Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

Een lange straat was het… (deel 1)

Het Gemeentearchief Zaanstad bezit een lang, mooi geschreven oorlogsverhaal met verwijzingen naar niet nader genoemde joodse onderduikers en hun helpers in en buiten de Zaanstreek. Inmiddels is duidelijk waar deze gebeurtenissen zich afspeelden en wie de geanonimiseerde personen waren. Op meitotmei.nl het in drie delen gesplitste verhaal.
Deel 1: Een lange straat was het…

De auteur van het acht A-viertjes tellende verhaal met de titel Nog steeds doden wij elkaar is Trijntje (‘Trien’) Duijs (Zaandam, 12-7-1911). Ze tikt het in april 1980. Op dat moment woont ze in Zaandam op het adres Schiermonnikoog 40. Dat is ook de straat waar onderstaand verhaal zich afspeelt.

Huwelijk

Duijs trouwt in juli 1937 met Godefriedus Johannes van Til (Limmen, 26-4-1911). Hij wordt eind jaren vijftig raadslid voor de Pacifistisch-Socialistische Partij in Zaandam en zal dat acht jaar blijven. Zij zal zich na de oorlog onder meer bezighouden met de opvang van vluchtelingen. Het echtpaar overlijdt in 1992 kort na elkaar. Hij op 21 november, zij een kleine maand later.

De enige mij bekende beeltenis van Trien Duijs, een vage klassenfoto.

In het oorlogsverhaal van Trien van Til-Duijs noem ik [ ] de personalia en locaties van een aantal hoofdrolspelers. Meer informatie over veel van de genoemde joodse onderduikers is te vinden via het Joods Monument Zaanstreek. Hieronder deel 1 van het integrale, in de jaren dertig en veertig spelende epistel.

Schiermonnikoog

‘Een lange straat was het, genoemd naar één van de Waddeneilanden [Schiermonnikoog, Zaandam]. Als er post of een pakje moest worden bezorgd, gebeurde het vaak dat dit eerst naar het eiland van diezelfde naam ging. Men had dan vergeten de plaatsnaam eronder te zetten. Dit gebeurde zelfs zo vaak, dat de Post op het eiland meteen wist voor welke plaats het was bestemd.

In één van de bovenhuisjes van die straat [Schiermonnikoog 22a] waren nieuwe mensen komen wonen. Een verhuiswagen was er niet aan te pas gekomen. Neen, dat was niet nodig geweest. Meubelen en alles wat men eigenlijk nodig heeft bezaten ze niet. Voor de ramen hingen wel heel netjes de gordijnen. En als de deur openging trad men een keurig verzorgd halletje binnen.

Schiermonnikoog, hoek Rottumeroog, in 2007 (Gemeentearchief Zaanstad).

Na enige tijd kwamen de buren er achter dat het vluchtelingen uit Duitsland waren [Werner Pergamenter (Leipzig, 24-3-1908) en Marie Auguste Jarozwiez (Teltow, 30-9-1912)], en dat ze in hun onderhoud voorzagen door het verkopen van nieuwe en het vervormen van oude dameshoedjes. De klanten mochten niet verder dan het halletje komen om te passen en te kopen, want de kamers waren zo goed als leeg. Een koffer moest voor tafel dienen en enige lege groentekistjes voor stoelen.

De gevolgen waren bijna catastrofaal voor het jonge vrouwtje.

Ze – de nieuwe buren – hielden heel veel van elkaar, doch waren niet getrouwd. Dat was aan het einde van de dertiger jaren, in de omstandigheden waarin zij verkeerden, in Duitsland niet mogelijk. De man was namelijk Joods en het jonge vrouwtje niet. In Duitsland hadden ze al heel lang omgang met elkaar. Maar omdat dit toen ten strengste was verboden, konden ze elkaar daar alleen nog maar in het geheim ontmoeten, want liefde laat zich nu eenmaal niet weerhouden. De moeilijkheden werden echter nog veel groter, toen zij “in blijde verwachting” geraakte. De angst en vrees hiervoor waren zo groot, dat ze het besluit namen dit voortijdig te laten afbreken. De gevolgen waren bijna catastrofaal voor het jonge vrouwtje. Na wekenlang te hebben gezweefd tussen leven en dood, overwon het leven tenslotte toch weer. Doch deze ingreep was van dien aard geweest, dat zij nimmer meer een kind ter wereld zou brengen.

Opsluiting of erger

Het leven in Duitsland werd echter met de dag moeilijker. Voor de jonge man dreigde opsluiting of erger elke minuut. Hij was immers Joods. Op een goede dag wist hij naar Nederland te vluchten. In Amsterdam kon hij een kamer huren en zijn bestaan vond hij door op de markt wat handel te drijven. Maar zonder haar had het leven geen waarde voor hem. Alleen een brief af en toe was niet voldoende, en het verlangen naar elkaar werd zo groot dat zij besloot hem te volgen. Op zekeren dag nam zij afscheid van haar ouders en verliet het ouderlijk huis te Berlijn, teneinde zich bij haar verloofde te voegen. Inmiddels had hij de kleine bovenwoning in de lange straat kunnen huren. En zo werd vol goede moed een nieuw leven begonnen. Het zaakje waar de jongeman reeds mee was aangevangen, werd samen voortgezet en uitgebreid. Het was een moeilijk begin, maar samen konden ze bergen verzetten, en ze waren bij elkaar, en dat was het wat de meeste waarde voor ze had. Zij vervormde de hoedjes voor de klanten en ontving deze in het halletje. Hij verkocht nieuwe hoedjes op de markten in ons land.

Marktkaart van Werner Pergamenter, 1941 (Stadsarchief Amsterdam).

Nog steeds waren ze niet getrouwd. Ook in Nederland was het toen niet mogelijk dit huwelijk te laten voltrekken. In Engeland was dit wel mogelijk, maar dan moesten ze de reis naar Engeland maken, en al was het dan maar voor enkele dagen, toch zou dit veel geld kosten. Ook het trouwen kostte geld. Er moest dus hard worden gewerkt.

Engeland

Eindelijk was het dan zover. Het geld was met veel moeite bijeen gespaard. Trein, boot en alles wat er zo bij te pas komt werd besproken. Binnen enkele dagen werd de reis begonnen en werd het lang begeerde huwelijk gesloten. Zeer verheugd kwamen ze uit Engeland terug en betrokken wederom hun armelijke woning, maar nu als een echt getrouwd echtpaar.

Zo leefden ze heel gelukkig samen. Tot diep in de nacht werd aan de hoedjes gewerkt. En hoewel zij dit werk nooit eerder had gedaan, werd zij er steeds handiger in. Door hun grote wilskracht en energie liep het zaakje aardig. Zo konden ze hun woning langzamerhand iets meer bewoonbaarder maken.

De koffer werd vervangen door een tafel en de kistjes door stoelen. Ze hielden heel veel van kinderen. Maar het geluk ze zelf te bezitten was voor hen voorgoed uitgesloten. De kinderen uit de straat waren dol op hen. Want “tantie en meneer”, zoals ze werden genoemd, verwenden de buurtkinderen nogal eens.

Zuster in Den Haag

Meneer had nog een zuster [Lotte Barchasch-Pergamenter (Leipzig, 11-9-1909/Sobibór, 28-5-1943)] in [de Van Heutszstraat 96 in] Den Haag wonen. Dit was een vol Joods huwelijk, en deze had om veiligheidsredenen de Heimat al eerder verlaten. Dit huwelijk was al gesloten voor de rassenwaan in Duitsland gold. Zij hadden drie kinderen: Marcel [1931-1943], Rallie [Ralph, 1932-1943], en Freddie [Fredy, 1934-1943]. Drie leuke, stevige knapen. Tante en oom waren dan ook bijzonder op hen gesteld. En in hun vacantie kwamen deze jongens nogal eens bij hen logeren. Zo was het leven, ondanks vele moeilijkheden, een waar feest. Totdat ook hier de donkere wolken kwamen opzetten. Toen ook hier op de 10e mei 1940 de Duitse troepen kwamen binnenvallen, veranderde wederom hun betrekkelijk veilige en zekere bestaan. De angst sloeg hen om het hart. Hoe zou het hen nu weer gaan? Zouden ze hun leven op dezelfde manier voort kunnen zetten? Eerst leek het er wel op. Wat zou er met de familie uit Den Haag en de drie jongens gebeuren?

De Joodse Raadkaart van Lotte Barchasch-Pergamenter (Archief Bad Arolsen).

Jodenvervolging

Toen na vier dagen hevige strijd de bezetting aldra definitief bleek te zijn, begon ook hier vrij spoedig de jodenvervolging op gang te komen. Verscheidene mensen werden weggevoerd en naar Vught en Westerbork gebracht. En niemand wist waar de reis dan verder naartoe ging. Wanneer zou het de beurt van onze vrienden zijn? Vluchten was niet meer mogelijk. En de drie jongens? Wat zou hun lot zijn?

In Den Haag begonnen de Duitsers al gauw hun praktijken toe te passen.

In Den Haag begonnen de Duitsers al gauw hun praktijken toe te passen. Het huwelijk van tantie en meneer was een gemengd huwelijk, en in het begin bleken gemengde huwelijken iets minder gevaar voor deportatie te lopen dan voljoodse huwelijken. Daarom besloten ze een onderduikadres te zoeken voor zuster, zwager en de drie jongens. Ze hadden een poosje tevoren kennisgemaakt met een lerares. Deze had een groot huis in de Stationsstraat [Zaandam] met een zolder die niet werd gebruikt.

Onderduiken

Na grondig overleg mocht de familie hier onderduiken. Inmiddels liep het al tegen de winter, kolen waren zeer schaars en alleen nog maar op de bon te verkrijgen. Maar er was nog ergens turf te koop, die werd dan ook gauw besteld. ’s Avonds toen het donker was, werd de turf naar de zolder gebracht. Een noodkachel werd op de kop getikt en werd neergezet. Verder werd de zolder zo ingericht, dat een gezin er zou kunnen wonen. Ze wisten, dat het een ontzettende opgave was. Er kwam veel kijken om alles goed te doen verlopen. Aan alles moest worden gedacht, men wist immers niet vooruit hoe lang het zou kunnen duren. Letterlijk van alles moest worden verzorgd. Bonkaarten voor eten, kleding, voor bewassing, enz.

Maar terwijl zij hier druk mee bezig waren, stapelden donkere wolken zich wederom op. De zwager werd namelijk ernstig ziek, en wel zo erg, dat hij het bed niet langer kon en mocht verlaten. De nood werd steeds hoger, en steeds meer joden werden weggevoerd. Maar, dacht men, de Duitsers zullen deze doodzieke man toch wel met rust laten. Ze konden zo ook onmogelijk naar hun schuilplaats gaan. Bovendien konden vrouw en kinderen hun zieke man en vader niet alleen achterlaten. Neen, onder alle omstandigheden bleven ze ondanks alles bij elkaar.

De Haagse Van Heutszstraat, waar de familie Barchasch woonde, rond 1938 (Gompers, Haags Gemeentearchief).

Weggehaald

De voorafgaande nacht hadden de Duitsers de hele familie weggehaald, ondanks de ernstige ziekte van de man.

Tantie en meneer gingen zo vaak als maar enigszins mogelijk was naar Den Haag, om zoveel mogelijk nog te helpen wat ze konden. Totdat ze wéér heengingen en bij aankomst het gehele huis leeg vonden. De voorafgaande nacht hadden de Duitsers de hele familie weggehaald, ondanks de ernstige ziekte van de man. Alles was leeg en verlaten en tantie en meneer waren hun familie kwijt. Nimmer hebben ze ooit meer iets van hen gehoord. Emmers tranen hebben ze gehuild. Een doodzieke vader, een moeder en hun drie jongens. Zomaar weg, verdwenen. Niet te begrijpen. Woorden zijn hiervoor niet te vinden. En toch ging het leven voort. Ook tantie en meneer moesten weer doorgaan, maar wat nu?’

(Wordt vervolgd)

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





4 gedachten over “Een lange straat was het… (deel 1)”

  1. Geachte heren en dames,

    Dank u voor het doorsturen van dit schrijnende verhaal. Diep treurig geëindigd voor deze familie.
    Wat een ongenaakbare mensen die Duitsers en het vreselijke regime.

    Wij moeten gewoon waakzaam zijn want deze vreselijke rassenhaat is niet te voorspellen.

    Ik woon nog niet zolang in oud Zaandijk en natuurlijk kende ik de geschiedenis maar
    Dat dit zich hier afgespeeld heeft doet mij rillen van afschuw.

    Hoogachtend,

    M.th.Miranda uit Paramaribo.

    Beantwoorden
  2. Lotte Barchasch Pergamenter en hun kinderen zijn eerst in kamp Vugt beland en daarna naar Westerbork .25 mei 1943 gingen ze op transport naar Sobibor waar ze op 28 mei zijn vermoord.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.