De acht laatste (en zwaarste) oorlogsmaanden hield Dick Daalder een dagboek bij. De in Koog aan de Zaan wonende verzetsman was goed op de hoogte van de soms traumatische dagelijkse gang van zaken. Op Mei tot Mei publiceer ik in wekelijkse etappes zijn hele dagboek, met [ ] her en der wat duiding.
Maandag 22 januari 1945
Woensdagnamiddag kwamen er drie Haagse kennissen onderdak vragen. Ze waren op weg naar het Noorden om voedsel te zoeken. Zij hebben bij ons gegeten en op matrassen op de grond van de enige kamer die verwarmd was geslapen. Donderdag vertrokken ze; vrijdagavond kwamen zij weer terug, dodelijk vermoeid. De oogst was gering, 10 kg. erwten en bonen per persoon. Ze hadden de nacht doorgebracht bij een boer Geertsema. Ze kregen daar gratis erwtensoep en ’s morgens koffie en een klein stukje brood. Daar ze nat in de onverwarmde stal de nacht hadden moeten doorbrengen, hadden ze niet veel geslapen. Hun terugtocht was bemoeilijkt door sneeuwstormen en tegenwind. Zij kwamen bijzonder vermoeid en verkleumd aan. Zij hebben weer geslapen in de verwarmde kamer.
Toen ze weggingen, heb ik ze nog wat gedroogd tarwe-eiwit en wat kristalstijfsel en wat dextrose meegegeven. Dit zijn produkten van de Zaanse industrie die buiten de distributie gebleven zijn. Tarwe-eiwit en stijfsel kun je mengen, zodat ze de voedingswaarde hebben van brood. Lekker is het niet, maar wel voedzaam. Veel mensen heb ik op deze manier nog wat kunnen helpen.
Zaterdag 27 januari 1945
In de grote steden is het broodrantsoen verminderd tot 500 gram per week. Ook het weekrantsoen voor aardappelen is nu 500 gram. Het heeft de laatste dagen hard gevroren. De Zaan ligt dicht; de voedselvoorziening per schip, de enige mogelijkheid, stagneert nu ook. De diefstallen in de fabrieken die voedingsmiddelen maken, nemen ontstellende afmetingen aan. Toch heeft het fabriekspersoneel het nog betrekkelijk goed. Er wordt nog wel eens wat extra’s gegeven, maar de nood is groot. Ook op het gebied van schoeisel en textiel. Er zijn al sinds lang geen nieuwe kleren meer verkrijgbaar. Vooral gezinnen met opgroeiende kinderen ondervinden hiervan de last. Voor etenswaar kan men nog wel eens schoeisel of textiel krijgen. Voor geld is vrijwel geen eten meer te koop. In de zwarte handel kost een kip fl. 45,- tot fl. 55,-. Een pondspotje keukenstroop fl. 10,-. 20 cigaretten fl. 4,-.
Te midden van al deze zorgen is het oorlogsnieuws goed. In Duitsland zelf begint het te kraken. Het personenvervoer op de spoorwegen is stopgezet. In Berlijn, waar 1 milj. vluchtelingen zijn samengestroomd, rijden geen trams en autobussen meer. De Duitse posterijen vervoeren alleen nog briefkaarten en dienstbrieven. Particuliere brieven worden niet meer aangenomen. Het telefoonverkeer is sterk beperkt, zo ook het gebruik van kolen, alsmede electriciteit.
De Duitse radiostations waarschuwen herhaaldelijk tegen paniek en noemen als voorbeelden van volken die de nood ter tijden moedig doorstaan hebben de Engelsen en Russen. Max Blokzijl heeft in zijn bekende radiopraatje een noodkreet geslaakt. Waarom, zo vroeg hij, slaan de geallieerden en de Duitsers de handen niet ineen en keren zich tegen het Bolsjewisme. Ze kunnen het nu nog doen, het is nu nog niet te laat, terwijl anders de kans groot is dat de Russen geheel West-Europa onder de voet lopen.
(Wordt vervolgd)