Dat de nood tijdens de Hongerwinter werd gelenigd met bloembollen mag algemeen bekend verondersteld worden. Dat ook de kat werd ingezet om in het geïsoleerde westen van Nederland nog iets eetbaars op tafel te krijgen, weten minder mensen. Naar schatting bijna de helft van de huiskatten haalde de bevrijding niet.
De jacht op deze dieren begon overigens al vroeg. De kattenmepper deed al in 1940 zijn intrede. Op 12 december 1940 waarschuwde het Nieuwsblad van het Noorden: ‘Er verdwijnen katten. Of het om het vlees of om het zachte velletje te doen is, weet men nog niet. Wel heeft (de politie) bij een opkoper het vel van een vermiste kat gevonden.’ Vlees was inmiddels op de bon en er waren restaurants die poes serveerden, zij het dat op de menukaart Minoes en Poekie waren vermomd als ‘hazepeper’.
Abattoir
De gemeente Amsterdam gaf in juni 1942 zelfs toestemming om honden- en kattenvlees te verkopen.
De gemeente Amsterdam gaf in juni 1942 zelfs toestemming om honden- en kattenvlees te verkopen, mits de huisdieren waren gekeurd en geslacht in het gemeentelijk abattoir. De autoriteiten vaardigden een half jaar later alsnog een verbod uit op het slachten van honden en katten. Ondergronds ging de jacht overigens gewoon verder. Met name het laatste oorlogsjaar waren de voorheen zo aaibare en om andere redenen gewaardeerde beestjes hun leven niet zeker.
‘Lekker pruttelen’
Een mooi Zaans voorbeeld wordt geschetst door oud-verzetsman Klaas Baarda. In zijn memoires wijdt de Zaandammer enkele passages aan hetgeen er tijdens de winter van 1944-’45 in en rond de keukens van zijn strijdmakkers Albert op den Velde en Nico Pos gebeurde. ‘Appie had zo’n honger dat hij zich vergreep aan de kat van zijn buurman. Hij slachtte hem snel en zette hem in een pannetje op zijn noodkacheltje. Deksel erop en lekker pruttelen. Even later komt buurman bij hem aan de deur. “Allebert, heb je mijn poes ook gezien?” Waarop Appie met een steelse blik op zijn pruttelende pannetje antwoordde: “Nou buur, ik zie hem niet, maar ik dacht toch dat ik hem hoorde.”’
Stekelbaarsjes
Baarda vervolgde: ‘Cootje had een heel andere methode om een kat te vangen, want die waren zeer schaars geworden. Hij ving een paar stekelbaarsjes en stopte die in de omslag van zijn pantalon. Heel zachtjes door de achtertuintjes wandelend lokte hij een kat, die op de lucht afkwam, naar zich toe. Er zijn mensen die een kat lekkerder vinden dan een konijn.’
‘Er zijn mensen die een kat lekkerder vinden dan een konijn.’
Een kattenrecept heb ik niet gevonden, maar wie meer wil weten over Felis catus in oorlogstijd verwijs ik naar het antiquarisch vast nog wel verkrijgbare boek Poes in verdrukking en verzet 1940-1945 (waarin bovenstaande anekdotes overigens niet voorkomen).