De acht laatste (en zwaarste) oorlogsmaanden hield Dick Daalder een dagboek bij. De in Koog aan de Zaan wonende verzetsman was goed op de hoogte van de soms traumatische dagelijkse gang van zaken. Op Mei tot Mei publiceer ik in wekelijkse etappes zijn hele dagboek, met [ ] her en der wat duiding.
Maandag 4 december
Het spook van de honger komt steeds nader. Steeds dringender worden de verzoeken van de grote steden aan de Zaanse industrie om te helpen, maar hier aan de Zaan zijn de voorraden vrijwel uitgeput. Het rantsoen bedraagt thans 1 kg. aardappelen en 1 kg. brood per hoofd per week. De zwarte handel tiert welig. Niet alleen geld, maar ook wol, textiel en sieraden worden als betaalmiddel gebruikt. Steeds meer mensen trekken er op uit om voedsel te halen bij de boeren op het platteland. Veel boeren helpen zoveel zij kunnen, anderen helpen ook, maar tegen woekerprijzen. Veel fabrieken hebben land gepacht bij de boeren en daarop zogenaamde volkstuintjes ingericht. Ze worden grotendeels door de mensen van de fabrieken in orde gehouden. Ze hebben immers op de fabrieken zelf vrijwel geen werk. In het najaar is een week lang gelegenheid geweest om de oogst van zulke tuintjes, aardappelen, erwten en bonen, naar de steden te halen. Thans vormt deze oogst een aanvulling op het bijzonder schrale rantsoen.
(Wordt vervolgd)