Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De vergeefse verdediging van Raymond Laan

Raymond Laan, de directeur van het voedingsconcern Wessanen, krijgt in de meidagen van 1940 de leiding over de Luchtafweerdienst in Wormerveer. Alle defensieve maatregelen ten spijt lukt het de Zaanse pelotons niet om Duitse vliegtuigen neer te halen. Maar dat weet Laan uiteraard nog niet wanneer hij in zijn dagboek schrijft over de voorbereidingen.

Luchtafweerdienst

Een groep Nederlandse industriëlen realiseert zich eind jaren ’30 dat bij afwezigheid van een effectieve luchtverdediging hun fabrieken in oorlogstijd kwetsbaar zijn. Ze besluiten om hun bezittingen op eigen kosten en met eigen personeel te verdedigen. De regering stelt geschut en militaire kleding beschikbaar. Het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst, opgericht op 1 maart 1939, is daarmee een feit. De eerste afdeling komt in Delft, de tweede in Wormerveer.

Communisten en fascisten zijn niet welkom bij de Luchtafweerdienst, die op 26 juli 1939 wordt geïnstalleerd in de Zaanstreek. Wel in aanmerking komen ‘in de eerste plaats zogenaamde buitengewoon dienstplichtigen, dit wil zeggen zij die de veertigjarigen leeftijd nog niet bereikt hebben en nog nooit gediend hebben (wegens broederdienst, vrijloting of kostwinnerschap)’. De groep mannen die de keuring doorstaat, krijgt de beschikking over zeven Oerlikons TL. Ze zijn voor 15.493,- gulden per stuk (‘inclusief vierhonderd schoten’) aangeschaft door een aantal Zaanse bedrijven. Half augustus arriveren de eerste vier geschutstukken in de noordelijke Zaanstreek, slechts enkele weken voor de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. In het zuidelijk deel neemt het ‘echte’ leger de luchtverdediging op zich.

Communisten en fascisten zijn niet welkom bij de Luchtafweerdienst.

De Luchtafweerdienst achter NS-station Wormerveer (Nederlands Instituut voor Militaire Historie).

Vier pelotons

Kort voor de Duitse invasie worden in de noordelijke Zaanstreek vier posten gevechtsklaar gemaakt. Het vierde peloton krijgt een plek bij het leegstaande rijstpakhuis Java, achter NS-station Wormerveer. Vanaf het dak speuren de vrijwilligers de hemel af. Op vrijdag 10 mei openen alle vier Zaanse pelotons in de vroege ochtend het vuur op overkomende vijandelijke vliegtuigen. Hoewel ze de volgende drie etmalen meerdere toestellen raken, slagen ze er niet in om er één neer te schieten.

Na de capitulatie in mei 1940 halen de Duitsers het luchtafweergeschut weg. De vrijwilligers krijgen in juli hun congé. Het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst houdt op te bestaan, nog geen jaar na de oprichting en na slechts vier dagen strijd.

De Zaanse Luchtafweerdienst (J. Wullink).

Raymond Laan

Raymond Eugène Laan (Amsterdam, 31-7-1906/Clarens, 19-5-1994), een telg uit het Wormerveerse ondernemersgeslacht dat verbonden is aan het voedingsmiddelenconcern Wessanen, is in de meidagen van 1940 dienstplichtig militair. Hij werkt aanvankelijk als reserveofficier bij de Nederlandse veldartillerie, maar wordt overgeplaatst naar de Luchtafweerdienst in Wormerveer. Daar geeft hij leiding aan een groeiende groep vrijwilligers die het luchtruim moeten afspeuren naar vijandige vliegtuigen. Raymond houdt vanaf 1939 een dagboek bij. Hieronder zijn aantekeningen over de aanloop naar 10 mei, de dag dat de Duitsers Nederland binnenvallen. Raymond Laan verlevendigde zijn verhaal met komisch aandoende tekeningen, waarvan ik enkele tussen de tekst heb geplaatst.

Raymond Eugène Laan (Stadsarchief Amsterdam).

Kistje sigaren

‘Maandag 6 mei

Vandaag is de keuring begonnen van mijn derde ploeg vrijwilligers. Deze keer heb ik in het kantinezaaltje de kleedhokjes, alsmede de parafernalia van de keurenden […] laten zetten, zodat ik geen last van het komen en gaan van de “lotelingen” heb en de dienst rustig zijn gang kan blijven gaan. Van de stapel aanmeldingsformulieren, die ik langs allerlei sluikse wegen tezamen met een kistje sigaren op het korpsbureau van sergeant-majoor Gils’ neus heb weten te krijgen, zijn er tenslotte maar een kleine veertig overgebleven en daarvan zijn er vandaag door afkeuring al zeven afgevallen. Ook met dezer lichting ben ik er dus nog niet, aangezien ik het totaal aantal benodigde manschappen op 154 berekend heb. Soll man ’s einfach machen, wenn ’s auch kompliziert geht!

Dinsdag 7 mei

Gisteren nog hoorde ik van de dokter, dat het militaire hospitaal in Arnhem, dat in verband met de inval in Scandinavië ontruimd was, dezer dagen weer betrokken wordt en dat de toestand dus weer wat rustiger beoordeeld wordt; zojuist krijg ik bericht dat de verloven weer ingetrokken zijn. Voor de tweede keer, nog juist binnen de maand en dat vlak voor Pinksteren. We moeten dus de zo kort geleden verlaten oorlogsstellingen weer betrekken en lopen een goede kans daar de feestdagen door te brengen. Ik ben zielsblij, dat ik met het opnieuw voorbereiden der nodige maatregelen en het klaarleggen van de nog mankerende gereedschappen niet gewacht heb. Ik geloof, dat ik dit heb voelen aankomen.

Hogelijk verbaasd

Toch was ik hogelijk verbaasd en – laat ik het maar eerlijk zeggen – niet weinig kwaad, toen ik het bevel tot gevechtsklaar maken telefonisch uit Den Haag kreeg. Als gewone, ondergeschikte radertjes in het uurwerk van ons verdedigingssysteem zijn we zo weinig op de hoogte van wat er werkelijk gebeurt, dat wij allen (en i/c zonder hierbij noch het korpsbureau, dat me bij monde van Bruin-Leerbroek het bericht gaf, noch het Commando Luchtverdedigingskring Amsterdam, dat ik even later aan de telefoon kreeg) zeer geneigd waren de bewuste maatregel te bekritiseren en als overdreven te beschouwen, nu toch alles weer zoveel ernstiger scheen. Misschien ook, dat het vooruitzicht van een bedorven Pinksteren een rol zal spelen.

‘Een vent met maar anderhalve bil, die moedernaakt voor ons heen en weer paradeerde.’

Hoe het ook zij, ik was er juist in geslaagd de dokter een vent met maar anderhalve bil, die moedernaakt voor ons heen en weer paradeerde, toch maar goed te keuren, waarna ik me opmaakte om als een haas naar onze aandeelhoudersvergadering te hollen, toen de telefoon ging. Gerlach Vis, die sinds een paar dagen ter verdere opleiding bij mijn afdeling gedetacheerd is, vertelde me later dat hij met open mond had gekeken naar de snelheid waarmee de nodige maatregelen tot uitvoering kwamen en de zakelijkheid, waarmee ieder de hem toegewezen taak vervulde. Ik schrijf dit met misschien enigszins kinderlijke trots neer, maar die moge me vergeven worden, want het uitdenken en panklaar maken van dit alles had me een hoop tijd en werk gekost, waarbij ik dikwijls dwars tegen Den Haag in moest werken, en ik voelde het volkomen slagen van mijn opzet dan ook als een niet geringe beloning voor mijn werken.

…een vent met maar anderhalve bil…

Gepakt en gezakt

Twintig minuten na het uitgaan van het alarm kwamen de eerste vrijwilligers gepakt en gezakt aan, dat was dus in minder dan de helft van de tijd die de vorige maal nodig was geweest. Na een kort toespraakje tot de mensen waagde ik het erop om de zaak over te laten en in mijn wagen te stappen om thuis nog wat aanvullingen van ondergoed en dergelijke te halen en voorlopig afscheid te nemen van mijn stelletje. Lies [Elizabeth Johanna Jacoba van der Lee, met wie Raymond Laan sinds 1929 was getrouwd] was bij de Verspijcks, ik ving Liesbeth, die bij het hok met Rudi V. aan het spelen was, op toen ik er langs reed. Ik nam het hele gezelschap mee en vertelde Lies onderweg wat er aan de hand was. Thuis, terwijl we samen haast je rep je een koffertje volpropten, zei ze opeens: “Toch zullen ze (de Duitsers, bedoelde ze) komen, en het zal nu wel niet lang meer duren ook.” Ik mompelde, tegen beter weten in, dat het zo’n vaart niet zou lopen, dat de Duitsers al rijkelijk veel hooi op hun vork hadden, enz.

‘Toch zullen ze (de Duitsers, bedoelde ze) komen, en het zal nu wel niet lang meer duren ook.’

Binnen een half uur was ik weer weg en nauwelijks twee uur na mijn vertrek was ik terug in Wormerveer. Alle batterijen stonden, met een eerste munitie-uitrusting van driehonderd brisantgranaten per stuk, in hun resp. gevechtsopstellingen klaar, de verbindingen waren tot stand gekomen, de nachtverblijven ingericht en de roosters voor wacht- en piketdiensten opgemaakt. Amsterdam, onder welks bevel ik van nu af aan weer stond, had de melding al te pakken en zo had ik eigenlijk niet anders meer te doen dan ter controle de batterijen langs te gaan.

Scherfweringen

Bij Cyriel, die op een weilandje bij de school in Wormer staat, is alles keurig in orde en was men al bezig geweest een munitiebergplaats op te zetten en scherfweringen om de stukken te leggen. Helaas is alles veel te groot en daarom nu veel te zichtbaar en tegelijk weinig doelmatig uitgevallen. Doet me denken aan de hutten die we als jongen in het duin maakten en die Cyriel nooit zou nalaten te groot en daardoor te bouwvallig te maken. Morgen zal alles dus verkleind moeten worden, wat jammer is van het werk dat eraan besteed is. Enfin, al werkende zullen de mannen geen tijd hebben om te mopperen over de verknoeide Pinksterdagen. Het houten commandopostje, dat we na de ervaringen van de laatste maal op de bovenverdieping van het Ster-silo hebben gebouwd, blijkt nu al uitstekend te voldoen: telefoon en radio zijn nu uitstekend te volgen. Alleen de slaapgelegenheid boven de kazen in het pakhuis baart me zorg; die zullen we morgen nog eens behoorlijk bekijken, want de vissenvellenlucht en het lawaai der transmissies vormen onbehaaglijke bezwaren.

Kalverpoel

Ook bij George Honig, die zijn tenten bij de Kalverpoel heeft opgeslagen en uitstekend behuisd is in het clubhuis van een zeilvereniging, loopt alles goed en ik ga met een gerust hart naar de cp. [commandopost] om nog wat te horen of er nieuws is. Geen bericht tot acht uur, als Rotterdam opbelt; hoogste staat van waakzaamheid. Stik, dat betekent te kort slaap voor de mannen van vannacht één uur af. Vlug maak ik een rooster op voor de rondes langs de batterijen. Nijs, mijn sergeant, zit op ’t ogenblik aan de Ster, moet de andere batterijen nog langs en zal dus veel te laat op bed komen. Ik zal zelf morgenochtend vroeg maar nemen; morgenavond moet De Ruijter maar en daarna Gerlach.

‘Geen bericht tot acht uur, als Rotterdam opbelt; hoogste staat van waakzaamheid.’

Na enige warme hapjes, door Micks goede zorgen bereid (ik heb mezelf bij Cyriel uitgekwartierd) kruip ik erin, dankbaar dat ik mijn veldbed heb en dus beneden bij de telefoon kan slapen.

Kaart in Laans dagboek met de opstellingen van het luchtafweergeschut in de Zaanstreek (NIOD).

Opperhoofd

Woensdag 8 mei 1940

Om een uur of half vijf, het is nog aardedonker, zit ik bij Cyriel in de batterij waar een goede kop koffie gezet is. Het belooft weer een prachtige dag te zullen worden, maar op ’t ogenblik is het ijzig koud. Er is niets bijzonders, de zaak marcheert goed en de stemming is uitstekend, al hoor ik op levendige wijze onze Oosterburen mitsgaders hun opperhoofd verwensen en de hoop (die ik zelf ook koester) uiten, dat Pinksteren nog gered zal kunnen worden.

Na mijn ronde langs de batterijen ga ik naar de cp. Even later krijg ik uit Den Haag het belangrijke bericht dat de twee laatste vuurmonden voor de Zaanstreek en een derde voor Leeuwarden onderweg zijn en morgen in de loop van de dag verwacht kunnen worden. Ik begin dus meteen een vierde batterij te formeren, waarvoor ik een schema al klaar had. Maar als de tijd het toelaat stel ik nu voor deze beide stukken voorlopig te gebruiken ter opleiding van de nieuwe ploeg, die 32 man sterk is.

Verbolgen

Vervolgens komt burgemeester Kooijman van Wormer aan de telefoon, die me op verbolgen toon vraagt wat die kanonnen op gemeentegrond te betekenen hebben. Nu heb ik inderdaad die batterij opgesteld op een stuk terrein zonder vooraf aan de eigenaar toestemming te vragen of ervan in kennis te stellen; dat komt omdat ik hem pas heel kort geleden inderhaast moest verkennen, daarbij vruchteloos een tijd naar de eigenaar gezocht en geïnformeerd heb en het tenslotte maar heb laten lopen. De drift schiet me aan, maar ik blijf heel bedaard als ik zijn edelachtbare dat verhaal doe, er bij voegend dat hij binnenkort wel eens heel blij zou kunnen zijn dat we op zijn grond stonden, dat ik hoopte dat hij er nu akkoord mee zou zijn, maar dat ik ook wel het terrein wou vorderen, hetgeen desgewenst en meteen aan de telefoon zou kunnen. De burgemeester mompelde een beetje en belde toen maar haastig af.

‘De drift schiet me aan, maar ik blijf heel bedaard als ik zijn edelachtbare dat verhaal doe.’

Hardnekkige geruchten

In de krant staat een heftig Duits dementi van de hardnekkige geruchten daar te lande over imminente aanvalsplannen in Nederland. Dat klinkt wel een beetje geruststellend, maar de oude heer heeft vandaag Vonck, onze advocaat, aan de telefoon gesproken, die als kapitein bij de Generale Staf dient en die als zijn mening gaf, dat deze keer de toestand inderdaad hoogst ernstig is.

’s Avonds komt Lies me even opzoeken; ondanks de uiterst spaarzame en verwarde treinenloop heeft zij kans gezien naar Wormerveer te komen, aangezien Mick en Cyriel (voor wie ik een, uit militair oogpunt wel aanvechtbaar, bewegingsvrijheidje in elkaar heb gezet) uit zijn, hebben we een hartelijk uurtje met elkaar kunnen doorbrengen. Zij vertelt, dat sedert gisterenavond in de gehele Zaanstreek verduisterd moet worden, in Bloemendaal langs de Hoogen Duinendaalschenweg. Iedereen had dan ook zijn best gedaan om geen licht naar buiten te laten schijnen. Alleen het huis van onze buren, de Bangerts, was een zee van licht. Een agent zag het, belde aan en kreeg te horen dat er geen sprake van verduistering kon zijn, met het oog op de bridgedrive die mevrouw juist vanavond had.

Raymond Eugène Laan (Stadsarchief Amsterdam).

Clubhuisje WFC

Donderdag 9 mei 1940

’s Morgens vroeg mijn ronde langs de batterijen gemaakt en uitvoerige aanwijzingen gegeven over de aanleg van scherfweringen om de stukken en van de nodige schuilplaatsen en munitiebergplaatsen. De telefonische verbindingen, aangelegd door Amsterdam, werken uitstekend en elke batterij heeft een radiotoestel met dubbel stel accu’s, die om de beurten aan de ‘Unie’ opgeladen kunnen worden. Gewerkt aan opstelling en bediening van de 4de batterij, die ik op het W.F.C.-voetbalveld vlak achter de ‘Java’ neerzet. Op die manier zijn de verbindingen geen probleem, voor onderdak van de manschappen heb ik het clubhuisje gevorderd.

’s Middags vroeg arriveren inderdaad de beide beloofde stukken onder geleide van adjudant Felix, ook al een oude bekende van de School in Ede. Ik laat ze, na inspectie, meteen in stelling brengen en verder klaarmaken.

Vroeg naar bed

Van Den Haag de mededeling, dat van nu af Leeuwarden niet meer onder mijn directe bevelen, doch onder het korps. Meijer zit nog in Rotterdam en zal daar voorlopig wel blijven. ’s Avonds vroeg naar bed, aangezien van al dat gedraaf flink moe; mijn veldbedje weer naast de telefoon. Wullink, korporaal op de cp. opdracht gegeven mij voor het minste of geringste op te bellen.’

De inval

Laans aantekeningen in zijn dagboek over de defensieve werkzaamheden eindigen een dag later met vijf woorden: ‘De inval. Vrijdag 10 mei 1940.’ Afgezien van een getikte pagina begin augustus 1940 (‘De Duitsers hebben het ons klaarblijkelijk zeer kwalijk genomen, dat we op 29 juni allemaal met een witte anjer hebben gelopen, er waren tenminste voor vandaag de meest stringente verbodsbepalingen inzake het op enigerlei kenbaar maken van sympathieën voor ons vorstenhuis.’) blijft het daarna ruim drie jaar stil. Raymond Laan pakt het schrijven pas weer op in het najaar van 1943. Hij is Nederland dan ontvlucht en slaagt er, als een van de slechts 225 Engelandvaarders, in om de Rots van Gibraltar te bereiken. Van daar kan hij medio maart 1944 naar Engeland.

‘De Duitsers hebben het ons klaarblijkelijk zeer kwalijk genomen, dat we op 29 juni allemaal met een witte anjer hebben gelopen.’

Verslag van verhoor Raymond Laan in Groot-Brittannië (Nationaal Archief).

Militair Gezag

Nadat in september 1944 zuidelijk Nederland is bevrijd, sluit Raymond Laan zich aan bij het Militair Gezag. Dat vormt in 1944 en 1945 namens de regering in Londen het dagelijks bestuur van de dan bevrijde delen van Nederland. In de Duitse stad Baden-Baden wordt Laan, die goed Frans spreekt, militair attaché bij de Franse geallieerden. Hij woont er een tijdje met zijn echtgenote en keert tenslotte terug naar Noord-Holland en naar Wessanen in Wormerveer. Daarvan is hij van 1933 tot 1962 directeur. Van 1962 tot 1978 is hij commissaris van de Vennootschap. Na 53 jaar verlaat hij als laatste Laan het familiebedrijf. Hij overlijdt in mei 1994, 87 jaar oud.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.