Jan Willem Bouwens (Nijmegen, 25-7-1913/Wormerveer, 7-10-1944)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog brachten Zaanse verzetsstrijders meer dan twintig collaborateurs, zwarthandelaren en andere gevaarlijk geachte personen om het leven. In mijn boek Korte metten. De Zaanse liquidaties (1940-1945) worden deze liquidaties uitgebreid beschreven. Ook de mislukte en verzonnen aanslagen alsmede de dilemma’s die deze beslissingen over leven en dood met zich meebrachten komen in Korte metten uitgebreid aan bod. Het 148 pagina’s tellende boek is te bestellen via iedere boekhandel.
Hieronder het hoofdstuk over de eliminatie van Jan Willem Bouwens.
Voor de oorlog was Jan Willem Bouwens beroepsmilitair, een luitenant der huzaren. In 1937 trad hij in het huwelijk. Na de capitulatie van Nederland meldde Bouwens zich aan bij de SS en begon hij zijn carrière in het genazificeerde politieapparaat. Hij klom gestaag op in de hiërarchie en werd in 1944 waarnemend inspecteur bij de Wormerveerse politie. Hij ging toen ook in Wormerveer wonen. Het Zaanse verzet beschouwde Jan Willem Bouwens als zeer gevaarlijk en zag daarin reden om hem naar de andere wereld te helpen. Op zaterdag 7 oktober werd hij ‘terechtgesteld’, zoals de illegaliteit het noemde. ‘We hebben die politieman Bouwens neergeschoten op de Zaanweg bij Speckman’, zou RVV’er Henk de Wit twintig jaar na dato vertellen tegen dagblad De Typhoon.
‘Poef, poef’
De schoten werden gelost ter hoogte van slagerij Fontijn. ‘Toen ik thuiskwam zegt mijn moeder: “D’r is hier heel wat gebeurd, d’r is er eentje doodgeschoten.” Zij stond te strijken’, haalde dochter Fontijn vele jaren later herinneringen op aan de bewuste dag. ‘Vlak voor het raam was het in ene poef, poef. En daar lag ie. Toen heeft mijn moeder een laken gegeven, om over hem heen te doen. Later werd het lijk gelukkig weggehaald. Maar mijn moeder stond nog te trillen op haar benen.’
“Vlak voor het raam was het in ene poef, poef. En daar lag ie.”
Kort na de aanslag arriveerden achtereenvolgens de agenten Johannes Panhuis en Gerardus Mattheus Wilhelmus Hoveijn bij het stoffelijk overschot. Hoveijn bracht het lijk met een fietsbrancard naar het ziekenhuis in Wormerveer. Daar trof een verpleegster in één van Bouwens’ uniformzakken onder meer een illegaal blaadje aan, De Luistervink. Ze gaf het aan Hoveijn, die het naar eigen zeggen verscheurde.
Het ondergronds verschijnende Zaans Nieuws wist al op 7 oktober te berichten over deze geslaagde verzetsdaad. ‘Vanmorgen werd te Wormerveer aan de Zaanweg de opperluitenant van politie Bouwens doodgeschoten’, berichtte het blad. ‘Enkele uren later was reeds de Grüne Polizei gearriveerd. Er werden enkele mensen gearresteerd, over verdere represailles kunnen wij nog niet berichten. In Wormerveer zij een ieder op zijn hoede.’ Die laatste waarschuwing bleek niet overbodig. Een dagboeknotitie van Gerrit Krigee uit Wormerveer tekent de gebruikelijke onrust die bij veel bewoners loskwam na een verzetsactie als deze: ‘Wij kregen nog bericht van beneden dat vanmorgen de commissaris van politie van W[ormerveer] doodgeschoten was. Dit was gebeurd op de Zaanweg bij slager Fontijn voor. Zo zal W[ormerveer] wel weer in de rats zitten. Ze zijn er de laatste tijd wel bezig. In 2 weken zijn daar 3 moorden gepleegd.’
Oostfront
Binnen de georganiseerde illegaliteit ontstond vrijwel meteen discussie over nut en noodzaak van deze liquidatie. Het was de BS-districtsleiding bekend dat Bouwens op 8 oktober 1944 naar het Oostfront zou vertrekken. De BS redeneerde dat hij daar waarschijnlijk zijn verdiende loon zou hebben gekregen, ware het niet dat zijn voortijdig verscheiden dat nu had voorkomen. De communistische daders stonden echter op het standpunt dat het Nederlandse verzet solidair diende te zijn met het leger van de Sovjet-Unie en Bouwens dus niet de kans moest worden gegund om buitenlandse kameraden te vermoorden. Die stellingname kostte verschillende Nederlanders het leven, want zoals gebruikelijk gingen de Duitsers over tot een wraakactie. BS-commandant Johann van Marle publiceerde na de bevrijding zijn conclusie: ‘Als een donderslag uit klaarlichte hemel wordt de politiecommissaris Bouwens te Wormerveer doodgeschoten, wat niet geheel in de Delta Zaanstreek [de bundeling van het Zaanse verzet] is besproken. Bouwens zou de volgende dag als SS-man naar het front gaan en was dus waarschijnlijk voor de Zaankanters verder ongevaarlijk.’
“Als een donderslag uit klaarlichte hemel wordt de politiecommissaris Bouwens te Wormerveer doodgeschoten, wat niet geheel in de Delta Zaanstreek is besproken.”
Dat de aanslag ‘niet geheel’ in de Delta zou zijn besproken was overigens onjuist. In een bewaard gebleven schriftje is te lezen dat één van de Delta-leiders – onbekend is wie – op 6 oktober schreef: ‘Bespreking in Delta over doodschieten Bouwens, politiecommissaris te W’veer. R.V. [Raad van Verzet] is er voor, alle anderen ertegen, temeer daar B. 7/10 naar front zal vertrekken. R.V. zegt van top opdracht te hebben ontvangen, waarbij Delta zich neerlegt. Aangedrongen uitvoering in donker te doen.’ De Raad van Verzet trotseerde niet alleen het meerderheidsstandpunt, maar liet ook na om het duister te benutten voor de aanslag. Bouwens stierf namelijk om 9.30 uur ’s morgens, in het vroege daglicht. Hij liet een vijf maanden zwangere echtgenote achter. Na de oorlog werd hij met terugwerkende kracht ontslagen uit de politiedienst, ingevolge het Zuiveringsbesluit 1945.
Familie Hofland
De Grüne Polizei deed kort na de aanslag huiszoeking in Wormerveer. Ze belandde onder meer bij het gezin Hofland en arresteerde in hun winkel aan de Marktstraat vader Dirk (Krommenie, 17-12-1893). Vader en zoon Hofland waren beiden actief in de illegaliteit; ze werkten onder meer mee aan De Luistervink. Toen ze vernamen dat er in Wormerveer Duitse soldaten gesignaleerd waren, besloten ze dan ook om een schuilplaats op te zoeken. Dat ging niet volgens plan. Herman Willem alias ‘Toffie’ Hofland: ‘Ik ging met behulp van een ladder het dak op, mijn vader trok de ladder weg en wilde nog de deur gaan sluiten. Juist toen hij weer in huis was, kwamen de Duitsers in onze woning. Daar ik op het dak zat kon ik niet zien wat er precies gebeurde, doch toen ik na enige tijd weer beneden kwam hoorde ik dat mijn vader gearresteerd was.’ Dirk Hofland werd op 11 oktober op de Zaanweg gefusilleerd, samen met vier niet-Zaankanters: de Trouw-medewerkers Jan Goldschmeding (Amsterdam, 23-2-1921) en Cornelis IJno George Dijksterhuis (Groningen, 1-9-1921; het jaartal op het monument klopt niet), alsmede Beene Dijkstra (Amsterdam, 29-7-1915) en Jan van der Weerd (Kampen, 22-5-1891).
In het voornoemde schriftje is te lezen dat de Assendelftse politieman Wilhelmus Hoveijn voor deze gelegenheid de burgemeester dertien namen verstrekte van mannen die als represaillemaatregel konden worden gedood. Van Marle op zijn beurt gaf in zijn memoires geen identiteit prijs, maar schreef cynisch: ‘Iemand maakt zich verdienstelijk door aan Piet Oublie [de spotnaam voor de Wormerveerse burgemeester Piet de Vries] de namen van Hofland Sr. en Jr. en Brouwer Sr. en Jr. op te geven als vermoedelijke daders.’
Onzinbeschuldiging
Iets soortgelijks meldde na de oorlog de Zaandamse oud-politiecommissaris Tonny Jansen, die op dat moment gevangen zat als verdachte van hulp aan de vijand. Zonder Hoveijn te noemen vertelde Jansen in een proces-verbaal over een gesprek dat kort na de dood van Bouwens plaatsvond met twee leden van de Sicherheitspolizei: ‘Gedurende die bespreking kwam een agent van politie de kamer binnen en overhandigde ons een briefje, waarop de namen stonden vermeld van vier personen die op het ogenblik waarop Bouwens werd doodgeschoten in de buurt van die gebeurtenis waren gezien; het waren de namen van Hofland Sr. en Jr. en van Brouwer Sr. en Jr.’ Johann van Marle noemde dat een onzinbeschuldiging: ‘Iedereen weet dat deze met de gehele zaak Bouwens niets te maken hebben.’ Cornelis Simon en zijn zoon Gerrit Brouwer waren volgens hem opgehaald door Jansen en in het bijzijn van de burgemeesters van Zaandam en Wormerveer verhoord. ‘Hun onschuld blijkt zonneklaar en de Duitsers geven telefonisch toestemming om ze vrij te laten.’
Dat Dirk Hofland er niet zo genadig vanaf kwam, was volgens SD’er Friedrich Viermann de schuld van diens zoon. ‘Toen wij dezen wilden arresteren, bleek hij niet thuis te zijn. We hebben toen zijn vader gearresteerd, die mogelijk aan de moordaanslag medeplichtig was. Hofland Sr. werd door ons meegenomen naar Amsterdam en daar in de gevangenis geplaatst. Aan de Nederlandse autoriteiten van Wormerveer werd medegedeeld dat Hofland Sr. zou worden vrijgelaten wanneer Hofland Jr. zich voor het onderzoek meldde.’ Viermann paste een cirkelredenering toe: ‘Hofland Jr. meldde zich echter niet. Juist hierdoor kwam zijn schuld aan de moord op Bouwens vrijwel vast te staan. Immers, als hij er werkelijk niets mee te maken had gehad, dan had hij zich rustig bij ons kunnen melden, daar hij dan niets had te vrezen.’ Dat er wellicht andere redenen waren die Toffie Hofland deden besluiten om zich niet te melden, wilde er bij de SD’er niet in. Volgens Viermann gaf zijn chef Hanns Albin Rauter vervolgens opdracht om vijf mannen te executeren en verlangde hij ‘nadrukkelijk, dat één van deze 5 personen Hofland Sr. zou zijn.’
Gierende remmen
Aldus geschiedde. Er zijn bronnen die melden dat het tegenover de huilende groep Todeskandidaten opgestelde vuurpeloton weigerde om op het moment suprême te schieten. Daarop zou de leider van het executiepeloton een Schmeisser tevoorschijn hebben gehaald en de executie voor zijn eigen rekening hebben genomen. De destijds 18-jarige Jan Keuter herinnerde zich iets anders: ‘Blijven staan moesten we. We moesten het zien. Die wagen kwam er aan, met gierende remmen kan je wel zeggen. Het ging allemaal zo vlot. Die mensen moesten eruit, moesten daar gaan staan. Die soldaten kwamen d’r uit, richtten geweer. Toen kwamen de commando’s en ja, ze schoten ze neer. Die officier ging er nog langs. Om ze een nekschot te geven. Dat ze duidelijk dood waren. En daar gingen ze weer. Ze lieten ze zo liggen. We stonden verstijfd.’ Een 15-jarig meisje dat eveneens getuige was, schreef over één van de slachtoffers: ‘Hij gilde het uit toen ze daar stonden. Vreselijk was het. De mensen waren er vol van. Moordenaars. Moffen, jullie moesten gehangen worden, schooiers.’
“Moordenaars. Moffen, jullie moesten gehangen worden, schooiers.”
Gezien de ervaring en de gezagsverhoudingen bij de Sonderkommando’s die de executies uitvoerden is het niet waarschijnlijk dat daar een vorm van georganiseerde dienstweigering ontstond. Bovendien waren bij de fusillade in Wormerveer geharde SD-kopstukken als Willy Lages en Friedrich Viermann – wiens bijnamen ‘Fusilianus’ en ‘De snelrechter’ waren – present. Tijdens naoorlogse verhoren bekenden enkele aanwezigen op de vijf Todeskandidaten te hebben geschoten. Wel zou SiPo-afdelingschef Adolf M. Golder naar eigen zeggen bezwaar hebben gemaakt tegen zijn plek in het executiepeloton, maar dat veranderde weinig aan de situatie. Veel waarschijnlijker dan het verhaal van de bevelweigering is de getuigenis van Jan Keuter: na de executie heeft iemand – waarschijnlijk Viermann – één of meer slachtoffers een genadeschot gegeven, al dan niet met een machinepistool dat in de volksmond een Schmeisser werd genoemd. Al zag Viermann dat anders: ‘Ik heb een van de gefusilleerden niet een genadeschot gegeven. Wel bleek het dat de tegenover mij staande persoon, op wie ik had geschoten, niet onmiddellijk dood was. Hij bewoog nog de armen. Een van de anderen heeft hem toen nog een schot nagegeven.’
‘Eenstemmig afgekeurd’
Na de Duitse vergeldingsactie laaide binnen de Delta het debat op. RVV-commandant Jan Jongh verdedigde de aanslag op Bouwens. Het mocht niet baten. In het al eerder genoemde schrift is te lezen: ‘Eenstemmig afkeurend beoordeeld.’ Ook een daags na de liquidatie opgesteld ‘telefonisch rapport’ van de Binnenlandse Strijdkrachten bevat een negatieve kwalificatie: ‘Verder mededeling gedaan dat de opperluitenant van politie Bouwens in W’veer is doodgeschoten, niettegenstaande de districtsdelta twee tegen één stem had besloten dat het tijdstip nog niet gunstig was en dat de uitvoering zo mogelijk ’s nachts moest gebeuren en de sporen uitwissen. De gehele toedracht goed en breedvoerig toegelicht. (…) Nogmaals op aangedrongen dat bij personen die door de RVV ter dood veroordeeld zijn de beslissing genomen wordt door de Gew. Delta.’
Nog in 1946 beklemtoonde Jongh de positieve gevolgen van de actie: ‘Doordat wij genoodzaakt waren ter beveiliging van de illegaliteit verschillende SS-schurken te elimineren, waaronder commissaris Bouwens te Wormerveer, kwam de schrik erin onder het politiekorps, dat of een halfslachtige houding aangenomen had of volkomen hand- en spandiensten verleende aan de Duitse bezetting.’
De verdeeldheid binnen het regionale verzet bereikte de buitenwereld niet. In de ondergrondse pers werd eenstemmig en hard uitgehaald naar de wraakzuchtige Duitsers die ‘5 onschuldige Nederlanders uit verschillende plaatsen naar Wormerveer gesleept en daar op de plaats van het misdrijf neergeschoten’ hadden. Deze ‘bandietenstreek’ moest op het conto van ‘de Hauptmann van de Gestapo Aldert’ worden geschreven, aldus Strijd op 1 november. ‘De Wormerveerders spreken thans reeds de hoop uit dat de terechtstelling op hun stationsplein moge geschieden.’
‘Mooie Willem’
Jan Willem Bouwens werd in Wormerveer opgevolgd door Gerrit Reinder Vleeming uit Zandvoort (bijnaam ‘mooie Willem’). Die zocht na zijn benoeming contact met het verzet, in de persoon van Jaap Boot. De codezin waarmee deze Wormerveerse BS-commandant tijdens hun eerste ontmoeting Vleeming zou aanspreken was: ‘Ik kom uit Brummen.’ Boot: ‘Nauwelijks had ik dat gezegd of hij riep uit: “Wat ben ik blij dat u bent gekomen. Ik wil niet dezelfde weg als mijn voorganger.” Vanaf die tijd tot de bevrijding had ik in wezen de leiding over het politiekorps. Vleeming deed niets zonder vooraf met mij overleg te plegen.’ In tegenstelling tot Bouwens werd de nieuwe politie-inspecteur door zijn tegenstanders gespaard.
Alle geruchten, getuigenissen en verdachtmakingen ten spijt kon volgens de naoorlogse rechtbank niet worden bewezen dat Wilhelmus Hoveijn een rol speelde bij het verraden van mogelijke daders. Dat hij daarvan door veel mensen toch werd beticht is echter wel verklaarbaar. Al op 9 mei 1945 schreef de Wormerveerse BS-commandant Jan Aten aan de districts-arrestatieofficier: ‘Van twee zijden word ik er op geattendeerd dat gisteren niet is gearresteerd de agent van politie Hoveyn. Mijn zegslieden zeggen dat deze schuldig is aan de dood van D. Hofland, die in oktober 1944 aan de Zaanweg door de Duitsers is doodgeschoten.’ Hoveijns verradersrol zou zijn gemeld door vader en zoon Brouwer, J.H. van Born en verzetsman Leo Lichtveld, allen wonend aan de Zaanweg. Hoveijn werd daarop aangehouden en ingesloten. Nadien zou ook voormalig burgemeester De Vries hem aanwijzen als de tipgever.
Ontlastende verklaring
Hoveijn werd na het bericht van Aten vrijwel meteen gearresteerd. Zijn gevangenschap duurde niet lang. Op 23 mei leverde Toffie Hofland een ontlastende verklaring in: ‘Na mijn thuiskomst uit de NBS [Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten] vernam ik van bevoegde zijde dat de heer Hoveyn, politieagent te Wormerveer, was opgepakt door de BS in verband met de beschuldiging dat hij enige mensen, onder wie mijn vader D. Hofland – Marktstraat 39 te Wormerveer – aan de SD verraden zou hebben. Hierover heb ik op zijn verzoek een onderhoud gehad met de heer O.J. Meyer – Zaanweg 50 te Wormerveer. Ik meen na dit onderhoud te moeten verklaren dat de heer Hoveyn absoluut onschuldig is, daar hij mij na het oppikken van mijn vader persoonlijk heeft gewaarschuwd ten spoedigste te verdwijnen. Bovendien kan Hoveyn geen enkele reden hebben gehad om juist mij te verraden, daar ik met deze kwestie niets te maken had.’
“Hoveyn is vrijgesproken en ontgaat volgens mij en vele insiders zijn gerechte straf.”
In 1948 kwam de inmiddels naar Curaçao geëmigreerde Toffie Hofland terug op zijn eerdere verklaring. In een emotionele brief aan het Tribunaal in Haarlem schreef hij: ‘Hoveyn is vrijgesproken en ontgaat volgens mij en vele insiders zijn gerechte straf. (…) Hoveyn was een persoonlijke vijand van mijn vader. (…) Ik kan u echter de verzekering geven [dat] als het was uitgelekt wie de zaak aan het rollen had gebracht direct na de tijd dat Vader was neergeschoten Hoveyn van mij persoonlijk het genadeschot had gekregen. Toen ik echter na de oorlog de juiste toedracht te weten kwam, waarschuwde men mij dat ik niet kon doorgaan als gedurende de bezetting en heb ik aangenomen dat we wederom in een rechtsstaat zouden terugkeren. Hetgeen ik tot op het ogenblik echter gezien en vernomen heb, doet me spijt krijgen dat Hoveyn alsnog niet heeft gekregen wat hem toekwam. Hoveyn is de man die hier de zaak aan het rollen heeft gebracht en bewust namen heeft genoemd van mensen die hij op dat ogenblik niet bij het pol. bureau heeft gezien (ik was n.b. in Nauerna bij Westzaan!).’ Hofland kwam te laat met zijn brief: Hoveijn was enkele maanden eerder vrijgesproken van alle beschuldigingen.
1 gedachte over “De Zaanse liquidaties: Jan Willem Bouwens”
Jan Jongh was een neef van mijn moeder.