De enige vrouw die verzeild raakte in het Englandspiel en dat bijna met haar leven bekocht, moest na de oorlog nogmaals de strijd aangaan. Tientallen jaren vocht de zwaar getraumatiseerde voormalige geheim agente Trix Terwindt voor een fatsoenlijk oorlogspensioen. Met weinig succes.
Ooit een BN’er, daarna zo goed als vergeten. Ze behoorde in de jaren dertig tot de eerste lichting stewardessen van de KLM. Ze verrichtte tijdens de bezetting al vroeg verzetswerk. Ze was de enige vrouw die het slachtoffer werd van het Englandspiel, dat bijna alle andere getroffen geheim agenten het leven kostte. Ze bouwde na de bevrijding de eerste KLM-opleiding voor stewardessen op. En ze was de grootste fan van de roemruchte psychiater/oorlogstraumabehandelaar Jan Bastiaans, die haar tientallen malen een LSD-behandeling gaf ter bestrijding van haar oorlogstrauma’s. Geen wonder dat deze eigenzinnige, dappere verzetsvrouw geregeld de krantenpagina’s haalde. Toch is Trix Terwindt inmiddels uit het collectieve geheugen verdwenen.
Luchtgastvrouwen
Beatrice Wilhelmina Marie Albertina Terwindt komt 27 februari 1911 ter wereld in Arnhem. Voordat ze in 1936 toetreedt tot de eerste lichting ‘luchtgastvrouwen’ van de KLM werkt ze in een Maastrichtse kunstgalerie en vertaalt ze een boek van de Franse auteur André Gide. Als stewardess doet ze de meeste Europese landen aan, waaronder natuurlijk ook regelmatig nazi-Duitsland. Met het laatste vliegtuig verlaat ze Berlijn, enkele dagen voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Terwindt bezorgt in de eerste oorlogsjaren verzetsbladen, maar neemt in 1942 de benen naar Zwitserland, en vandaar via een enorme omweg naar Groot-Brittannië. De inlichtingendienst MI9 acht haar de aangewezen persoon om in Nederland een ontsnappingsroute naar België op te zetten voor neergehaalde geallieerde vliegeniers. De Special Operations Executive, een andere Engelse geheime dienst, helpt bij haar opleiding en zorgt voor haar vlucht naar het vasteland. Ze is daarmee de enige vrouw die als zodanig wordt ingezet in Nederland.
‘Gooi me eruit’
Op 13 februari 1943 wordt Terwindt per parachute gedropt boven Overijssel. Het stormt die nacht. Ze is doodsbang, maar springt toch. “Ik zei tegen de captain: gooi me eruit.” Het loopt fout af. Niet door de harde wind, maar omdat er een nazistisch ontvangstcomité op haar wacht. Trix Terwindt wordt onmiddellijk gevangengenomen, een van de 59 geheim agenten die het slachtoffer worden van het Duitse Englandspiel. Van hen zal slechts een handvol de gevangenschap overleven. De anderen worden vermoord.
Terwindt, alias ‘agent Felix’, wordt gespaard, maar wel via Haaren (waar de slachtoffers van het Englandspiel aanvankelijk vastzitten) naar achtereenvolgens het Scheveningse Oranjehotel, vrouwenkamp Ravensbrück en – net als eerder haar collega-agenten – Mauthausen gestuurd. Meer dood dan levend maakt ze de bevrijding van dat kamp mee.
“Ik was zo mager, dat mijn houtjes van armen niet meer tegen mijn ribbenkast pasten.”
Eind 1945 voelt ze zich voldoende hersteld om in te gaan op het verzoek van KLM-directeur Albert Plesman om het allereerste stewardessenkorps van de luchtvaaronderneming op te zetten. Ze houdt het maar een paar jaar vol; de oorlog breekt haar alsnog op. Fysiek en psychisch is ze uiterst kwetsbaar. “Ik stond op het appèl in de koude winter van Ravensbrück in de snerpende wind met blote benen en voeten in sandaaltjes in ruw katoenen kleren en trachtte mij nog enigszins te beschermen met mijn armen tegen mijn lijf houden. Maar het hielp niet: ik was zo mager, dat mijn houtjes van armen niet meer tegen mijn ribbenkast pasten.” Het is een van de telkens terugkerende herinneringen die haar nadien teisteren. Voor wie er meer over wil lezen: in Ingrid van der Chijs’ mooie boek Luchtmeisjes komt Terwindts levensverhaal uitgebreid aan bod.
Naoorlogse lijdensweg
Onlangs kreeg ik inzage in een aantal door Terwindt geschreven brieven. Daarin klaagt ze met name over haar naoorlogse lijdensweg en de enorme moeite die het haar kost om van de Pensioenraad een fatsoenlijk oorlogspensioen te krijgen. Een klein deel van haar schrijfsels is hieronder te lezen.
Brief d.d. 21-10-1959 aan Stichting 1940-1945, die de op Mallorca wonende Terwindt geneeskundig wil laten onderzoeken, met het oog op een oorlogsuitkering:
“Ik zag de keuring graag enkele maanden verschoven, aangezien ik aan het einde van de zomer altijd volkomen uitgeput ben door de warmte en aan het einde der winter fitter ben om te reizen. Als het reizen mij niets zou doen, had ik ook geen recht op een invaliditeitspensioen, dunkt me. (…) ‘Last but not least’ lijkt mij de verhouding van 500 gulden per jaar voor een reis voor de keuring voor een pensioen van 1200 gulden wel een beetje een kind met een waterhoofd. (…) Wat verwacht de Pensioenraad eigenlijk met een jaarlijkse keuring: dat ik plots kerngezond tevoorschijn zal treden? (…) Inmiddels dank ik U voor Uw hulp in deze. Zonder Uw medewerking was mijn pensioen misschien na mijn dood pas bekend gemaakt, en meteen van de erfgenamen weer teruggevorderd. De Nederlandse Regering vraagt graag met de linkerhand terug wat ze met de rechterhand geeft.”
Brief d.d. 14-6-1961 aan Stichting 1940-1945 over haar naoorlogse werkzaamheden:
“Januari 1946 ben ik wederom in actieve dienst bij de KLM getreden en wel als Hoofdstewardess oftewel General Chief Stewardess. Een topbaan dus, voor geen promotie bevattelijk en had in (…) 1947, behalve uiteraard het corps stewardessen, 5 chiefstewardesses en een secretaresse onder mij en ressorteerde rechtstreeks onder een onderdirecteur. Mijn salaris was echter naar verhouding beneden peil. Wij accepteerden dat echter, zoals de grondmeccano’s zonder morren die winter accepteerden om bij dag en nacht, in regen en vorst in het open veld, zonder protectie van hangar of wat ook, aan de machines te werken om hen vliegende te houden. We werkten nl. allemaal aan de heropbouw van een lamgeslagen KLM. Naderhand (ik meen in 1949), toen de KLM begon te verdienen, zijn onze salarissen herzien en (…) nog met een sprong omhoog gegaan. Als mijn salaris [ze bedoelt oorlogspensioen] dus op mijn salaris van 1947 gebaseerd werd, heb ik doodeenvoudig pech gehad.”
“Zo leef ik in een ondragelijke spanning.”
Brief d.d. 15-6-1971 aan Stichting 1940-1945:
“De moeilijkheden blijven me achtervolgen en wel op financieel gebied. Ik heb nog geen enkele vergoeding van Buitengewone Pensioenen gezien. (…) Zo leef ik in een ondragelijke spanning, want ik heb het geld niet eens meer om verdere behandeling te betalen. Het is wel ergerlijk te zien hoe kinderen van verzetslieden, die zelf nog niets gepresteerd hebben, aan alle kanten geholpen worden en, zeg het maar ronduit, de boel beduvelen, terwijl ik maar mezelf moet helpen. (…) Wat helpt het als Prof. Bastiaans zijn best doet om mij te genezen, als ik van de andere zijde weer de prut ingedrukt wordt.”
Financiële zorgen
Brief d.d. 21-7-1971 aan Stichting 1940-1945:
“Financiële zorgen activeren mijn geest niet, ze verlammen het. Dat is juist het verschil tussen voor en na de oorlog, tussen hen en ons; zij de gezonden en wij de geschondenen. En dat is zo intens jammer dat Buitengewone Pensioenen dat nooit begrepen heeft. Enfin, ze zouden het aan den lijve moeten voelen om het te kunnen begrijpen en dat wens ik mijn grootste vijand nog niet toe.”
Brief d.d. 2-3-1972 aan Stichting 1940-1945:
“Niemand schijnt te begrijpen dat ik gewoon niet in staat ben nog langer in de ellende en de moeilijkheden te zitten. Wat heeft een behandeling dan voor zin? Ik hoorde in December pas dat, als Buitengewone Pensioenen je ziektekosten vergoeden, dit als inkomen gerekend wordt en je daar weer belasting etc. over betaalt! God betere het. Ik begrijp niet dat er niemand eens een vuist heeft laten zien aan de regering. (…) Ik denk wel eens dat het voor velen van ons wel heel wat gemakkelijker was geweest als we de oorlog niet overleefd hadden, hetgeen ik bij mijn gevangenschap de Duitsers ook gezegd heb, toen ze zeiden me niet te zullen doden, maar gevangen te zetten in plaats van neer te schieten, waar ze het recht toe hadden. Maar we hebben het helaas niet voor het zeggen.”
Beneden peil
“Dit waren uiteraard abnormale toestanden, maar we deden het uit idealisme.”
Brief aan Buitengewone Pensioenraad, begin 1980:
“Van de bevrijding uit Mauthausen, eind april 1945, ben ik in een Notspital in St. Gallen [Zwitserland] en verdere herstellingsoorden in Zwitserland verbleven, tot ik eind augustus 1945 in staat was naar Engeland te reizen om te rapporteren en verder onder doktersbehandeling zo ver mogelijk te herstellen. In december 1945 heb ik mij bij de KLM gemeld, dat ik weer in staat was tot werken, waarop ik een telegram ontving, nog in mijn bezit, dat o.a. vermeldde: “Come immediately headoffice to start work as headstewardess stop urgent stop wire date of arrival.” (…) Ik werkte zeven dagen in de week, omdat er een handjevol mensen van voor de oorlog nog in de KLM waren. Het salaris was beneden peil, gezien de KLM weer helemaal opgebouwd moest worden en we eerst zelfs nog alleen met gehuurde vliegtuigen moesten vliegen. (…) Dit waren uiteraard abnormale toestanden, maar we deden het uit idealisme, meewerkend aan de opbouw van Nederland. (…)
Pas in 1949 meen ik (of mogelijk 1950), toen de KLM goed begon te verdienen, zijn alle salarissen herzien en kreeg ik beduidend meer dan een gewone stewardess, wat ook logisch was. Helaas was mijn gezondheid slecht. Jaarlijks moest ik weken ziekteverlof opnemen, omdat ik eenvoudig physiek gebroken was. Uiteindelijk heb ik met pijn in het hart de KLM verlaten en ben naar Canada geëmigreerd in de hoop op een kippenfarm, in de ruimte en de vrijheid en ver van alle oorlogsherinneringen, mijn gezondheid terug te vinden. Zoals men in de psychiatrie dit verwoordt: ik verdrong de onmenselijke toestanden en gruwelen, die ik nauwelijks overleefd had. Nu weet ik dat het beter geweest ware, als ik na de oorlog onmiddellijk opgevangen was en niet zo vlug aan het werk was gegaan. Het werk in Canada was te zwaar. Uiteindelijk belandde ik op Mallorca (toen nog een niet door toeristen ontdekt goedkoopte-eiland), waar ik echter na een jaar al volkomen in elkaar zakte en vrienden van mij in Nederland bij [Stichting] 1940-1945 aanklopten.
Overbodige operaties
Het is een lijdensweg geweest van ziekenhuizen, klinieken, observaties, internisten, psychiaters, zelfs volkomen overbodige operaties, zowel in Spanje als in Nederland, tot ik uiteindelijk in 1969, teruggekeerd in Nederland, van de LSD-film van Prof. Bastiaans hoorde en hem schreef. Behalve dat hij mij door LSD van de gillende nachtmerries verloste, had hij ook onmiddellijk door dat mijn nek zo raar in elkaar zat. Om kort te gaan, na veel moeite bij andere professoren heeft hij uiteindelijk Prof. Terpstra in Leiden bereid gevonden in 1976 mijn nek aan de rechterzijde te opereren, waar bleek een hoofdader knel te zitten, waarna een tweede operatie aan de linkerzijde volgde, waar het een en ander kapot was, vergroeid en een zenuw klem zat: gevolgen van een bombardement, werkend als railgang vanuit Mauthausen aan de spoorlijn naar Linz. Als je dan zo’n afschuwelijk leven achter je hebt, als gevolg van je vrijwillig actief verzet, is het dan niet dubbel onbillijk dat je nu gepind wordt op een abnormaal laag inkomen van 1947.”
“Het is moeilijk voor anderen te begrijpen wat een hel dit leven na de oorlog is geworden.”
Brief aan een verzetsvriend d.d. 28-1-1982:
“Tot nu toe heb ik altijd alles moeten bevechten en een grote fout in mijn leven is, dat ik niet van mij af kan bijten. Ongelukkig is ook dat ik buiten het patroon van een doorsnee Nederlander val. (…) Hitler heeft mij ‘levenslang’ gegeven, helaas. En de Stichting ’40-’45 is hier mede aan schuldig, omdat ze alles gedaan hebben om ons van Bastiaans weg te houden. (…) Was ik vroeger behandeld, had ik een ander leven kunnen leiden. Zo ben ik ook in het verdomhoekje van de Stichting ’40-’45 geraakt, en daardoor ook bij Bijz. Pensioenen, die hun gegevens van de Stichting doorkrijgen. (…) Het is moeilijk voor anderen te begrijpen wat een hel dit leven na de oorlog is geworden. Ik heb zelf meer gedaan dan goed voor mij was om er bovenop te komen. Door onkunde, maar vooral onwil van de overheid en zich goed voedende instanties is het mij niet gelukt. Het land verlaten heeft geen zin: ik ben al in 1951 naar Canada geëmigreerd om de oorlog te vergeten en te herstellen, maar je neemt overal de oorlog met je mee.”
Grafsteen
Beatrice Wilhelmina Marie Albertina (Trix) Terwindt sterft op 7 april 1987 in Oegstgeest, vijf jaar na het schrijven van deze klacht. Tot het laatst blijft ze strijdbaar. Enkele dagen voor haar overlijden stuurt ze een brief naar de Volkskrant waarin ze aandacht vraagt voor het onrecht dat oorlogsslachtoffers is aangedaan. “Ik ben in staat met mijn 76 jaren voor het eerst te demonstreren en een kei als grafsteen op het Binnenhof te leggen met een krans met een lint: hier herdenken wij de oorlogsslachtoffers die uit wanhoop een einde aan hun leven maakten, omdat hen door hun lotgenoten die er beter afkwamen en door de instanties die zich deskundig oordeelden, de kans ontnomen was bevrijd te worden van hun KZ-syndroom.”
2 gedachten over “Het naoorlogse gevecht van geheim agente Trix Terwindt”
Ben thans 96, herinner mij nog goed de honderden uren die Trix met mij in gesprek doorbracht in de Jelgersmakliniek.
Als voormalig verzetsman en ex-concentratiekamp overlevende had ik een diepe respect voor haar.
Dat is mooi om te vernemen. Dank voor uw reactie.