De Amsterdamse assistent-jurist Johan (‘Han’) van Lom verraadde in januari 1945 de top van de Nederlandse illegaliteit, in een poging zijn vriendin Tjodina (‘Ini’) Tymstra uit de handen van de Sicherheitsdienst te krijgen. Zowel Ini als Van Loms vrouw Cornelia (‘Non’) schreef over die roerige periode. De liquidatie van de verrader, het lot van zijn slachtoffers (onder wie Walraven van Hall); het komt allemaal aan bod in de verhalen van de hartsvriendinnen Non en Ini. Een feuilleton op basis van hun teksten, met soms wat duiding en aangevuld met foto’s uit familiearchieven en tekeningen van Ini Tymstra.
Deel 1: De aanloop.
Deel 2: De arrestatie.
Deel 3: Blijven of niet?
Deel 4: Een nieuwe arrestatie.
‘Houtzagerij’
(Ini Tymstra, 23-1-1945:) ‘Vandaag is Narrie 2 jaar getrouwd! We zullen ’t een beetje vieren vanavond, bridgen of zo! Ze houdt zich zo flink, die Nar. Hoe lang heeft ze Bob nou al niet gezien. Anders zou deze dag een heel feest geweest zijn.’
‘Vanmiddag is ’t hier een ware houtzagerij. De hele dag staat in ’t teken van “de boom”! Nar heeft haar duim verdraaid en zorgt dus voor de luiers en de soep, etc. Han moet banden plakken. Om 2 uur is ’t aantreden. ’t Gilde ziet eruit als woudlopers en stijgt meteen aan ’t werk. ’t Wordt met kennis van zaken aangepakt. ’t Hout wordt op maat gekapt, gezaagd of gebroken en meteen gesorteerd. Dat alles in de schilderachtige sneeuwtuin, de zon schijnt en we hebben plezier. Er wordt niet gesproken, alleen gewerkt.’
‘Woede’
‘Han komt met z’n dolk ook nog even ten tonele. Natuurlijk wil Non ook met de dolk kappen als Han weggaat; Han beweert dat ze hoogstens haar vingers afkapt, waarop Non hem beledigd van het tegendeel overtuigt en als een ware furie de directe takken splijt als waren ’t NSB’ers waar ze haar woede eens op mocht koelen. Om 6 uur is de hele boel aan kant. Soep drinken en dan weg, want om 8 uur zijn we weer present.’
‘Han komt met z’n dolk ook nog even ten tonele.’
‘De tweede boom gaat al even vlot als de eerste, maar oh jee – nauwelijks ligt hij of we zien drie schimmen op ons af komen sluipen. We herkennen de rijbroekbenen en ondanks mijn protest dat we niet allen ’tzelfde huis moeten binnenvliegen, rent ’t gilde naar Non. Ik probeer Han over te halen dat hij zolang in z’n gat moet duiken. Je kan tenslotte nooit weten. Zo stonden we in de hal de zaak nog even aan te zien, toen we ineens ontdekten dat er een miste. Die stond nog buiten. En laat ie nou heel gemoedelijk met die SD’ers (want dat waren ’t) staan kletsen. En wat blijkt: een van hen heeft bij de broers in de klas gezeten. Ze lieten ons natuurlijk ongemoeid en wij haalden triomfantelijk boom no. 2 naar binnen.’
‘Babyzaag’
‘Wat gaat dat allemaal vlot, denken onze buren. Wij gaan ook maar even een boom kappen. 2 Dames en een heer tijgen naar buiten met ’n babyzaag en een bijltje, kiezen de allerdikste boom, tegen de tramlijn en beginnen te zagen. Als ze dan zien dat ’t niet gaat, proberen ze hulp van ons te krijgen. De jongens zijn woest dat ze de boom zo stom hebben gekozen en aan de verkeerde kant hebben gezaagd. Hij moet tegen de lijn vallen en dan komt de hele boel naar beneden met alle gevolgen die daar aan vast zitten. We moeten dus trekken naar de andere kant. Enfin, na een half uur trekken is hij om, en om half twaalf is hij pas binnen. De jongens hadden er allang genoeg van en waren naar huis gegaan.’
‘Bij ons werd ter ere van Nar gebridged. Daar ik niet bridge, kon ik nog de boom verder “afmaken”. En als besluit hebben we glorieus koffie met mèlk gedronken en een baksel van Han. (‘Ik had al echte thee bij de buren gehad om de boom in te wijden + nog 2 Consio [= een sigarettenmerk]).’
Teus van Vliet
Op 26 januari arresteert de Sicherheitsdienst in de Jan Luyckenstraat de eerder ontkomen Teus van Vliet.
Tijdens de SD-inval in de woning van Non en Han van Lom op 12 januari is verzetsleider Teus van Vliet met Han via een luik onder de vloer gedoken. Han had dit met Friedrich Viebahn afgesproken, om zodoende bij de illegaliteit geen argwaan te wekken over zijn dubbelrol. Op 26 januari arresteert de Sicherheitsdienst in de Jan Luyckenstraat de eerder ontkomen Van Vliet alsnog, terwijl die zijn fiets van het slot staat te halen na een afspraak waarbij ook Han aanwezig was. Van Vliet is een belangrijk man en de Duitsers willen hem graag in handen krijgen. Han is teruggegaan naar Viebahn en heeft een nieuwe afspraak gemaakt om ook Van Vliet in de val te lokken. Han wil na de arrestatie van Van Vliet zo snel mogelijk zijn woning aan de Zuider Amstellaan verlaten.
‘Heftige scène’
(Ini Tymstra, 26-1-1945:) ‘Hugo [schuilnaam van Teus van Vliet] is gepakt! Dat is een slag. Han wil zo gauw mogelijk weg.’
(Non van Lom, 1947:) ‘Plotseling werd een der lieden, die bij mij ontsnapt waren, ook gepakt en weer na een samenkomst met Han. Ik dacht dat ik gek werd, ik kon dit niet dragen en maakte Han een heftige scène. Hij was kapot, maar hij zei alleen: “Ik ben geen schoft, jij begrijpt het niet.” Hij beloofde me nu met de SD te breken en ik vroeg Ini om samen met hem onder te duiken, opdat zij voor hem zorgen kon. Hij was ontzettend zwak geworden.’
(Ini Tymstra, 27-1-1945:) ‘Er ligt nog altijd een dik pak sneeuw. Alles is even mooi. Straten en stoepen zijn niet meer te onderscheiden. Er wordt niet aan geknoeid met pekel of zo, want dat is er niet. Zo mooi is Amsterdam in vredestijd nog nooit geweest. Vooral de grachten zijn niet te beschrijven schilderachtig.’
Prinseneiland
‘Ik ben op stap naar de eilanden. Maak kennis met de koning van het Prinseneiland [kunstschilder Henri Louis ‘Joub’ Wiertz]. Wonderlijke kerel. Maar hartelijk en onmiddellijk tot alle mogelijke hulp bereid. Alles gaat hier even vlot. Na een dag zoeken en redeneren heb ik zowaar een huis ontdekt. Dat wordt zondag pakken en maandag weg. Kan ’t vlugger? ’t Is een hartelijke buurt waar we komen te zitten. Een smalle gracht, met aan de ene kant grote loodsen, waarvan er juist een gesloopt wordt. De eerste planken worden er tenminste uitgehaald. Hele oude huisjes, tegen elkaar geplakt, elkaar steunend en zich inspannend niet in elkaar te zakken.’
‘Op ’t laatste ogenblik heeft Non zich bedacht en vertelt nu dat ze niet meegaat naar die “gribus” met ’t kind. ’t Is haar te bezwaarlijk, en ze laat ’t huis toch liever niet in de steek, ’t is met de baby zo lastig, ze kan niet vrij buiten lopen, enz. ’t Valt me lelijk tegen en ’t is gevaarlijk ook. Want Non weet vooruit dat Han niet zonder haar kan en dus altijd weer thuiskomt. Maar er valt niet tegen te praten en de moeilijkheden zijn ook groot. Maar ik had liever alles getrotseerd dan de kans te lopen dat Han ieder ogenblik thuiskomt.’
‘Gèk zijn ze’
‘Enfin, laten we ’t beste er maar van hopen. Nou heb ik verdomme een pracht van een huis en nou komt Non niet. Ik heb echt de pest in. Ze zouden daar tot ’t eind van de oorlog rustig kunnen blijven. Je zit er heus beter als in de gevangenis. Er wonen honderden mensen met kinderen. Anneke zal er heus niet dood van gaan. Maar ’t is nu eenmaal zo. Dan maar uit elkaar. En ’t mooiste is dat ze dondersgoed weten dat ze niet buiten elkaar kunnen. Gèk zijn ze, allebei!’
‘Gèk zijn ze, allebei!’
‘Ja, nou zegt Han wel dat hij werkelijk serieus binnen blijft en niet naar huis zal gaan. Maar over een maand zullen we es zien! Dan is de schrik vergeten en verslapt de waakzaamheid. Daar hebben ze hun hele huwelijk naar gesnakt, om es rust te hebben en alleen te zijn. Nou kunnen ze die rust krijgen. Geen bezoek, geen zaken. Rust, studie, elkaar, wat wil je nog meer? Nou, dan maar niet hoor! Mij een zorg!’
‘Gribussen’
(Non van Lom, 1947:) ‘Ik moest voor de baby zorgen. Ik kon het kind niet in allerlei gribussen brengen. Ini en Han verhuisden naar een woning op het Prinseneiland. Iedere dag liet Han mij een briefje brengen en gaf ik wat lekkers voor Han mee terug.’