De kortst zittende burgemeester die Zaandam ooit had was een fanatieke NSB’er. Barthold Arnold van der Sluijs bleef hier zes weken in functie, om vervolgens tot de bevrijding de Duitsers te dienen als eerste burger van Alkmaar.
Dat Barthold van der Sluijs (3-7-1885) het ooit zou schoppen tot burgemeester lag niet in de lijn der verwachtingen. Hij was afkomstig uit een Haarlemmermeerse boerenfamilie, maar werd zelf kort na de eeuwwisseling onderwijzer. Na een opleiding te hebben gevolgd aan de Haarlemse Rijksnormaalschool stond de afgestudeerde kwekeling als 18-jarige al voor de klas. Vier jaar lang gaf hij les op lagere scholen in Haarlem en Enschede, om toen een abrupte carrièrewending te maken. Hij ging voor de Deli Maatschappij aan de slag als tabaksplanter-administrateur in Nederlands-Indië. De verdiensten aan de Sumatraanse Oostkust waren zo goed dat Van der Sluijs zich op zijn 45-ste financieel onafhankelijk mocht noemen. Na in 1929 naar zijn vaderland te zijn teruggekeerd – inmiddels niet alleen een klein fortuin, maar ook een echtgenote en drie kinderen rijker – werd de repatriant secretaris van de Nederlandsche Baksteenindustrie.
De voormalige koloniale ondernemer had nauwelijks een slechter moment kunnen kiezen om zich te verbinden aan deze branchevereniging. In oktober 1929 ging de Amerikaanse aandelenbeurs onderuit en al snel greep de crisis ook in Nederland om zich heen. Binnen enkele jaren draaiden veel bedrijven, de steenindustrie niet uitgezonderd, op een fractie van hun mogelijkheden. Eind 1931 telde Nederland 144.000 geregistreerde werkloze mannen, ruim 100.000 meer dan bij het begin van de ongekende depressie. In de navolgende jaren zou dit aantal nog eens verveelvoudigen.
Overtuiging
‘In 1933 stapte hij over van de liberale Vrijheidsbond naar de twee jaar eerder opgerichte Nationaal-Socialistische Beweging.’
Sommige Nederlanders raakten door de uitzichtloze situatie vatbaar voor de populistische beloften van opkomende radicale partijen. Zo ook Van der Sluijs. In 1933 stapte hij over van de liberale Vrijheidsbond naar de twee jaar eerder opgerichte Nationaal-Socialistische Beweging van Anton Mussert en diens vriend Cornelis van Geelkerken. De belangrijkste reden daarvoor was dat, zoals hij tijdens een naoorlogs verhoor zou zeggen, ‘ik de overtuiging had dat de Nederlandsche bevolking gelukkiger zou leven onder Nationaal Socialistisch bewind dan onder het Democratisch bewind’. Hij werd actief binnen de NSB en kreeg onder meer de verantwoordelijkheid voor het organiseren van vergaderingen en grootschalige evenementen in Haarlem en omstreken.
Bezetting
De Duitse bezetting van Nederland leidde tot nieuwe vergezichten. De NSB was tot dan toe een marginale factor in het politieke landschap, maar kreeg vanaf mei 1940 een machtsrol in de schoot geworpen. Zo stelde de bezetter prijs op burgemeesters die trouw zworen aan de Nieuwe Orde. NSB’ers waren daarvoor bij uitstek geschikt. Toen in 1941 de eerste golf burgemeesters-oude-stijl moest plaatsmaken, zag Barthold van der Sluijs zijn kans schoon. Begin van dat jaar volgde hij een cursus die toegang moest geven tot het burgemeestersambt. De uitkomst van het afsluitend examen werd echter een teleurstelling. Bij het vak gemeenterecht luidde het vernietigende eindoordeel: ‘Onvoldoende. Afwijzen, door onbeholpen wijze van uitdrukken.’ Ten aanzien van staatsrecht: ‘Middelmatig verstand. Kennis onvoldoende, denkt niet rustig genoeg na (zenuwen?). Op ’t laatst beter-voldoende.’ Ook op het financiële vlak bleek Van der Sluijs weinig getalenteerd.
De examenuitslag leidde tot een briefwisseling waarin Van der Sluijs zijn onbegrip en teleurstelling uitsprak. De NSB-examenleider was bereid met de hand over het hart te strijken: de cursist mocht een herexamen afleggen. Indien dat naar wens verliep, lag de weg naar een prestigieuze toekomst alsnog open. Het waren mensen als Barthold van der Sluijs over wie Joris in ’t Veld, zelf burgemeester van Zaandam tot het voorjaar van 1941, na de bevrijding zei dat ‘lang niet alle burgemeesters behoorden tot het gilde der snuggeren, zodat men met deze edelachtbaren, die in een driemaandencursus hun wijsheid hadden opgedaan, nog wel eens een loopje kon nemen.’
Volontair
In augustus 1941 nodigde plaatsvervangend NSB-leider Cornelis van Geelkerken Van der Sluijs uit om als volontair aan de slag te gaan in Haarlemmermeer, zijn geboortedorp. Het volontairschap, het onbetaald werken als assistent van de burgemeester, was een gebruikelijke opstap naar het hoogste gemeentelijke ambt. De genodigde reageerde ietwat hooghartig op de invitatie en schreef terug dat ‘ik, na gepleegd overleg met den Commissaris der Provincie Noord-Holland, gaarne bereid ben om als zoodanig te gaan volontairen in Haarlemmermeer, mits de daar benoemde Burgemeester lid van de NSB is.’ Die eis leverde een probleem op. De beoogde nieuwe burgemeester van Haarlemmermeer, Egberts Derks, was namelijk wel nationaalsocialist, maar (nog) geen NSB’er. De navolgende ontwikkelingen zijn niet duidelijk, maar Haarlemmermeer ging aan Van der Sluijs voorbij.
‘Disciplinair en zeer actief’
Waar Van der Sluijs’ examenrapport nogal zuinig was, gold dat niet voor de interne waardering door zijn partij.
Waar Van der Sluijs’ examenrapport nogal zuinig was, gold dat niet voor de interne waardering door zijn partij. ‘Houding in de Beweging: is disciplinair en zeer actief’, luidde het oordeel in januari 1942. ‘Het lid is zeer geschikt voor het bekleeden van een functie. Hij beschikt over een helder verstand: is altijd zeer kalm en beheerscht. Bevraagde is een eerlijk, openhartig en prettig Kameraad.’ Begin februari accepteerde de Overvener alsnog een aanbod om volontair te worden, en wel in Haarlem. Hij kon zich daar overigens nauwelijks introduceren bij NSB-burgemeester Simon Plekker – net als hij een oud-medewerker van de Deli Maatschappij in Nederlands-Indië, de kolonie waar de NSB op veel sympathie mocht rekenen – toen er een nieuwe kans voorbij kwam. Het hoofd van de NSB-afdeling Personeelszaken stelde in een brief de dato ‘2 Lentemaand [maart] 1942’ aan de Noord-Hollandse NSB-gemachtigde voor om ‘in afwijking van mijn brief d.d. 24 Sprokkelmaand [februari] j.l. overwogen te zijner tijd voor de benoeming als burgemeester van Zaandam Kameraad B.H. van der Sluis [sic] in aanmerking te brengen’. Dat onverwachte voorstel was een reactie op de promotie van Cornelis van Ravenswaay. Die mocht, na een jaar het burgemeestersambt te hebben bekleed in Zaandam, nu diezelfde baan gaan uitoefenen in Utrecht.
In sommige gemeenten waren de vooroorlogse burgemeesters al vroeg ontslagen en nog voordat de jodendeportatie begon vervangen door betrouwbare nationaalsocialisten. Het was een maatregel om mogelijk verzet van zowel de slachtoffers als de plaatselijke autoriteiten in de kiem te smoren. Met Van Ravenswaays komst naar Zaandam hadden de Duitsers een meer dan gewillig werktuig in handen om deze stad als eerste in Nederland te ontdoen van haar joodse bevolking. Van Ravenswaay was een overtuigd antisemiet en werkte dan ook gretig mee aan de bevolkingsdeportatie naar het Amsterdamse Judenviertel, het voorportaal van Westerbork en Auschwitz of Sobibor. Het burgemeesterschap van Utrecht was de beloning voor zijn nazistische inspanningen.
‘Gerust gevoel’
Bij het wegzenden van de ruim tweehonderd joden uit Zaandam zou Van der Sluijs geen rol spelen. In maart 1942 trad hij als volontair aan in het gemeentehuis op de Burcht, twee maanden nadat vrijwel alle Zaandamse joden hun woonplaats hadden moeten verruilen voor Amsterdam of Westerbork.
Op 7 april bereikte Van der Sluijs eindelijk de bestemming waarnaar hij al een jaar op weg was. De trouwzaal van het Zaandamse stadhuis was deze dinsdagochtend volgeladen met ambtenaren en prominenten die Cornelis van Ravenswaay uitgeleide deden. ‘Ik ben blij den heer van der Sluijs reeds eenigen tijd terug hier naar toe gehaald te hebben als volontair’, sprak Van Ravenswaay de aanwezigen toe. ‘Ik verlaat nu de gemeente met een gerust gevoel, daar ik weet dat de gemeente bij hem in veilige handen is.’ De nieuwe notabele prees op zijn beurt ‘de bijzondere bestuurscapaciteiten’ en het ‘organisatietalent’ van zijn voorganger. ‘De burgerij van Zaandam zal het nu wel duidelijk zijn geworden dat er iets aan het veranderen is’, sprak hij. Zijn woorden klonken tegenstanders dreigend en gelijkgezinden als muziek in de oren.
Waarnemer
Van der Sluijs was benoemd als waarnemer. Hij werd geacht door te stromen naar Alkmaar, waar de fervente NSB-criticaster François Henri van Kinschot kort tevoren was weggestuurd van zijn burgemeesterspost. Desondanks benoemde hij onmiddellijk een nieuwe particulier secretaris en een nieuwe perschef. Misschien had hij al vernomen dat er werd gelobbyd om hem voor langere tijd in Zaandam te houden. Twee dagen na Van der Sluijs’ installatie schreef het NSB-hoofd personeelszaken namelijk aan Van Geelkerken: ‘Kameraad, nu Kameraad van der Sluis [sic] benoemd is tot waarnemend burgemeester van Zaandam, moge ik U in overweging geven, overeenkomstig mijn oorspronkelijk voorstel te bevorderen, dat hij tot burgemeester van deze gemeente wordt benoemd en dus alsnog terug te komen op eventueel reeds gedane stappen, zijn benoeming tot burgemeester van Alkmaar ten doel hebbend.’ Een kleine week later antwoordde Van Geelkerken gedecideerd: ‘Kameraad, hierbij deel ik U mede, dat in overleg met Kam. de Ruiter, Kam. van der Sluis voor Alkmaar bestemd is. HOU ZEE!’
Strafrechtdossier
In het kort na de bevrijding aangelegde strafdossier over Van der Sluijs is niets te vinden over diens activiteiten in Zaandam. Daarmee is echter niet gezegd dat die zich gedurende de weken dat hij daar werkte op de vlakte hield. Al op de middag van zijn feestelijke installatie ging zijn eerste, voor de openbare scholen bestemde oekaze de deur uit: ‘Ik deel U mede, dat de gaskachels in de scholen van heden af des namiddags niet meer mogen branden.’ Die maatregel was vervelend voor de leerlingen en docenten, maar viel in het niet bij zijn brief, anderhalve week later, waarin ongehuwde mannen van 18-22 jaar ‘in openbaren dienst of bij het bijzonder onderwijs’ werden opgeëist voor dwangarbeid.
Het blazoen van Van der Sluijs was dus nog maar gedeeltelijk besmeurd toen op 1 mei 1942 zijn benoeming tot burgemeester van Alkmaar plaatsvond en hij daar drie weken later werd geïnstalleerd. Desondanks was zijn reputatie hem al vooruitgesneld. In de kaasstad deed een anoniem gedicht de ronde met als beginregels: ‘Gij draagt, o Alkmaar, thans ook uw kruis/nu zoo’n zwarte schoft: B.A. van der Sluys/tot uw burgemeester werd benoemd.’
Het blazoen van Van der Sluijs was dus nog maar gedeeltelijk besmeurd toen op 1 mei 1942 zijn benoeming tot burgemeester van Alkmaar plaatsvond.
G. Nieuwenhuijs
Van der Sluijs werd in Zaandam korte tijd opgevolgd door een nieuwe waarnemer, G. Nieuwenhuijs. Ook hij had als tabaksplanter carrière gemaakt in Nederlands-Indië en daar geconstateerd dat een autoritair bestuur en een op raciale kenmerken leunend staatsbestel hem het best lagen. Toen Nieuwenhuijs in de zomer van 1942 doorstroomde naar Bussum nam Hendrik Vitters zijn taak over in Zaandam. Hij zou daar standhouden tot de bevrijding.
Barthold van der Sluijs bleef eveneens tot mei 1945 burgemeester, maar dan in Alkmaar. Een ambtenaar die daar veel met hem te maken had, typeerde hem later als een ‘uiterlijk aardig, innerlijk hard mensch, meedogenloos. Schiep een sfeer van verdraagzaamheid met de voornaamste anti’s van Alkmaar, zat hen echter in stilte dwars.’ Uit een proces-verbaal rijst eenzelfde beeld op: ‘Verdachte trad tijdens zijn burgemeesterschap van Alkmaar, vanaf 23 Mei 1942 tot de Bevrijding, tegenover de Burgerij als een schijnbaar goedmoedig man op, voorzoover men zich tenminste niet op eenigerlei wijze tegen hem verzette. Deze goedmoedige Burgemeester bleek echter (…) in het geheim verbindingsman te zijn voor den SD.’
Verantwoording
Van der Sluijs heeft, afgezien van enkele verhoren, na de bevrijding geen verantwoording hoeven af te leggen over zijn collaboratie. Op 16 mei 1945 werd hij gearresteerd en achtereenvolgens vastgezet in het Alkmaarse interneringskamp Rochdale en de plaatselijke gevangenis. Eind november van dat jaar werd het nodig geacht hem op te nemen in het Centraal Ziekenhuis in Alkmaar. Daar overleed hij op 30 december 1945, ruim voordat een rechtbank zich over zijn misdrijven kon buigen.