Joost Eerdmans blies hoog van de toren toen in de Tweede Kamer de CABR-dossiers ter sprake kwamen. De opa van de JA21-voorman was een verzetsstrijder en dus was het schandalig dat diens naam voorkwam in dit oorlogsarchief, tussen honderdduizenden collaborateurs. Maar was dat wel zo schandalig?
‘Joodse kindjes’
Na een paar inleidende woorden waarin Anne Frank, de Holocaust en de Hongerwinter voorbijkwamen, maakte Paternotte het persoonlijk.
Op 14 januari 2025 stelde Jan Paternotte (D66) in het vragenuur van de Tweede Kamer de rommelige openstelling van de zogeheten CABR-dossiers door het Nationaal Archief aan de orde. Dit oorlogsarchief bevat de namen van 425.000 mannen en vrouwen die, zoals het archief het omschrijft, ‘na de oorlog zijn onderzocht op samenwerking met de Duitse bezetter (collaboratie)’. Via internet zijn sinds januari 2025 de namen te vinden van de mensen die zo’n CABR-dossier kregen.

Na een paar inleidende woorden waarin Anne Frank, de Holocaust en de Hongerwinter voorbijkwamen, maakte Paternotte het persoonlijk. ‘Mijn eigen opa en oma hadden in de oorlog twee hele jonge joodse kindjes als onderduikers. Ze deden alsof het hun eigen kinderen waren. Daardoor hebben die de oorlog overleefd. Een jongere broer van mijn opa staat op de namenlijst die op 2 januari online is gezet, zonder context of toelichting.’ Paternottes conclusie: ‘Het is dus écht, écht belabberd dat hier zo’n enorme bende is ontstaan.’

Joost Eerdmans
Wie het gewraakte familielid van Paternotte is weet ik niet. Op de CABR-lijst staan drie mannelijke Paternottes. Maar het kan natuurlijk ook gaan om een oud-oom van moederskant, wiens naam me niet bekend is. Er was echter nog een Kamerlid dat tijdens het vragenuurtje de oorlog naar zich toetrok, Joost Eerdmans van JA21. ‘Mijn grootvader staat ook op deze lijst. Mijn grootvader heeft joden op zolder gehad. Dat weet ik, omdat mijn vader, die nog leeft, daar getuige van was: in Bolsward. Dus er zijn dingen stuk’, sprak hij met de nodige pathos. ‘Er zijn mensen beschuldigd. Ik weet in ieder geval heel zeker dat bij mijn grootvader het omgekeerde het geval was.’

‘Rechtgezet’
Minister Bruins deed enorm zijn best om Paternotte en Eerdmans tegemoet te komen en empathie te tonen, maar dat was de JA21-leider niet voldoende. ‘Ik vind dat in het geval van mijn grootvader gewoon op de site moet staan dat hij goed was’, ging hij in de overdrive. ‘Sterker nog, op die site moet staan dat hij joden ondergedoken heeft gehad in zijn eigen huis. De Duitsers zijn binnen geweest. Die konden ze niet vinden. Die hoorden ze niet, maar zeiden: “We weten dat ze er zijn, maar we gaan weer weg. We kunnen ze namelijk niet vinden.” Dat is wat mijn vader mij heeft verteld. Mijn grootvader hoort dus misschien wel op een lijst te staan, maar dan wel met het verhaal erbij dat hij goed was en dat hij joden heeft geholpen om onder te duiken. Dat moet rechtgezet worden. Ik spreek nu even voor mijn eigen familie, de familie Eerdmans, maar dat geldt misschien voor veel, veel meer mensen. Die willen dit rechtgezet hebben. Begrijpt u dat?’
‘Op die site moet staan dat hij Joden ondergedoken heeft gehad in zijn eigen huis.’
De minister begreep het. Maar had vader Eerdmans zijn zoon Joost wel het hele verhaal verteld?
Bolsward
In tegenstelling tot de broer van opa Paternotte was de grootvader van Joost Eerdmans vrij eenvoudig te achterhalen. Het boze Kamerlid had namelijk gezegd dat die in Bolsward woonde. De stamboom van de Eerdmansen staat online. Daaruit blijkt dat het Jacob Dirk Eerdmans (1910) betreft, inderdaad tijdens de oorlog woonachtig in die Friese gemeente. Deze slager had daar sinds 1933 een huis en winkel in de Marktstraat.

Of de opa en oma van Joost Eerdmans tijdens de oorlog joodse onderduikers in huis hadden, kan ik niet beoordelen. Verwijzingen ernaar ken ik niet, maar ik geloof het Kamerlid op zijn woord. Bij het Nationaal Archief kon ik echter wel het CABR-dossier van Jacob Dirk Eerdmans inzien. Daarin staat niets over het verlenen van gastvrijheid aan onderduikers op de zolder van Marktstraat 17. Maar wel het een en ander over de Nederlandsche Volksdienst, een nazistische hulporganisatie.

Politieke Opsporingsdienst
Na de bevrijding stuurde H.J. Blokland namens de Politieke Opsporingsdienst in Sneek een voorbedrukt en deels al ingevuld briefje naar de burgemeester van Bolsward. Daarin vroeg hij ‘de ontbrekende gegevens zo spoedig mogelijk’ terug te zenden’. Op het briefje kwamen vervolgens de NAW-gegevens van Jacob Dirk Eerdmans.
Op 8 april 1942 zette de slager zijn handtekening op een ‘Inschrijvings Verklaring’ van de NVD.
Aanleiding voor het POD-onderzoek was Eerdmans’ eerdere lidmaatschap van de Nederlandsche Volksdienst. Op 8 april 1942 zette de slager zijn handtekening op een ‘Inschrijvings Verklaring’ van de NVD. Zijn aansluiting bij deze dienst gold ‘met ingang van 1 April 1942’. Enkele weken eerder had Japan de macht overgenomen in Nederlands-Indië. Ook in Nederland zag het er somber uit voor de aanhangers van vrijheid en democratie. Nazi-Duitsland leek onoverwinnelijk. In vrijwel heel Europa heersten Hitler en zijn bondgenoten. De timing van het lidmaatschap was dan ook opvallend.
‘Naar beste vermogen’
Met zijn signatuur tekende Jacob Dirk Eerdmans voor een (financiële) steunbetuiging aan een nationaalsocialistische organisatie: ‘Hierbij verklaar ik toe te treden tot den Nederlandschen Volksdienst. De doeleinden van den Nederlandschen Volksdienst zal ik naar mijn beste vermogen ondersteunen. Ik verplicht mij tot betaling van f 1,- inschrijvingskosten, alsmede van een vaste maandelijksche bijdrage. (De minimum bijdrage is f 1,-).’
De Nederlandsche Volksdienst was een poging van de bezetter om het sociaal werk te bundelen. Via collectes en subsidies hoopten de Duitsers een organisatie te kunnen opbouwen die steun gaf aan slachtoffers van bombardementen, aan armen en aan jongeren. Dat ging overigens moeizaam. In 1941 en ’42 ondernomen pogingen om samen te werken met kruisverenigingen, burgerlijke en kerkelijke armenzorg faalden. Zij zagen weinig heil in deze collaborerende organisatie.

Rassenleer
De bezetter wilde het sociaal-maatschappelijk werk nazificeren, naar het voorbeeld van de Duitse Nationalsozialistische Volkswohlfahrt. Niet iedere doelgroep kon rekenen op ondersteuning. Als uitvloeisel van de nazistische rassenleer kwamen bejaarden en gehandicapten niet voor NVD-hulp in aanmerking. Hetzelfde gold uiteraard voor joden, Roma, Sinti en andere als ‘minderwaardig’ bestempelde mensen. De hulpverlening was alleen bestemd voor ‘ariërs’. Daarbij bleef het niet. De NVD lijfde de jeugdtehuizen van het Leger des Heils in. Van daaruit werden vervolgens jongens geronseld voor de Jeugdstorm en de SS. Ondersteuning van de NVD betekende in de praktijk dus ondersteuning van de vijand.
Toch was dat wat Jacob Dirk Eerdmans deed, als lid 14306. Zijn motief was en is onbekend, want niet vastgelegd, maar in april 1942 betaalde hij zowel een gulden inschrijfgeld als een gulden maandlidmaatschap. Dat herhaalde hij in mei, juni, juli en augustus 1942. Na een klein half jaar hield hij ermee op. ‘Bedankt per 10 Sept. 1942’, eindigt zijn CABR-dossier. De tekst van zijn opzeggingsbrief ging helaas verloren.

Naoorlogs onderzoek
Opa Eerdmans’ kortdurende NVD-lidmaatschap was natuurlijk kruimelwerk in vergelijking met de inzet van tienduizenden Nederlanders voor de SS, NSB en soortgelijke bewegingen. Maar zijn donaties waren wel voldoende aanleiding voor een naoorlogs onderzoek. ‘Door POD geseponeerd’ staat er op de omslag van zijn dossier gestempeld, met als datum 28 juni 1946. In de eerste helft van dat jaar werd steeds duidelijker dat de vervolging en bestraffing van honderdduizenden Nederlanders die zich op een of andere manier met de Duitsers hadden ingelaten een onmogelijke zaak werd. Het justitieel apparaat was daar totaal niet op berekend. Besloten werd tot een algemeen pardon voor de ‘lichte’ gevallen. Jacob Dirk Eerdmans kwam er dus vanaf zonder sancties.
‘Toch voelt het onsmakelijk om, in de spotlights van het vragenuur, als politicus het straatje van je eigen familie schoon te vegen.’
Tachtig jaar later traden Jan Paternotte en Joost Eerdmans in het hoogste politieke gremium op als pleitbezorgers van de in hun eer aangetaste familieleden. In reactie op hun optreden schreef Aaf Brandt Corstius een dag later in de Volkskrant: ‘Het zijn allebei niet de sterkst onderbouwde verhalen ooit, maar ik kan me levendig voorstellen dat het vervelend is als je familieleden op die lijst staan. Toch voelt het onsmakelijk om, in de spotlights van het vragenuur, als politicus het straatje van je eigen familie schoon te vegen.’ Ze heeft gelijk. En in ieder geval ten aanzien van Joost Eerdmans’ schoonveegactie is dat nog net iets onsmakelijker.
7 gedachten over “Het oorlogsdossier van Joost Eerdmans’ opa”
Sorry Erik, dit valt me van je tegen, wat voor zin heeft het deze situaties zo hoog op te nemen.
Oorlog begint bij haat en dat is de bron vanwaaruit je dit doet, waarom anders, dit heeft niets met rechtvaardigheid te maken.
Met jouw bijltjesdag op herhaling, op een geschokte naporlogse generatie die je niet kan verwijten wat hun voorouders hun niet gebben verteld, wat hun voorouders hebben gedaan of wat ze hebben gelaten zet je alles weer op scherp.
Dat een schandelijke hoeveelheid, Hollanders niet heilig waren in de oorlog, waaronder ook die beweren dat ze het wel waren is bij de geschiedkundigen al lang en breedt bekent, dat weet jij ook.
Maar nooit meer oorlog zeiden de meesten van de oorlogsgeneraties of ze nou goed of fout waren geweest en dat streven blijft altijd het aller, aller beste.
De meeste mensen willen deugen, naar soms worden ze voor dilemma’s geplaatst waardoor dat niet zo goed lukt.
Uit angst, uit scheiterigheid, uit nijd, uit jaloezie, omdat ze te graag bij anderen van betekenis willen zijn of de witte voetjes halers, de zelfverrijkers.
Houd hiermee op Erik, dit is hetze.
Je bevestigd hiermee exact hoe verkeerd het besluit is om dat archief voor iedereen open te stellen en dan ook nog via internet.
Laat mensen of geschiedkundigen formuleren wat hun persoonlijk belang is bij inzage en zo aanvragen uit te mogen zoeken in het nationaal archief wat ze nog weten willen. Zoals familie van politieke deliquenten dat altijd al konden na motivatie en aanvraag. En nog steeds zonder dat ze kopien of foto’s mogen maken en derhalve kunnen gaan verspreiden.
Laat de overheid daar toestemming voor geven en laat het daarbij.
De rest van Nederland heeft nietwerkelijk interesse, behalve om iemand die ze niet mogen voor schut te zetten, je zou het verraden kunnen noemen. Dat is overigens weer een herhaling van dat wat in en vlak na de oorlog plaats vond, waardoor soms mensen totaal onschuldig in deze dossiers voorkomen. Dat soort sentimenten moet je vooral voeden Erik…..
Nogmaals, het valt de naoorlogse generaties niet te verwijten wat hun voorouders hebben gedaan.
Die schrikken zich als keurige vreedzame, op school en als hef gied is ook thuis goed opgevoede naoorlogse burgers een ongeluk als ze constateren dat die vader, moeder, opa, of oma, leuke oom of tante blijken boter op hun hoofd te hebben.
Het zal je als aardig, vreedzaam en sociaal mens maar gebeuren dat iemand in je familie gesimpatiseerd heeft met of meegewerkt heeft aan die gruwel die zich tien over Europa verspreidde.
Beter is die mens te troosten en te zeggen ‘jij was het niet, trek het je niet persoonlijk aan.
En voor hen en anderen, laat het een waarschuwing zijn, blijkbaar ligt inhumaan kiezen of handelen in een klein hoekje, gezien het feit dat zoveel Nedelanders zich daar schuldig aan hebben gemaakt:
‘Blijf kritisch, heel kritisch op je zelf in al je doen en laten en stel dat steeds weer bij’.
Ik sta daarin niet alleen. Zie het citaat uit de Volkskrant.
Buitengewoon goed geformuleerd. Deze ontwikkeling en de daarmee samenhangende discussie gaat de verkeerde kant op. Lijkt eerder een hang naar sensatie te zijn, uitmondende in een soort ‘post war’ bijltjesdag . Illustreert waar Nederland altijd al in excelleerde: in het verzet gaan ná de oorlog.
dat dit stuk voortkomt uit haat ,vind ik een buitengewoon ernstige, laffe en onrechtvaardige beschuldiging. erg jammer !
Klopt. Als historisch geïnteresseerde vond ik het jammer dat de dossiers niet online kwamen. Maar met de nuance, en ook de huidige tijdsgeest waarin kleine zaken tot ongekende proporties kunnen worden opgeklopt en gepolariseerd is het verstandig om het te houden zoals het is. Ook de namen van mensen waarvan dossiers bestaan mogen wat mij betreft offline. Als je echt historisch geïnteresseerd bent moet je gewoon wat meer moeite en met onderbouwing aanvragen wat je zoekt, en waarvoor je het wil gebruiken.
het inzien van dossiers kost niet meer moeite dan vroeger(het is juist makkelijker geworden nu een index online staat) ,een motivering was en is helemaal niet nodig.
fantastisch goed artikel. gedegen onderzoek dat alle heisa rondom het CABRin het juiste perspectief zet. complimenten!