Met het oog op het in oude luister herstellen van dat wat er resteert van de Zaandamse synagoge schreef ik onderstaand artikel. Een verkorte en aangepaste versie is, in de vorm van een met foto’s aangevulde brochure, gratis verkrijgbaar bij de voormalige sjoel (Gedempte Gracht 40 in Zaandam).
De wandelaar die ter hoogte van Gedempte Gracht 38-40 opzij kijkt, moet goed opletten om de restanten te ontdekken van wat eens een synagoge was. Schijnbaar rustend op de onderliggende winkels toont zich daar een sierlijke, met boogvensters getooide witte gevel. In het pleisterwerk aan de voorkant is een Hebreeuwse tekst zichtbaar. In Nederlandse vertaling: ‘Een heiligdom, door Uw handen gegrondvest’ (Ex. 15:17). Achter de ramen op de eerste verdieping bevindt zich de zogenoemde voormalige vrouwengalerij van het gebedshuis. Dit provinciale monument is een van de weinige tastbare Zaanse herinneringen aan de bloeiende, vooroorlogse Joodse gemeenschap.
Voorgeschiedenis
Wanneer de eerste Joden zich in de Zaanstreek vestigden is onbekend. Een van de oudste vermeldingen betreft een klacht uit 1774 van lokale burgers ‘over de venterijen van Smousen’ (een scheldwoord voor Joden). Vanaf 1784 kwamen er Joodse namen voor in de Zaanse belastingregisters. Samuel en Wolf Leevie bijvoorbeeld, die op het Seijlpat woonden, in het kleine Zaandamse centrum. Daarna ging het snel. In 1808 stonden er alleen al in het dorp West-Zaandam 94 Joodse gelovigen geregistreerd, veelal koopmannen en hun gezinnen. In 1829 waren het er 118, in 1849 173. Ruim een eeuw lang zou ongeveer 1 % van de Zaandamse bevolking Joods zijn.
De aanwas in de negentiende eeuw had mede te maken met de komst van een synagoge. In 1800 werd een door Simon Frank en Levi Eliasar Levi gehuurd huis aan de Rozengracht als zodanig ingewijd. Enkele jaren later was er zelfs geld voor een godsdienstleraar/onderwijzer Hebreeuws. Hoewel zich ook in de andere Zaanse dorpen Joden vestigden – vaak slagers uit de familie Van Thijn –, bleef Zaandam het religieus centrum.
Ondanks dat de meeste Joodse Zaankanters weinig vermogend waren, wisten ze voldoende geld bijeen te brengen voor een nieuwe ‘sjoel’.
De behoefte aan een eigen gebouw groeide. Ondanks dat de meeste Joodse Zaankanters weinig vermogend waren, wisten ze voldoende geld bijeen te brengen voor een nieuwe ‘sjoel’. In 1816 legden afgevaardigden van de Hoogduits-Israëlitische Gemeente Zaandam bij de notaris vast dat ze op het Kuiperspad (de latere Gedempte Gracht) een huis hadden gekocht met de bedoeling dit ‘tot een kerk in te rigten’. Het bouwvallige pand hield het nog geen halve eeuw vol in zijn nieuwe functie. ‘De synagoge te Zaandam verkeert in hoogst zorgelijken toestand, en wel zóódanig, dat een herbouw dringend noodig is’, bedelde een voor dit doel ingestelde commissie in 1863 onder de bevolking. Na jaren collecteren, loten verkopen en verzoeken om donaties lukte het om de benodigde negenduizend gulden bijeen te krijgen. Onder meer diverse overheden, de koninklijke familie en de joodse gemeente in Amsterdam droegen een steentje bij. In februari 1865 werd het nieuwe, door stadsarchitect L.J. Immink ontworpen godshuis ingewijd. Imminks smaak – zijn voorkeur ging uit naar witgepleisterde gebouwen, liefst in Italiaanse stijl – kwam goed naar voren. Het gebouw bevatte classicistische vormen uit verschillende perioden en werd een van de weinige synagogen die in de negentiende eeuw buiten Amsterdam van de grond kwamen.
Izak de Haan
Tussen 1865 en 1942 namen diverse voorzangers en godsdienstleraren de dagelijkse zorg voor de synagoge en haar gebruikers op zich. Van hen was Izak de Haan de langst dienende en bekendste. Vanaf 1885 werkte hij 28 jaar in Zaandam als (in zijn eigen woorden) ‘onderwijzer, voorzanger, ritueel beestensnijder, substituut huwelijksinzegenaar, secretaris van den kerkeraad, ziekenbezoeker, waker bij stervenden, bazuinblazer, kerkelijk besnijder, predikant en in allerlei zaken de vraagbaak van een ieder die een gratis advies verlangde’. Hij voegde daar aan toe, over zichzelf sprekend in de derde persoon: ‘Gelukkig dat de synagogen geen kerktorens hebben, anders ware hij zeker ook nog klokkenist geweest.’ Twee van zijn kinderen verwierven landelijke bekendheid als auteur: Carry van Bruggen en Jacob Israël de Haan. In hun werk beschreven ze meermalen hun jeugd in Zaandam.
Dat de ‘gazzan’ het druk had, blijkt onder meer uit het feit dat in de loop der jaren duizenden Amsterdamse Joden hun huwelijk lieten inzegenen in Zaandam. In de hoofdstad was dat namelijk veel duurder. Enkele weken voor de plechtigheid schreven de verloofden zich in op het adres van de voorzanger en na de trouwdag volgde de uitschrijving.
Tweede Wereldoorlog
Hoewel over het algemeen arm, floreerde de kleine Joodse gemeenschap. Het religieus-sociale leven speelde zich grotendeels af in en rond de synagoge. Op 21 januari 1940 werd het 75-jarig bestaan van het gebedshuis gevierd. Er klonken felicitaties, maar ook bezorgde geluiden. In Duitsland was zeven jaar eerder Adolf Hitler aan de macht gekomen. Zijn antisemitische tirades en dreigende oorlogstaal riepen angst op. Refererend aan de Duitse Kristallnacht zei opperrabbijn Philip Frank tegen de genodigden dat zijn gedachten uitgingen ‘naar de vele G[ods]huizen die helaas een prooi der vlammen zijn geworden.’
Zijn gedachten gingen uit ‘naar de vele G[ods]huizen die helaas een prooi der vlammen zijn geworden.’
Hitler liet het inderdaad niet bij woorden alleen. Tienduizenden bedreigde en van hun bezittingen beroofde Duitse en Oostenrijkse Joden ontvluchtten in de jaren dertig hun vaderland. Van hen belandden er tientallen in de Zaanstreek. Een van hen werd zelfs lid van het synagogebestuur. Mede door de aanwezigheid van de vele politieke vluchtelingen telde de regio eind 1941 het recordaantal van 324 – in nazitermen – ‘voljoodse’ inwoners.
Op dat moment was Nederland al anderhalf jaar bezet gebied. De anti-Joodse maatregelen werden steeds ingrijpender. Veel Zaanse Joden kregen te maken met pesterijen en werden in toenemende mate uitgesloten. Aan de Februaristaking, gericht tegen het nazistische antisemitisme, deden in 1941 tienduizenden Zaankanters mee. De massale werkonderbreking bracht echter geen verbeteringen teweeg. Ambtenaren moesten discriminerende Ariërverklaringen invullen, Joden raakten in veel gevallen hun werk, bedrijven en banktegoeden kwijt. Er kwam een registratieplicht en een reisverbod voor Joden. Ze mochten niet meer naar de schouwburg, het zwembad, de bioscoop, parken en tal van horecagelegenheden. Voorlopig slotstuk was de Duitse beslissing dat alle Zaandamse Joden moeten verhuizen naar Amsterdam (de Nederlanders) of kamp Westerbork (de inmiddels stateloos verklaarde buitenlandse Joden). Dat gebeurde in januari 1942. 284 Zaandammers kregen het bevel om binnen drie dagen de stad te moeten verlaten. Onder hen waren 33 niet-joodse partners en de dertig kinderen van deze gemengd-gehuwde echtparen. Op 16 januari, de dag voor vertrek, werden de Joodse gezinshoofden naar de synagoge geroepen om hun familieleden te laten registreren. Ze moesten al hun bezittingen achterlaten, uitgezonderd dat wat ze konden dragen.
Judenrein
Zaandam was de eerste Nederlandse gemeente die ‘Judenrein’ werd gemaakt. In de volgende maanden werden ook de andere Zaanse plaatsen ontdaan van hun Joodse inwoners. Ze belandden via Amsterdam in Westerbork en vervolgens de Duitse concentratie- en vernietigingskampen. Het lukte een minderheid om een schuilplaats te vinden en heelhuids door de oorlog te komen. Abraham Drukker, de ‘sjammes’ (dienaar) van de synagoge, stuurde kort voor hij met zijn vrouw werd gedeporteerd een afscheidsbriefje naar vrienden. ‘Dat wij menschen op leeftijd Zaandam wel weer te zien zullen krijgen, is een vraag die G[od] alleen weet.’ Twee weken later vond het echtpaar de dood in de gaskamer van Sobibor. Zoals hen verging het tweederde van de Joden in Nederland, ruim honderdduizend mensen.
Zaandam was de eerste Nederlandse gemeente die ‘Judenrein’ werd gemaakt.
De Zaandamse synagoge kreeg in 1942 een nieuwe bestemming. Op 13 augustus 1942 informeerde NSB-burgemeester Hendrik Vitters tijdens een collegevergadering of de leegstaande synagoge kon worden verbouwd tot distributiekantoor. Het college besloot dat hij met wethouder en partijgenoot Jacob IJdenberg ter plekke de mogelijkheden zou bekijken. Blijkbaar pakte dat positief uit, want in de B&W-stukken van 1 oktober is te lezen dat voor 17.000 gulden ‘van de Niederländische Grundstücksverwaltung o.m. aangekocht [werd] perceel Gedempte Gracht 40, eigenaresse de Ned. Israëlitische Gemeente te Zaandam’. De Grundstücksverwaltung was een organisatie die van de nazistische autoriteiten het ‘beheer’ over het Joodse vastgoed had gekregen, alsmede de opdracht over te gaan tot onteigening en verkoop. Het verhandelen werd gedelegeerd aan ‘lasthebbers’, meestal makelaars. Het toeval wilde dat Jacob IJdenberg niet alleen wethouder, maar ook makelaar was. Hem werd het recht gegund om de synagoge (en een aantal ‘Joodse’ woningen) van de hand te doen. Op het laatste moment strandde de verkoop van Gedempte Gracht 40 toch nog. Na de bevrijding verklaarde de directeur van de Dienst Gemeentewerken: ‘In samenwerking met anderen heb ik dit weten te voorkomen.’ Hoe de overname werd verhinderd is onbekend, maar de synagoge bleef vooralsnog ongebruikt.
Leeggehaald
Eind 1943 was het interieur overigens al verdwenen. De opzichter van de Dienst Gemeentewerken had nog getracht het zilverwerk dat bij de erediensten was gebruikt onder de synagogevloer te verbergen. Het bleek na de bevrijding onvindbaar. Onder leiding van politiechef Willem Ragut was het pand de voorgaande zomer leeggehaald. Het was, wist een agent, ‘naar het politiebureau te Zaandam gebracht, o.a. een grote, antieke kast, lamp, ijzeren kist en andere voorwerpen, waaronder schilderijtjes en een leeuwenkop. De kast bleef voorlopig bij Ragut op de kamer, nadat [rechercheur Tonny] Jansen met vlijt de versierselen (Davidsster) met een borstel eraf geslagen had. De lamp en de schilderijtjes werden in het kamertje van de typiste gehangen, op het politiebureau, de leeuwenkop bij Jansen en de kist, welke later bij de burgemeester kwam als wapenkist.’
Daarbij bleef het niet. In 1958 verzocht de Zaans-Joodse gemeente het Nederlands-Israëlietisch Kerkgenootschap om ‘de navolgende claim van onze Gemeente bij de Duitse autoriteiten in te dienen’. Waarna een lange opsomming volgde van tijdens de oorlog gestolen koperen en zilveren voorwerpen, gebedenboeken, kleden en meubels. Alleen al de gestolen Toramantels (‘waarbij enige antieke’) die om religieuze geschriften werden gewikkeld, waren in mei 1940 getaxeerd op duizend gulden. De totale Zaanse claim bedroeg bijna zesduizend gulden.
Het godshuis veranderde in een paardenstal. In de Hongerwinter verloor de synagoge zijn laatste restje waarde. Zaankanters braken het hout uit de ontwijde, eerder al door NSB’ers met hakenkruizen bekladde ‘witte jodenkerk’. Ook sneuvelden zo goed als alle ramen. Tot de schaarse voorwerpen die heelhuids door de oorlog kwamen, behoorden zes Torarollen en enkele notulenboeken. Bijna alle andere bezittingen zouden nooit meer terugkeren.
Na de oorlog
Van de joodse Zaankanters overleefden er 184 de oorlog niet. Hun namen zijn nog zichtbaar op struikelstenen, messing gedenkplaatjes die driekwart eeuw na de bevrijding voor hun toenmalige woningen zijn gelegd. Zij die in 1945 terugkeerden van hun onderduikadres of het concentratiekamp troffen onder meer een verwoeste synagoge aan.
Van de joodse Zaankanters overleefden er 184 de oorlog niet.
Op zondagochtend 2 juni 1946 kwamen de resterende leden van de Nederlands-Israëlitische Gemeente (NIG) Zaandam voor het eerst sinds de bevrijding bij elkaar. Niet in de synagoge – op dat moment nog steeds een bouwval –, maar in de woning van interim-voorzitter Jacob Drukker, enkele deuren verder. Slechts 22 vertegenwoordigers uit elf Zaanse huishoudens die de oorlogsjaren waren doorgekomen gaven acte de présence. Dat was precies tien procent van de achterban die vier jaar eerder regelmatig de synagoge bezocht.
Na een woord van herinnering aan de ‘door de schuld van de bezetter ontvallen leden’ kozen de aanwezigen een voorlopig bestuur en stelden ze een summiere begroting vast: ‘Inkomsten f 208,-, uitgaven f 250,-.’ Het nieuwe bestuur moest zonder financiële reserves en met een sterk geslonken aanhang proberen om een doorstart te maken. De sjoel was een ruïne, de inventaris vrijwel geheel verdwenen. Zelfs de geschiedenis bleek grotendeels gewist. Toen een Amsterdamse instelling in 1946 informeerde naar de synagogedocumentatie moest secretaris Jos Pais meedelen ‘dat het niet mogelijk is u de gewenste inlichtingen te geven daar ons gehele archief door de Duitsers is vernietigd’.
Totaal vernield
Twee jaar later waren de initiatiefnemers niet veel verder. ‘De overgebleven Joodse Zaankanters (laten wij dat vooral niet vergeten: Zaankanters!) hebben weer plannen tot herstel van het kerkelijk leven’, schreef dagblad De Typhoon op 28 januari 1948. ‘De synagoge aan de Gedempte Gracht in Zaandam wordt hersteld. Van buiten gezien lijkt deze kerk nog in vrij goede conditie. Wie binnenkomt ziet vier kale muren. Meer niet.’ Jacob Drukker: ‘Er stonden nog vier muren, maar verder was alles kapot, totaal vernield. Er zat geen hout meer in of aan. Niet alleen de Duitsers hadden dat gedaan, ook de Zaandammers, allemaal van die goeie Zaandammers… Maar toch hebben wij alles weer opgebouwd, gerestaureerd. We hadden al die ruimte niet meer nodig, iedereen was vermoord, maar we moesten wel geld hebben. En daarom werd een deel van de synagoge verbouwd tot garage en kwam er in een ander deel een agentschap van Het Parool. Later werd dat een woning.’ Alleen het middenstuk van het gebouw bleef beschikbaar voor diensten.
Waar het Nederlands-Israëlietische Kerkgenootschap kort voor de bezetting van Nederland nog 220 leden had, waren daar twintig jaar later nog maar 28 van over. Het ledengebrek maakte dat er slechts sporadisch religieuze diensten plaatsvonden. Gebrek aan geld deed de rest. In 1974 verkocht de NIG de synagoge noodgedwongen voor een vriendenprijs van 175.000 gulden. De nieuwe eigenaar liet het pand ingrijpend verbouwen. Alleen het middenstuk bleef intact, zij het dat de verhoging (de bima) verdween. Daar stond eerder de Heilige Ark, een kast waarin de Torarollen werden bewaard. Het gebouw werd verhuurd aan een kunstcentrum. Dat kreeg de toepasselijke naam De Zienagoog.
In het daarop volgende decennium wilde de eigenaar het gebouw laten slopen en vervangen door woon- en winkelruimte. Dit kon door plaatsing op de provinciale monumentenlijst op het nippertje worden verhinderd. Na het vertrek van De Zienagoog veranderde de plek die eens bestemd was voor godsdienst, onderwijs en bezinning in respectievelijk een brasserie en winkels.
Heden en toekomst
Op de begane grond en de galerij zijn nu beelden te zien van de synagoge in vroeger dagen en van enkele voorwerpen die daar destijds een belangrijke rol hadden. Daarmee is een deel van de bestaansgeschiedenis zichtbaar gemaakt en blijft het verhaal van de Zaans-Joodse inwoners behouden. Het is tevens een eerbetoon aan de vooroorlogse Joodse gemeenschap. Opdat we niet vergeten en voort kunnen bouwen op de basis die zij hebben gelegd.