De acht laatste (en zwaarste) oorlogsmaanden hield Dick Daalder een dagboek bij. De in Koog aan de Zaan wonende verzetsman was goed op de hoogte van de soms traumatische dagelijkse gang van zaken. Op Mei tot Mei publiceer ik in wekelijkse etappes zijn hele dagboek, met [ ] her en der wat duiding.
Woensdag 28 maart 1945
Vandaag heb ik gehoord van de ervaringen die een 42-jarige accountant, Babtist geheten, gehad heeft nadat hij in het begin van deze maand in dezelfde razzia terechtgekomen was als ik. Hij had echter niet het geluk er direct uit te komen en is toen met de andere slachtoffers van Amsterdam per trein vervoerd naar een kamp in Gronau. Daar kregen ze uitstekend te eten; er was zowel voldoende brood als warm eten. Wat er echter niet was, was werk. Zo nu en dan kwam er iemand uit de buurt die hulp nodig had voor een of ander karweitje en die kreeg dan één of meer van de gevangenen, zoals ze genoemd werden, ter beschikking.
Na enige tijd werden er 300 man uit Amsterdam die in dat kamp terechtgekomen waren onder vrij strenge bewaking overgebracht naar Rees. Onderweg bleek reeds dat men niet precies wist wat men met deze mensen moest aanvangen. In Rees was het gevaarlijk; er vielen bommen en granaten, afkomstig van het offensief van Montgomery. In Rees zou dus ook geen werk zijn en daarom had de bewaking weinig zin om langer vol te houden. De 300 man mochten hun eigen weg zoeken. Deze leidde natuurlijk naar de Nederlandse grens. Daar werden ze aangehouden door de Veldgendarmerie aan wie werd uitgelegd dat ze in Duitsland geen werk konden vinden. De Veldgendarmerie liet zich overtuigen, zeiden echter dat zij een zo groot aantal mannen niet over de grens konden laten. Toen splitste het gezelschap zich in kleine groepjes, die de grens over kwamen. Nauwelijks waren ze de eerste post gepasseerd of de ondergrondse hielp hun aan valse papieren waarop stond dat ze afgekeurd waren. Met deze papieren gewapend ging Babtist en een klein aantal anderen verder naar het westen. Hoewel de doodstraf staat op het overzetten van mensen over de IJssel geschiedde dit zonder veel moeite in een klein bootje. Daarna volgde de tocht over de Veluwe. Ook hier hielp de ondergrondse door aanwijzingen te geven hoe ze moesten lopen om de Duitse controle te vermijden.
Na 10 dagen sinds het vertrek uit Rees kwam Babtist bij z’n zuster in Amsterdam aan. Deze leende hem een nieuwe fiets met goede banden om gauw naar huis te komen, maar Babtist kwam in een fietsenrazzia terecht en werd met z’n fiets meegenomen. Ik meen dat hij naar het Koloniaal Instituut werd gebracht. Daar moest hij enige uren wachten; toen werd zijn fiets afgepakt. Hijzelf werd echter met alle mannen en vrouwen vrijgelaten; precies om 8 uur kwam hij lopend op de Koog terug.
(Wordt vervolgd)