Medio oktober 1944 trad Walther Baumgarten toe tot de redactie van het illegale Zaanse blad De Typhoon, een van de twee voorlopers van het huidige Dagblad Zaanstreek. Baumgarten werd een klein jaar later zelfs de eerste Typhoon-directeur. Het had echter weinig gescheeld of zijn ondergrondse carrière en wellicht zelfs zijn leven was vier jaar eerder ruw geëindigd.
De familie Baumgarten verliet halverwege de jaren ’30 noodgedwongen Hitler-Duitsland. Walther (Berlijn, 28-6-19o7) vond een baan bij het Haagse blad De Residentiebode. In januari 1937 verhuisde hij naar Zaandam. Zijn eerste onderkomen daar was de Jan Steenstraat 3, later verhuisde hij naar de Jan van Goyenkade 3.
De bezetting van Nederland moet een koude douche zijn geweest voor de Baumgartens. Al in 1934 was hen het Duitse staatsburgerschap ontnomen. Hun gedeeltelijk joodse komaf in combinatie met hun openlijk geëtaleerde afkeer van het nazisme zal daaraan niet vreemd zijn geweest. Nu, in mei 1940, werden ze alsnog door hun vijanden achterhaald.
Walther, moeder en Erwin Baumgarten op de Jan van Goyenkade.
Dankzij zijn technische kennis kon Walther Baumgarten gedurende de oorlog in zijn Amsterdamse kantoor een radiocentrale opzetten. Hij had al sinds 1935 een zendvergunning. Het was de nazi’s bekend dat hij voor de oorlog radiocontact onderhield met Engelse, Franse en Amerikaanse zendstations en ook nog eens weinig positief had bericht over de politieke ontwikkelingen in zijn vaderland. Ook onderhield hij contact met de Zaandamse hoofdcommissaris van politie A.J. van Doorn, van wie in kleine kring bekend was dat hij de Duitsers en hun handlangers waar mogelijk de voet dwars zette. Al met al waren de activiteiten van de halfjoodse antinazistische vluchteling in Duitse ogen dermate verdacht dat ze het gewenst vonden een val voor hem op te zetten.
Al met al waren de activiteiten van de halfjoodse antinazistische vluchteling in Duitse ogen dermate verdacht dat ze het gewenst vonden een val voor hem op te zetten.
Radiocentrale
In Baumgartens woorden de dato december 1945: “In het najaar van 1940 verscheen te mijne kantore, Saxen Weimarlaan 20 te Amsterdam, alwaar ik een radiocentrale exploiteerde, een der aangeslotenen, een zekere Rouwendal. Deze persoon woonde voor zover ik mij kan herinneren te Amsterdam, Amstelveenseweg 124. Hij verzocht mij, hem een onderzoek [Baumgarten bedoelde ‘onderhoud’] ‘onder vier ogen’ te willen toestaan, en verklaarde onder meer het volgende. Het was hem bekend dat ik reeds voor de oorlog een anti-Duitse houding had aangenomen, en dat ik mijn houding tegenover de Duitse bezetters niet had veranderd. Hij deelde mede, dat hij een goed Nederlander was, en verafschuwde eveneens de bezetting van Nederland door de Duitsers. Onze plicht was het, de Duitsers zoveel mogelijk schade te berokkenen en hiertoe was thans de gelegenheid. Rouwendal stelde voor een zendinstallatie tussen de versterkers van mijn radiocentrale te plaatsen, zodat hierdoor contact gemaakt kon worden met de Engelse stations. Hij verzekerde mij, dat dit ook in financieel opzicht zeker niet nadelig voor mij zou zijn, aangezien zeer kapitaalkrachtige organisaties achter hem stonden, die bereid zouden zijn de radiocentrale tegen een zeer goede prijs te kopen. Mijn werk zou dan zijn de zendinstallatie te bouwen, en deze te bedienen.”
V-Mann
Dit verhaal werd vier jaar later op geheel eigen wijze bevestigd door Hermanus Rouwendal (Deventer, 13-12-1896), een keurig gesoigneerd heerschap dat uitstekend toneel kon spelen. Tegen zijn rechters vertelde Rouwendal: ““Ik ben tijdens de bezetting V-Mann van [contra-inlichtingendienstofficier Richard] Christmann (‘Arno’) geweest en als zodanig in Duitse dienst, maar ik ben daar bij gekomen door verraad, vermoedelijk door een zekere mevrouw Bach, die mij bij de Duitsers heeft aangebracht, daar ik de Duitse weermacht beledigd had. In 1933 was ik in Duitsland al eens gevangen gezet en heb toen zo’n angst voor de Duitse politiemethode gekregen dat ik, toen men mij voorstelde mij ongemoeid te laten als ik voor de Abwehrstelle ging werken, dit maar geaccepteerd heb. Het verraad van mevrouw Bach was omstreeks augustus 1940. Ik besloot toen bij de Abwehrstelle mijn eigen spel te spelen en heb dit ook gedaan. Ik moest contact maken met een zekere Baumgarten.”
Vraag is wat er klopt van Rouwendals verhaal over de op hem uitgeoefende Duitse dwang. Tijdens zijn naoorlogse proces reeg hij leugen aan leugen in een poging om het vege lijf te redden. Dat gold in ieder geval voor het vervolg van zijn verhaal: “Naar aanleiding daarvan heb ik toen de inspecteur van politie te Zaandam, Van Doorn, die ik nog uit Deventer kende, die illegaal werkte, gewaarschuwd, waarop deze mij als dank bij de SD aangaf. Ik werd toen bij de SD ter verantwoording geroepen.” Dat Rouwendal door zijn superieuren ’ter verantwoording geroepen werd’ kan kloppen, dat hij zich als een reddende engel bij Van Doorn meldde is onzin.
A.J. van Doorn
Baumgarten: “Ik vond het openhartig gedrag van Rouwendal zeer verdacht, te meer daar ik van de toen werkende organisaties op de hoogte was gebracht, door mijn toenmalig illegaal contact met de inspecteur van politie te Zaandam, A.J. van Doorn. Ik deelde daarom Rouwendal mede dat ik over zijn voorstel zou nadenken en verzocht hem de volgende dag terug te willen komen. Te Zaandam zocht ik onmiddellijk de heer Van Doorn op, waarbij bleek dat Rouwendal hem persoonlijk uit Deventer bekend was. Van Doorn deelde mede, dat Rouwendal een schurk was en in deze aangelegenheid klaarblijkelijk als provocateur in opdracht van een Duitse Dienststelle optrad.”
“Van Doorn deelde mede, dat Rouwendal een schurk was en in deze aangelegenheid klaarblijkelijk als provocateur in opdracht van een Duitse Dienststelle optrad.”
Fragment uit het blad Contra Signaal, waarmee de illegaliteit werd gewaarschuwd voor verraders.
De twee Zaankanters bedachten een list. Walther Baumgarten: “Wij besloten toen Rouwendal, die [zich] voordeed als goed vaderlander, maar die duidelijk Duitse spion was, bij de SD aan te geven als zijnde Engels spion. Wij hebben toen direct een overeenkomstig stuk in de Duitse taal opgemaakt, en dit werd officieel aan de SD te Amsterdam, Euterpestraat, door de Zaandamse politie verzonden. De volgende dag verscheen Rouwendal wederom in de radiocentrale en ik deelde hem mede, dat ik geenszins iets dergelijks kon doen, omdat ik in het geheel niet anti-Duits was, en dus ook mijn medewerking niet kon verlenen bij een tegen dit land verrichte daad.”
Sicherheitsdienst
Er zal op het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst een hartig woordje zijn gesproken met Rouwendal, die opzichtig had gefaald. Helemaal ongeschonden kwam Walther Baumgarten desondanks niet uit de strijd. “Op 10 februari 1941 werd ik in mijn kantoor te Amsterdam door de SD gearresteerd. Drie dagen na mijn arrestatie werd ik verhoord, waarbij mij bleek dat ik werd beschuldigd van spionage ten gunste van de vijand. Men deelde mij mede, dat alles over mijn doen en laten bekend was en dat ik zou worden doodgeschoten. (…) Bij latere verhoren bleek echter duidelijk dat de Duitsers niets wisten, behalve dat ik zendamateur was geweest, voor de oorlog veel in vreemde talen had gecorrespondeerd en zeer veel draadloos in contact was geweest met Engelse, Franse en Amerikaanse stations.” De Zaandammer ging na een angstige periode in een Amsterdamse cel vrijuit.
In later jaren zou Herman Rouwendal uitgroeien tot een solide steunpilaar van de Sicherheitsdienst. In die rol was hij onder meer betrokken bij het oprollen van de Zaanse verzetsgroep Koog-Bloemwijk en het arresteren van de Zaans-joodse vluchteling Rudolf Eisendrath. Talloze Nederlanders stierven een gewelddadige dood als gevolg van Rouwendals dubbelspel. Het naoorlogse Gerechtshof veroordeelde hem daarom in 1949 tot een levenslange gevangenisstraf.
Uitgekocht
Walther Baumgarten bleef nog vijf jaar bij De Typhoon. Hij werd in 1950 uitgekocht.
1 gedachte over “De Typhoon had bijna een andere directeur”
http://deorkaan.nl/laatste-film-monumenten-spreken-kapelaan-groot-en-de-typhoon/