Gewapend verzet werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland vooral gezien als een mannenzaak. Vrouwen die liquidaties uitvoerden, zoals Hannie Schaft, Truus en Freddie Oversteegen, waren al helemaal uitzonderlijk. Maar geoefend werd er wel door beide seksen, vooral tijdens de laatste oorlogsmaanden.
(De)monteren
De bezetter onderschatte nogal eens de inzet van vrouwen binnen de illegaliteit.
Wapens vervoeren was tijdens de oorlog vaak een vrouwentaak. Zij liepen minder dan mannen het risico om aangehouden te worden. De bezetter onderschatte nogal eens de inzet van vrouwen binnen de illegaliteit, waardoor hen nogal eens controles bespaard bleven die mannen wel moesten ondergaan. (NIOD-directeur Loe de Jong schatte het vrouwenverzet nadien overigens ook te laag, maar dat is een ander verhaal.) De te transporteren pistolen en explosieven verdwenen onder in de kinderwagen of ‘gewoon’ in een fietstas, waarna het wapentuig naar een ander adres werd vervoerd. Dat ging meestal goed en een enkele keer fout. Toen Hannie Schaft op 21 maart 1945 bij een straatcontrole in Haarlem werd betrapt met fietstassen vol verzetskranten én een pistool was haar doodvonnis getekend.
Jannie
Ene ‘Jannie’, een verder naamloze Zaanse verzetsstrijdster, schreef na de oorlog hoe ze betrokken werd bij schietoefeningen. Met een pistool of geweer op pad gaan zat er niet in, ‘maar het was heel gewoon dat ik alles weer uit elkaar haalde en weer wegborg’. Hieronder haar verhaaltje: hoe het van (de)monteren tot schieten kwam. Ik verneem het graag wanneer iemand Jannies achternaam weet (info@schaapschrijft.nl).
Leren schieten
‘Zo werd er ook eens geopperd: “Je kan ze aardig in en uit elkaar halen. Nu moet je er ook maar mee leren schieten.” Dat gebeurde gewoon thuis in de kamer. Want het huis waar wij toen woonden had twee hele grote kamers met schuifpanelen ertussen. Dus als de deuren open stonden, was het een hele lengte. Frans KP [‘KP’ staat voor ‘Knokploeg’. De echte naam van de instructeur was waarschijnlijk Frans Bruins uit Zaandam] kwam les geven. Er kwamen er nog een paar. Wie, dat weet ik niet meer.
Er werd geschoten met van die pluimen. De hilariteit was groot.
Pluimen
Er werd geschoten met van die pluimen. De hilariteit was groot. De meeste pluimen zaten de eerste keren het meest in het gordijn naast de schietschijf. Maar het werd steeds beter. Daar wij het aardig onder de knie kregen, moesten wij ook een keer echt schieten. Want, werd gezegd, zo’n pluim is wel wat anders dan een kogel. Daar zag ik wel erg tegenop. Maar dat is niet doorgegaan, want ik moest geloof ik naar Zaandam. En ik had geen fiets meer en L. kon zijn fiets ook niet missen. En de munitie was ook schaars.
‘Rare dingen’
Ik vond het helemaal niet erg dat het niet doorging. Zo zie je maar, dat je als vrouw van een verzetsstrijder voor rare dingen komt te staan. Maar je deed ze gewoon, zonder er bij na te denken.’
(Op de drie vlak na elkaar genomen foto’s is een vrouwelijk lid van de Binnenlandse Strijdkrachten in Zaanstreek zichtbaar dat meedoet aan schietoefeningen.)