeft van Leefsma f 3000,- verduisterd, hielp Joden om het geld, kreeg van iedereen ondersteuning, betrok via diverse contacten geld van NSF, verduisterde geld, stal sieraden, kocht levensmiddelen zwart, kocht een tuinameublement, vernieuwde de meubilering van het huis, enz. enz.’ Hij komt er niet helemaal uit. ‘Aan het onderzoek naar al deze feiten is vrij veel tijd gewijd, een positief bewijs is echter niet gevonden.’

Lena Keijzer ‘was op geldjacht. Heeft van Leefsma f 3000,- verduisterd.’

De luitenant signaleert dat Lena Keijzer eind 1944 maandelijks wel tweeduizend gulden ophaalt, ‘speciaal voor Jodenverzorging’. Maar ‘of dit heele bedrag op de juisten manier is besteed, is niet meer na te gaan. (…) Behalve de opgehaalde gelden en de financieele steun van NSF voor Joden genoot mevrouw Keijzer van tijd tot tijd ook nog steun voor kostgeld voor ouders, schoonouders en zichzelf. Het totaal aan ondersteuningen beliep zoodoende soms f 2500,- per maand.’ Op de klachten van de voormalige onderduikers gaat Van Heeckeren van Brandsenburg nauwelijks in (‘zijn niet bewezen’).

Verdachtmaking van de ondergrondse werker met de schuilnaam ‘Speurder 3’ aan het adres van Lena Keijzer, 21-3-1945 (Collectie auteur).

Helena Maria Keijzer-Smeets en Josephus Joannes Wilhelmus Keijzer komen met de schrik vrij. Al verliest de laatste wel zijn baan bij het Bureau Nationale Veiligheid. Het rapport van Van Heeckeren van Brandsenburg geeft daarbij de doorslag. Hij schrijft: ‘Aan Keijzer kan volgens mij volledig eerherstel worden verleend wat betreft zijn politieke houding. Het verbaast mij dat dergelijke verdachtmakingen aan iemand worden medegedeeld, zonder dat voor deze beschuldigingen voldoende grond is. Wat betreft zijn financieele betrouwbaarheid; mijn meening is dat niemand hem of zijn vrouw vrij kunnen praten van alle beschuldigingen en verdachtmakingen die tegen hem zijn, en bij verder onderzoek nog zullen worden ingebracht. Behalve zijn financieele onbetrouwbaarheid blijft dan nog de loslippigheid van hem en zijn vrouw, die voor mij vaststaat gezien de vele verklaringen hierover, en mijn kennismaking met hem.’

Halfslachtig compliment

Hij sluit af met een halfslachtig compliment aan het echtpaar dat minstens twaalf joodse onderduikers gastvrijheid en gaf en dat – volgens Joop Keijzer – ‘door hem in samenwerking met zijn echtgenoote alleen in de gemeenten Zaandijk en Koog aan de Zaan 31 joden zijn ondergebracht en verborgen gehouden’. (…) ‘Aan Keijzer en mevrouw Keijzer komt werkelijk een eereplaats toe voor het vele werk dat voor de goede zaak is verricht. Echter een eereplaats waar ze naar hartelust kunnen praten en niets met geld hebben te maken.’

Op 5 oktober 1945 meldt Joop Keijzer zich bij J.J. Hije, het BNV-hoofd van Noord-Holland. Die presenteert zijn oordeel. ‘Ik deelde hem mede dat bij een ander ingesteld onderzoek naar zijn gedragingen gedurende den bezettingstijd was komen vast te staan dat zijn illegaal werk zeer prijzenswaardig is geweest en hij daarvoor alle lof verdient’, rapporteert Hije vijf dagen later aan zijn meerdere J. Hazenberg. ‘Aan den anderen kant was echter gebleken dat hij van een zekere loslippigheid niet vrij te pleiten is, om welke reden zijn ontslag bij het BNV niet ongedaan kan worden gemaakt. Over het eerste gedeelte dezer mededeeling toonde hij zich zeer verheugd; van de door mij genoemde fout bleek hij zich echter niet bewust te zijn.’

‘Hij is van een zekere loslippigheid niet vrij te pleiten.’

Hoofdagent

Keijzers carrière bij de Nederlandse inlichtingendienst eindigt nog voor die goed op gang is gekomen. Hij wordt hoofdagent in Wormerveer en gaat daar ook wonen, in de Meidoornstraat 4. Tijdens het vervolg van zijn loopbaan loopt hij tegen nieuwe barrières aan. Die hebben zo’n impact dat hij onder behandeling van een psychiater komt. Ook dan speelt de Tweede Wereldoorlog een rol, zoals hier valt te lezen. Het duurt tot 2022 voor het echtpaar postuum wordt geëerd met een Yad Vashem-onderscheiding voor hun hulp aan joodse vervolgden.

Update

Update: Naar aanleiding van bovenstaand artikel heeft de in de Verenigde Staten wonende kleinzoon van het echtpaar Keijzer laten weten dat ze één zoon hadden. Die emigreerde naar de Verenigde Staten. Joop en Lena Keijzer verhuisden op enig moment na de emigratie van hun zoon naar het Limburgse Stramproy (Lena was een Limburgse). Zij overleed daar rond 1980. Toen Joop Keijzer te oud werd om voor zichzelf te zorgen, emigreerde hij naar zijn zoon in Levittown, New York. Een paar maanden na zijn aankomst daar overleed hij, in januari 1989. Hij was toen 82 jaar oud.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.