Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Het verzet, de verrader, zijn vrouw en hun vriendin (12)

De Amsterdamse assistent-jurist Johan (‘Han’) van Lom verraadde in januari 1945 de top van de Nederlandse illegaliteit, in een poging zijn vriendin Tjodina (‘Ini’) Tymstra uit de handen van de Sicherheitsdienst te krijgen. Zowel Ini als Van Loms vrouw Cornelia (‘Non’) schreef over die roerige periode. De liquidatie van de verrader, het lot van zijn slachtoffers (onder wie Walraven van Hall); het komt allemaal aan bod in de verhalen van de hartsvriendinnen Non en Ini. Een feuilleton op basis van hun teksten, met soms wat duiding en aangevuld met foto’s uit familiearchieven en tekeningen van Ini Tymstra.
Deel 1: De aanloop.
Deel 2: De arrestatie.
Deel 3: Blijven of niet?
Deel 4: Een nieuwe arrestatie.
Deel 5: De verhuizing.
Deel 6: De noodwoning.
Deel 7: De buren.
Deel 8: De angst.
Deel 9: Winterse armoede.
Deel 10: Ziekte en kou.
Deel 11: Groeiende onzekerheid.
Deel 12: Verhuizen.

Viebahn

(Non van Lom, 1947:) ‘Plotseling, een avond om 12 uur, toen ik al lang in bed lag, was hij er weer: “We moeten daar weg, Viebahn (de SD-man met wie hij z.g. samenwerkte) heeft mijn adres ontdekt. Hij stond voor de deur. Ga jij nu naar Viebahn toe, dis een verhaal op, dat ik verdwenen ben en waarschijnlijk geëlimineerd door de illegaliteit.”’

Han van Lom is doodsbang. Hij wil samen met Ini Tymstra op stel en sprong Bickersgracht 40 verlaten.

(Ini Tymstra, 17 februari 1945:) ‘Ik heb een hele tijd niet geschreven, Hetsje, er is ook zoveel gebeurd. We gaan weer weg hier. We gaan de stad uit. Han kan ’t niet meer volhouden. V.[iebahn] wordt wantrouwig, omdat hij nooit met iets voor de dag komt, natuurlijk! Nu heeft Han gezegd dat hij maandag volledig op de hoogte is en ze dan vele gegevens kan verschaffen. We moeten dus zondag weg.’

‘Ze zullen hem niet te pakken krijgen, daar ben ik zeker van.’

‘Op tijd goddank’

‘Ik ben zo blij dat Han er een einde aan maakt, want ik was nooit genoeg ervan overtuigd dat wat hij bereikte in overeenstemming was met ’t gevaar dat hij liep. Maar nu gaat hij weg, op tijd goddank. Nu ben ik niet bang meer. Ze zullen hem niet te pakken krijgen, daar ben ik zeker van. Hij wil dat ik ook de stad uitga, want Viban [Viebahn] zal er wel alles op zetten hem in handen te krijgen, en mij ook niet versmaden, daar Han gezegd heeft dat ik veel te weten kan komen. Nou, ze kunnen lang zoeken! Ze hebben er trouwens niet eens tijd voor.’

Bickersgracht 40, het Amsterdamse onderduikadres van Han van Lom en Ini Tymstra (Stadsarchief Amsterdam).

‘Met dat al vind ik ’t toch erg jammer dat ik hier weg moet. We hadden hier kunnen blijven tot ’t eind van de oorlog. Maar sinds die mijnheer mij zo trouw gevolgd heeft en ’t huis zo aandachtig bekeken heeft en zelfs inlichtingen is gaan inwinnen bij de buren vertrouwt hij dit adres niet meer. Hij heeft gelijk. Safety first!’

‘Morgen verhuizen’

‘Morgen verhuizen. Alles weer terug! Hoe dat allemaal zo gauw moet, weet ik niet. Iedereen weet er wat anders op, maar niets is goed. De Boogaards zijn reusachtig hartelijk en willen de hele rommel wel op hun zolder opslaan, maar…. ’t mag niet van [kunstschilder en zelfbenoemde verzetsleider Joub] Wiertz. Daar snap ik niets van, maar enfin. Oh ja, gisteren ontdekte Han dat W.[iertz] gezocht werd. Er zou een overval plaatsvinden. Ik ben met een briefje naar hem toegerend en hij was in 10 min. tijds weg. En kort daarna stond inderdaad de SD voor de deur. W.[iertz] is dus voorlopig zoek.’

‘Ik kan nu nog niet indenken dat we nu ineens weggaan. Ik voel me hier juist ingeburgerd, en we hadden ’t hier gezellig. Als de angst om Han er niet aldoor was zodra hij de deur uit was, was ’t hier best. En wat voor Han belangrijk is, hij had hier altijd ’t gevoel: als ik op de fiets stap, dan ben ik in een half uur weer bij Nontie [zijn echtgenote]! En dat heeft hij in Den Haag niet meer. En dat zal zo erg voor hem zijn. Hij verlangt zo verschrikkelijk naar Non, hij kan eenvoudig niet zo lang zonder haar. En aan de andere kant, thuis zijn is ook veel te zenuwslopend, vooral voor Non, die bij elk belletje in doodsangst zit natuurlijk.’

‘Han had zich nooit in enig illegaal werk moeten begeven, hij is er te gevoelig en te nerveus voor.’

‘Opgejaagd’

‘Die ellendige geschiedenis toch. Dat opgejaagde, dat onzekere, ’t is de pest! Vooral voor Han, die kan hier niet tegen, en in Den Haag wordt ’t natuurlijk nog erger. Han had zich nooit in enig illegaal werk moeten begeven, hij is er te gevoelig en te nerveus voor, trekt ’t zich allemaal veel te erg aan, en kan bovendien niet tegen dat ellendige onderduiken, wat tenslotte toch altijd wel ’t gevolg is. Was die oorlog maar afgelopen.’

’t Is trouwens hier zo’n hopeloze toestand, dat als ’t nog lang duurt het voor de meesten hier te laat zal zijn. De rantsoenen van deze week zijn: 800 gram brood, 100 gr. kaas en 1000 gr. aard.[appelen]. De mensen zakken op straat in elkaar, ze staan in lange, lange rijen te wachten op een miniem hapje stamppot.’

‘Teleurstelling’

’t Lijkt me niet goed hierin te schrijven wat ik je allemaal zou willen vertellen. Alleen de alledaagse dingen. Ach Hets, al is het werk mooi en ’t doel goed, er is veel teleurstelling en je vergist je vaak. Er is te veel verraad onder eigen mensen. Dat maakt moedeloos. Zijn wij dan een volk van verraders? Maakt de honger de mensen soms zo slap, zo karakterloos? Voor wat brood en aardappelen, voor geld en cigaretten helpt men de Duitsers, werkt voor ze. Terwijl de besten gefusilleerd worden. Waarvoor vechten we dan? Wat zouden we veel sterker zijn als we de handen ineen sloegen. De zwarthandelaars er niet waren. ’t Voedsel bij de boeren clandestien werd opgehaald en gedistribueerd over ’t volk. Wat zwarthandelaars kunnen, kunnen wij ook.’

‘Een overval op de KP [Knokploeg]-wapendepot. De sufferds hebben niets gevonden.’

‘Ik wens Thijs [Thije Kok] veel, veel succes. Ze zijn berucht, de “Zwarte Jagers”en hun “hoofdman” is legendarisch. Toch, ook hier schuilt ’t gevaar. Een overval op de KP [Knokploeg]-wapendepot. De sufferds hebben niets gevonden, “Roskam” kennen ze wel van naam, en nog meer van daden, maar wie ’t is…? Onder hun ogen, d.w.z. terwijl ze hier nog de controle op ’t eiland hielden, werd onder leiding van Roskam ’t hele depot verplaatst. Brenguns, stenguns, bazooka’s, duizenden schots munitie, alles werd door onze Amsterdamse jongens op fietsen en bakfietsen onder een paar gonjezakken, met een regenjas erover, vervoerd.’

Huwelijk van Thije Kok en Tjodina Tymstra, 4-7-1946.

Stenguns en bazooka’s

‘Een van de jongens vervoerde achterop zijn gammele fiets munitie, gewoon in een jutezak, net aardappels. Uren bleven ze weg (de ander was idem uitgerust). We dachten, ze zijn erbij, maar nee hoor, of er niets gebeurd was, kwamen ze terug. “OK, wat nu?” En zo ging dat. Alles kwam weg. Petje af, hoor. “Moeten die tonnen ook nog opzij?”, vroeg Thijs aan de SD, toen ze alles hadden afgegraven en losgewoeld. “Nein, lass mal”, zuchtte de SD, die bekaf was en niets gevonden had. En daar stonden alle stenguns en brens in, en de bazooka’s hingen aan de muren, oh, die ezels! Het waren ook wel erge oude, roestige, waardeloze bussen!’

[In deel 13 van dit feuilleton: De doodstraf.]

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.