De Nederlandse archieven worden beroofd van hun oorlogsdocumenten. Tegelijkertijd bloeit de handel in materiaal uit de jaren 1940-1945. Zou er een relatie zijn?
Een paar jaar geleden boog ik me in het Nationaal Archief over een strafdossier van een nazicollaborateur. Naast me deed een oudere man hetzelfde. Op een gegeven moment zag ik vanuit mijn ooghoek hoe hij een foto uit het dossier lichtte en in een binnenzak liet verdwijnen. ‘Dat zou ik niet doen als ik u was’, waarschuwde ik hem. ‘O nee?’, reageerde hij ietwat verbouwereerd. Hij haalde het kleinood – een kiekje van een geliefd, maar ‘fout’ familielid? – weer tevoorschijn en legde het terug tussen de andere oorlogspapieren.
Controle
Deze man had lef. Wie in het Haagse archief de niet-openbare strafdossiers over de jaren 1940-1945 wil bekijken, moet na afloop langs een bewaker die blocnotes en laptops controleert op mogelijk gestolen stukken. In de studiezaal hangen camera’s. Rondom de lange tafel waar men de vertrouwelijke stukken kan bekijken, lopen toezichthouders. En aan het hoofd van die tafel houdt nóg een bewaker de aanwezigen nauwlettend in de gaten.
Zelfs in zo’n fort als het Nationaal Archief wordt dus blijkbaar geprobeerd om staatseigendommen te ontvreemden. Bij vrijwel alle andere Nederlandse archieven is veel minder toezicht, hetgeen diefstal eenvoudiger maakt. Ieder archief – Nederland bezit er honderden – kent dan ook wel voorbeelden van spoorloos verdwenen materiaal. Het leidde in 2015 zelfs tot een Handleiding Diefstal in archieven van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ironisch genoeg kan zo’n diefstal soms ook weer leiden tot nieuwe archiefstukken (zie de afbeelding hieronder).
Interesse
Soms vindt zo’n papierroof plaats uit persoonlijke interesse. Met het oog op een te schrijven publicatie kwam ik enkele jaren terug bij iemand thuis die vertelde over de zoektocht naar informatie over zijn van oorlogsmisdaden verdachte vader. De zoon kreeg daartoe bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) beperkt openbare stukken ter inzage. Op een onbewaakt moment stak hij er enkele in zijn colbertjasje, liep ermee naar een kopieerwinkel en maakte daar wat duplicaten. Daarna bracht hij de originelen terug naar het NIOD. Hier was gelukkig sprake van een gewetensvolle dief.
Ander voorbeeld. Af en toe schenken mensen me documenten uit en over de oorlogsjaren. Tussen een van die donaties ontdekte ik stukken die decennia geleden in een archief lagen. De inmiddels gedateerde archiefnummering zat nog op de mappen die eveneens ooit van dat archief waren. Tientallen jaren na hun verdwijning kon ik het materiaal teruggeven aan de rechtmatige beheerder.
Verkoopsites
Het lijkt er op dat een deel van het archivale roofgoed zijn weg vindt naar verzamelaars en verkoopsites. Er is vraag, veel vraag. En er is aanbod, via handelaars die – al dan niet online – tal van originelen te koop zetten. De bedragen die dergelijke oorlogsparafernalia moeten opbrengen worden steeds hoger, de archiefstukken daardoor voor sommige handelaars steeds begeerlijker.
In 2021 maakte ik deel uit van een werkgroep die een zogeheten midterm review schreef over het collectiebeheer en de dienstverlening van het NIOD. Als regelmatige bezoeker was mij opgevallen dat aangevraagde dossiers of gezochte boeken niet altijd geleverd konden worden. Waren ze verkeerd opgeborgen en daardoor onvindbaar? Of waren ze verdonkeremaand? (Een ander euvel dat me opviel was dat sommige bezoekers het nodig vonden om met inkt aantekeningen te maken in de aanwezige boeken en archiefstukken. Sinds onze midterm review mag er alleen nog met potloden worden geschreven. Sorry…).
Kwaadwillenden
De beveiliging bij het NIOD is inmiddels aangescherpt. Het laat onverlet dat ontvreemding van de ter inzage verstrekte materialen nog altijd mogelijk is. Het lijkt onmogelijk om alles afdoende te beschermen tegen kwaadwillenden. Om diefstal volledig te voorkomen, is er volgens mij maar één optie: scannen en digitaliseren. Hoe meer archiefdocumentatie online beschikbaar komt, hoe minder noodzaak er bestaat om de (vaak kwetsbare) papieren door al dan niet vertrouwde handen te laten gaan. Nu is maar een klein deel van het archiefmateriaal op internet te vinden. Dat moet dus anders.
Probleem is alleen dat digitaliseren veel tijd kost, maar vooral veel geld. De archieven doen hun best, zoals bijvoorbeeld blijkt uit een mooi project als – bijna willekeurig voorbeeld – Delpher. Het is aan de overheid om het proces te versnellen. Kabinet, kom over de brug. Anders zal straks een aanzienlijk deel van ons collectieve geheugen verdwenen zijn naar de zwarte handel.