De acht laatste (en zwaarste) oorlogsmaanden hield Dick Daalder een dagboek bij. De in Koog aan de Zaan wonende verzetsman was goed op de hoogte van de soms traumatische dagelijkse gang van zaken. Op Mei tot Mei publiceer ik in wekelijkse etappes zijn hele dagboek, met [ ] her en der wat duiding.
Woensdag 20 december
De Zaankanters hebben verleden week het wel goed aangevoeld. In de nacht van vrijdag op zaterdag 15 op 16 december zijn er razzia’s geweest in Krommenie. Erg grondig is er niet gezocht. Men spreekt van 55 slachtoffers, waarvan een flink aantal, hoe is het mogelijk, zich vrijwillig hebben gemeld. Zaterdagavond was het schip waarin ze vervoerd werden opgevaren naar Zaandijk, waar het onder strenge bewaking bleef liggen. Zondag is het opgevaren naar Amsterdam; bij de Wilhelminasluis heeft de ondergrondse op de Duitse bemanning van het schip geschoten. Deze schoten terug; de aanval had geen resultaat.
Morgen moet ik naar het Noorden om te zien of ik daar tarwe kan krijgen. Met zorg in m’n hart onderneem ik de tocht. Jan Aten ging vanmorgen met Ds. [Piet] v.d. Meulen, de Doopsgezinde predikant uit Wormerveer, een dergelijke tocht maken. Om zes uur in donker van huis, om 7 uur passeerden zij Limmen. Daar stonden twee schildwachten, die zij door de duisternis te laat zagen. 200 m. verder ontmoetten zij soldaten, die ze staande hielden. Vrouwen, kinderen, mannen boven en beneden de leeftijd van 40 jaar, kortom iedereen die langs de grote weg naar Alkmaar fietste of liep, liep in de val.
Om 9 uur werden de gevangenen op transport gesteld. Tenslotte mochten vrouwen en kinderen vertrekken. De mannen werden nauwkeurig onderzocht op hun leeftijd. Wie onder de 40 jaar was moest blijven, de rest kon gaan. Ook Ds. v.d. Meulen, hoewel nog geen 40 jaar, kon vrij komen, omdat hij dominee was. Toch waren er veel slachtoffers. Verschillende mannen, zo een uit Voorburg, die naar het Noorden geweest waren om eten te halen voor vrouw en kinderen, liepen in de val.
(Wordt vervolgd)