Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De negen levens van verzetsman Arend Kat

Zaandammer Arend Kat (13-1-1921/20-12-1996) schreef veertig jaar na de bevrijding zijn oorlogsherinneringen op, met het oog op het boek Bezetting en verzet aan de Zaan. Dat verscheen in 1985 en bevat verhalen van en over ondergrondse werkers in de jaren 1940-1945. Slechts een fractie van Kats belevenissen haalde de publicatie. Onlangs ontving ik het complete manuscript dat deze illegaal werker had ingeleverd.

Elimineren

Arend Kat was selectief bij het weergeven van zijn herinneringen. De verzetsman deed veel meer dan hij in kort bestek op papier zette. En hij verzweeg zijn aandeel bij liquidaties van ‘foute’ Nederlanders. Zijn naam wordt bijvoorbeeld genoemd als betrokkene bij het elimineren van de collaborateur Fred Kater. Dat was een ingrijpende gebeurtenis. Zo ingrijpend dat bijna geen van de betrokkenen er na de bevrijding over sprak.

Arend Kat vertelde intimi soms over de ook voor hem bepalende jaren 1940-1945. Een enkele keer trad hij ermee naar buiten. Zoals op 30 april 1985, toen hij in het Noordhollands Dagblad uit de doeken deed hoe hij betrokken raakte bij schietpartijen en meerdere malen op het nippertje aan een aanhouding of kogel in zijn lijf ontsnapte. ‘Ik heb zo vaak gezwijnd’, zei hij bij die gelegenheid. Kat had negen levens.

“Ik heb zo vaak gezwijnd.”

Meestentijds zweeg hij over zijn oorlogsbelevenissen. Wat Arend Kat alias Henk Katee alias Henk Pol wél wilde delen, is overigens interessant genoeg om ruim driekwart eeuw na de bevrijding alsnog te openbaren. Zo geeft hij bijvoorbeeld een interessant inkijkje bij de politie in oorlogstijd. Alle reden om het relaas integraal te publiceren, met [ ] her en der een aanvulling, duiding of correctie van mijn kant.

Vechtpartijen

‘Ik kwam uit een sterk socialistisch gezin. Vader [Jan Kat] was adjunct-commissaris der PTT. Hij was de animator voor zijn gezin en anderen tot verzet tegen de Duitse bezetter en zijn trawanten. Beginjaren van de oorlog, leuzen tegen de Duitsers op straten en muren gekalkt. [Communistische] kranten als De Vonk en De Waarheid in de buurt waar hij woonde verspreid [de Zaandamse Havenbuurt; het gezin had als adres Havenstraat 89c] en ook via zijn werk onder zijn klanten. Vechtpartijen en scheldkanonnades tegen NSB’ers en hun Weerafdeling brachten hem verschillende keren aan het bureau van politie.

Arend Kat kort voor de oorlog (J. Kat).

Politie Zaandam

Ongeveer juni 1942 zei vader: “Henk, jongen, jij bent de grootste en stevigste van de drie, je moest maar eens gaan solliciteren bij de politie Zaandam. Je hebt drie jaar mulo en ik geloof wel dat je een kans maakt.” Het waarom was het infiltreren bij de Zaandamse politie. “Henk” was een goede voetballer en dat bleek een uitgangspunt te zijn. Vader kende de voorzitter van de voetbalclub goed en wist dat de commandant van de politie in Zaandam, een NSB’er, lid van die club was geworden. Het verzoek tot toetreding in dat korps werd door de voorzitter gedaan. De korpscommandant wilde me wel hebben, daar hij het politie-elftal met mij versterkte.

Het eerste elftal van ZFC kort na de oorlog. Staand, derde van rechts, Arend Kat (Facebookpagina ZFC).

Meindert Talma

Helaas ging de zaak op deze manier niet door. [Meindert] Talma, de politiecommandant, liet weten dat allereerst een opleiding moest worden gevolgd. Ik zag dat niet zitten. Mijn vader drong echter aan en in september ’42 ging ik, na een stevige keuring te hebben ondergaan, naar het politie-opleidingsbataljon in Schalkhaar bij Deventer, niet wetende dat ik totaal ongeschikt was een dergelijke taak tot een goed einde te brengen.

De eerste de beste week dat ik daar was, schreef ik naar huis dat ik terug wilde. Ik wachtte op antwoord en toen dat kwam, las ik: “Blijven, kom je opzoeken.” Vader kwam, sprak met mij en later met mijn groepscommandant, opperwachtmeester Sies. Wat zij besproken hebben, weet ik nu nog niet, maar ik had er een vriend bij gekregen. Sies was een oud-marinier van de Nederlandse marine. Hij wilde mij echter niet vertellen wat hij met mijn vader had besproken. Ik heb veel nut van hem gehad en hij heeft mij vele malen uit moeilijke situaties gehaald.

NSB’ers en SS’ers

De meeste jongens daar hadden voor de opleiding gekozen om niet in aanmerking te komen voor de arbeidsinzet. Ook waren er NSB’ers en SS’ers onder. Zij waren echter ver in de minderheid. In het half jaar dat de opleiding duurde is Talma, de politiecommandant, drie keer naar het opleidingsbataljon gereden. Hij kreeg alle drie keer nul op het rekest. Ik was niet zoals zij dat wensten. Altijd kritiek en moeilijkheden veroorzakend en al verschillende keren gestraft voor een ondisciplinaire houding en geen goed voorbeeld voor de medecursisten.

Opleidingsbataljon Schalkhaar (NIOD).

Toen de opleiding er op zat, werd ik met vele andere aspirant-politieagenten naar de Nederlands-Belgische grens gedetacheerd. Daar deden we dienst tegen de smokkelhandel, vooral vanuit Nederland naar België. Niet lang daarna ging ik met een aantal andere aspiranten naar het onder water gelopen Schouwen-Duiveland. Onze taak was de verlaten woningen van de mensen die hun huis hadden moeten verlaten te bewaken. Ik had met mijn vader de afspraak gemaakt, dat als het uit de hand zou lopen door mijn z.g. ondisciplinair gedrag ik hem zou drossen.

Hulpagent

Na Zeeland, ook maar kort geweest, werd het Amsterdam. Een incident met een hulpagent deed mij op de Euterpestraat bij de SD belanden. Ik was naar huis geweest en reed met de laatste trein terug naar Amsterdam. Ik had een zitplaats te pakken gekregen die de man van de hulppolitie ook kennelijk had willen veroveren. Ik was hem net voor. Hij had een karabijn bij zich en smeet dat wapen in het rek boven mij. Hij begon tegen mij te praten, maar ik zag alleen maar de armband met het hakenkruis die hij droeg. Ik negeerde hem volkomen en ik merkte tevens dat het publiek in de trein gespannen toekeek. Gegeven moment zegt hij: “Je hoeft niet zo’n praatjes te hebben, want ondanks je strepie verdien ik meer dan jij.” Ik keek hem minderwaardig aan en zei: “Wat jij meer verdient, is bloedgeld voor eigen mensen weg te brengen.” Hij werd hierop zo kwaad, dat hij naar zijn karabijn greep. Ik had hier al op gerekend en pakte direct mijn pistool en hield dat voor zijn neus. Daarna liep hij zo goed en kwaad als dat ging tussen al de staande treinreizigers door naar de uitgangsdeur. Ergens voelde ik mij niet lekker en begreep wel dat hij het er niet bij zou laten zitten.

“Een incident met een hulpagent deed mij op de Euterpestraat bij de SD belanden.”

Toen ik dan ook de trein uit stapte, zag ik hem met twee man veldgendarmerie van de Duitsers op mij afkomen. Dat waren Duitse politiemannen met zo’n groot schild voor hun borst, hangende met een ketting om hun nek, die de treinen controleerden op Ausweise en andere Bescheinigungen. Zij droegen allebei een zwaar automatisch pistool. Ik moest met ze mee naar een afdeling in het Centraal Station waar zij gelegerd waren. Ook de hulpagent was aanwezig en had zijn gram gehaald. Ik zag dat er één ging telefoneren. Ik was niet bang, maar begreep dat ik toch in een lastig parket was gekomen en dat zou ik ondervinden ook.

Vuistslagen

Toen ik daar zo’n half uur had gezeten, stapten er twee SS’ers binnen. Er werd even gepraat en ik moest met beide SS’ers mee. Voor het station stond een Duitse personenauto, waarmede ik naar de Euterpestraat werd gereden. Een van de Duitsers kwam bij mij achterin zitten. Het rare was dat ze mij m’n pistool lieten houden. Ik werd naar een kleine kamer gebracht en toen pas moest ik mijn eigendommen inleveren. Mijn politielegitimatie werd van alle kanten bekeken. Ze dachten misschien dat het vals was. Ze gingen, met medeneming van mijn spullen, weg.

Na enige tijd ging de deur weer open en kwamen twee mannen binnen, gekleed in witte doktersjassen. Op het moment dat ze gingen zitten, zag ik dat ze onder hun witte jassen de groene tenues met de bekende runetekens van de SS droegen. Zij vroegen mij of ik inderdaad tegen die “collega” over bloedgeld had gesproken. Ik vertelde hen mijn visie van het gebeurde en ik vond niet dat het een collega van me was. Gelijk dat ik dat naar voren bracht, kreeg ik een paar keiharde vuistslagen in mijn gelaat, waardoor een van mijn wenkbrauwen scheurde. Het waren een paar echte slagers. Ze beten me nog toe: “Je bent nog lang niet klaar met ons.” Toen ze weggingen, voelde ik me rot. Met mijn zakdoek, die ze me gelaten hadden, stopte ik het bloeden van mijn wenkbrauw. Mijn jukbeenderen waren opgezwollen en voelden pijnlijk aan.

“Het waren een paar echte slagers.”

Het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst in de Amsterdamse Euterpestraat (NIOD).

Celstraf

Even later ging de deur weer van slot en stapte een van de SS’ers die mij van het station naar hier hadden gebracht binnen. Tot mijn verbazing, maar ook opluchting, kreeg ik mijn papieren en mijn pistool terug. Hij vroeg mij mee te gaan. We liepen het gebouw uit en en stapten in de gereedstaande auto. Hij bracht mij naar het gebouw aan de Ferdinand Bolstraat, dat voor de politie was ingericht en waar ik gestationeerd was. De wachtcommandant was kennelijk geïnformeerd, daar hij mij ontving met de woorden: “Ga jij maar naar je kamer, morgen zal je er wel meer van horen.”

Inderdaad hoorde ik er meer van. Ik moest om 10.00 uur op rapport komen bij mijn chef, kapitein [Willem Hendrik] Tasseron. Hij vond het meer dan schandalig zoals ik volgens hem tekeer was gegaan. Ik kreeg drie weken celstraf (zwaar) en daarmede was het nog niet af.

Ik had tijdens de opleiding ook al een paar keer celstraf gehad en was wel wat gewend. Mijn moeder en mijn verloofde, nu mijn echtgenote, kwamen me bezoeken en wisten niet wat ze zagen. Net als iedere gevangenisboef had ik geen veters in mijn schoenen, geen riem of bretels om mijn broek op te houden en achter me liepen twee bewapende politiemensen om me in de gaten te houden. Ik mocht geen bezoek hebben, en zeker niet tijdens het luchten, maar luitenant Van Santen had een oogje toe gedaan.

Onderduik

Toen de drie weken om waren, hoorde ik dat mij een schorsing boven het hoofd hing. Ik dacht, nu wordt het tijd dat ik de rotzooi ga verlaten en zien dat ik wegkom. Ik wachtte tot de volgende morgen en in mijn burgerkleren gestoken liep ik naar de wachtcommandant. Toevallig was dat Piet Buijs, een neef van mijn oude trainer. Toen hij mij zag, liep hij op me toe en zei: “Als de sodemieter weg, ik krijg net telefoon dat je vastgehouden moet worden. Zie ergens onder te duiken en ga voor het eerst niet naar huis.” “Bedankt Piet”, zei ik en maakte dat ik weg kwam.

“Als de sodemieter weg, ik krijg net telefoon dat je vastgehouden moet worden.”

Ik wist de tram naar het Centraal Station te pakken en toen ik daar eenmaal was, bedacht ik me. Ik zou beter lopend naar Zaandam kunnen gaan. Via de Spaarndammerbuurt en dan over de oude weg door de polder naar het pontveer nabij de Hembrug. Van een aantal ponten was een schipbrug gemaakt en aan beide kanten van de provisorische brug stond een schildwacht. Ze vroegen naar mijn papieren en ik liet ze mijn politielegitimatie zien. “In Ordnung”, en ik was over het Noordzeekanaal. Van daar was het nog maar een kwartier lopen naar de ouderlijke woning. Er was me wel gezegd onder te duiken, maar ik wilde thuis eerst nog met mijn vader overleggen. Ik werd met open armen ontvangen en was blij niet meer terug te hoeven.

Broer Jan

Ik ging voorlopig naar mijn broer Jan om de zaak wat te laten betijen. Na wat extra kleding en nog wat spullen bij elkaar te hebben gezocht, vertrok ik naar mijn broer. Na hem het een en ander te hebben verteld, werd met goedvinden van mijn schoonzuster besloten dat ik bij hen voorlopig zou onderduiken.

Arend Kat in 1945, getekend door Gerrit Dekker.

De dag daarop kwam de SD uit Amsterdam al op bezoek bij mijn ouders thuis. De huiszoeking was grondig geweest, maar ze konden niets vinden. Later is nog twee keer de Zaandamse politie geweest, maar ook zij konden onverrichterzake naar het bureau terugkeren. Eenmaal hadden ze bijna succes. Ik reed met nog iemand over de Oostzijde te Zaandam. Toen we ter hoogte van de Kramerstraat fietsten, zag ik uit tegenovergestelde richting drie mannen op de fiets naderen. Een van hen wees in mijn richting en ik herkende hem direct als een van de SS’ers die mij naar de Euterpestraat had gebracht. Zonder me ook maar een moment te bedenken reed ik naar rechts, de Kramerstraat in. Ik was er goed bekend, daar ik in die buurt gewerkt had en wist dat een steeg voorbij de fietsenwinkel van Van Zaane de verbinding onderhield met de Belgischestraat. Ik reed als een gek door die steeg en ben via laatstgenoemde straat en de Rosmolenstraat weggekomen.

Siem Stam

Het geval wil dat ik nooit meer heb geweten wie nu eigenlijk de man was met wie ik samen fietste. Ik heb me er wel eens suf over geprakkiseerd. Door de oproep in de plaatselijke kranten om foto’s ten tijde van de oorlog of kort daarna, voor het fotoverzetsboek [Bezetting en verzet aan de Zaan], komt een oude kennis van mij aan de deur. “Hé Siem, jij?” “Ja”, zegt ZFC’er Siem Stam. “Ik heb nog wat foto’s en een legitimatiebewijs van de verzetsbeweging.” “Kom er in jongen, dat doet me plezier.” Siem kwam binnen en we haalden eerst nog wat gebeurtenissen op uit onze voetbaltijd. Bij de foto’s die hij bij zich had, was er een waar de beide plakploegen van De Waarheid en van Trouw op stonden afgebeeld. De meeste van die jonge jongens kenden we nog wel, vooral die blonde vent, die bijna z’n hele leven voor de CPN in de Tweede Kamer had gezeten [Marcus Bakker]. De foto was erg beschadigd, maar ik beloofde Siem dat hij een goede afdruk terug zou krijgen.

De illegale plakploegen van Trouw en De Waarheid, juni 1945. Links Marcus Bakker, vierde van links Siem Stam (Gemeentearchief Zaanstad).

Toen hij weg zou gaan, zei hij: “Henk, weet jij nog dat we samen op de fiets over de Oostzijde reden en dat jij plotseling met een noodgang de Kramerstraat in reed? Eerst begreep ik er niets van, maar toen ik die drie lui zag die jou achterna gingen, dacht ik, dat is niet best.” “Verrek Siem, en ik al die tijd maar prakkiseren wie toen met me op fietste.” Siem Stam ging naar huis en hij kreeg later een mooie foto van het achttal dat de illegale Waarheid en Trouw verspreidde.

Marcus Bakker

Hij had ook nog een klein stukje geschreven over zijn maat van toentertijd, Marcus Bakker, het ex-lid van de CPN in de Tweede Kamer. Zij hadden borden gemaakt met het opschrift: “De Waarheid wordt Volksdagblad van Nederland.” ’s Morgens nog juist in de spertijd werden die borden opgehangen aan de draden over de weg van de straatverlichting. Dit gebeurde met een stevige, vierdelige hengel. Toen Bakker later in de morgen een rondje ging maken om te zien of de borden er nog hingen, werd hij bij het laatste bord aangehouden door twee Duitsers. Er waren al meerdere mensen, waaronder een glazenwasser met zijn ladders, aangehouden. Ze wezen naar het bord, dat in de hoogte hing. De glazenwasser moest zijn trap uitschuiven en recht overeind zetten en de andere mensen moesten helpen de trap vast te houden. De jonge Marcus Bakker moest er tegenop klimmen en het bord weghalen dat hij enkele uren daarvoor zelf mede had [helpen] aanbrengen.

Mijn vader had inmiddels contact opgenomen met zijn zwager Jan Jongh (‘Blonde Joop’), een van de topfiguren uit het Zaanse verzet. Dat was ongeveer november 1943. Ik werd in de verzetsgroep van Blonde Joop en zijn medeverzetsmensen opgenomen. Ik maakte kennis met “Anton” (Mike [Mijndert c.q. Miek] van der Horst), “Wim Stelling” (Cor Standhardt), “Jan” (Teun Jonker) en “Piet Roos” (Dirk Reurslag), allemaal jongens van het eerste uur. Later bleek me dat ik in de verzetsgroep van “Witte Ko” (Jan Brasser), de grote man van het verzet in de Zaanstreek, was terechtgekomen. Van dat ploegje was ik de jongste. “Henk Pol” werd mijn schuilnaam. ‘Pol’ was de afkorting van ‘Politie’.

“Ik werd in de verzetsgroep van Blonde Joop en zijn medeverzetsmensen opgenomen.”

Vervalst persoonsbewijs van Arend Kat alias Henk Katee (Gemeentearchief Zaanstad).

Slecht bewapend

De groep was uitermate slecht bewapend. Ik meen dat de bewapening uit twee of drie pistolen bestond. Je was op die manier erg afhankelijk van je maat die wel een pistool had. Wel had de ploeg een grote ervaring opgedaan. Enkelen van hen hadden meegedaan aan de overval op de Weteringschans-gevangenis in Amsterdam en verschillende gevangen verzetsmensen bevrijd. [Dit klopt niet; de bevrijdingsactie werd een mislukking.] Vooral de leider, “Witte Ko”, en “Blonde Joop”, zijn plaatsvervanger, hadden meegedaan aan dergelijke grote klussen. Witte Ko had ook enige verzetsmensen uit ziekenhuizen bevrijd.

Vervalst persoonsbewijs van Jan Brasser alias ‘Witte Ko’.

De sabotageacties bestonden veelal uit het doorknippen of verbreken van de Duitse verbindingen, het vernietigen van transformatorhuisjes bij fabrieken die voor de Duitsers werkten, het vernielen of in brand steken van dors- of andere landbouwmachines van boeren die hun granen en aardappels aan de Duitsers verkochten, Duitse opslagplaatsen van levensmiddelen of andere goederen werden leeggehaald.

NSB-boer

De eerste klus waar ik bij betrokken was, betrof een dorsmachine bij een NSB-boer. Met Anton en Piet Roos ging ik er op af. Anton had een stuk worst bij een slager weten los te krijgen, voor eventuele lastige of blaffende honden rustig te maken. Toen we echter bij die boer waren, was al driekwart van de worst in onze maag verdwenen. Maar de dorsmachine stond in de fik.

Mijndert van der Horst (A. van der Horst).

Ik ging veel met Anton mee, want het klikte erg goed tussen ons. Ik sliep soms bij moeder Broerse in Assendelft, omdat ik dan veelal dichter bij het doel van de actie was. Ook heb ik nog een keer bij de familie Van Leeuwen, het onderduikadres van Piet Roos, geslapen.

Nauernasche polder

Op een dag kreeg ik bericht dat ik in de nacht naar een boerderij in de Nauernasche polder moest, want er zouden 24 man staatspolitie willen onderduiken en bij die boer zou daar over gesproken worden. Ik ben overdag naar moeder Broerse in Assendelft gereden en ben daar tot donker gebleven en toen op de fiets gestapt. Ik moest heel Assendelft door en langs de pont Buitenhuizen naar de dijk langs het Noordzeekanaal. Ik wist niet precies welke boerderij ik moest hebben en reed er natuurlijk prompt voorbij. Er zou iemand voor de boerderij op me wachten. Niemand gezien.

“Plotseling hoorde ik het geluid van motoren.”

Plotseling hoorde ik het geluid van motoren. Ik sprong van mijn fiets en liep de onderdijk in, waar ik dicht bij de sloot op mijn buik ging liggen. Ik zag eerst een motor met zijspan, daarna kwam een soort manschappenwagen en toen weer een motor met zijspan. Volgens mij waren het politiemotoren. Ik zag ze even verder bij de dijk naar beneden rijden in de richting van een daar gelegen boerderij. Ik met mijn fiets de dijk weer op en de politiemotoren met manschappenauto achterna gereden. Op de dijk ben ik afgestapt en heb mijn fiets in de berm gelegd. Toen ik verder niets zag, ben ik zo zachtjes mogelijk naar een zijraam van de boerderij gelopen. Door een spleet tussen de gordijnen zag ik in de verlichte kamer Blonde Joop aan tafel zitten. Naast hem zat een man in uniform. Er zaten meerdere mensen in de kamer, dat hoorde ik wel, maar zien kon ik ze niet. Ik hoorde mijn naam roepen en zag bij de deur iemand staan. Het was Piet Roos en hij vroeg waar ik gebleven was. Ik vroeg hem op mijn beurt waar de man was die mij zou opvangen. Hij drukte mij een pistool in de handen en zei: “Henk, blijf jij hier op wacht staan, want misschien zijn er mensen bij die jou kennen en dat willen we verhinderen.”

Akkoord

Ik nam de wacht over. Binnen kwamen ze tot een akkoord. Alle wapens en uniformen moesten ze inleveren. Zij zouden burgerkleding krijgen en er zou voor onderduikadressen gezorgd worden. De karabijnen die ze hadden meegenomen, werden in zakken gedaan. De lopen staken uit de zakken. Het was al licht toen ze bij de familie Van Leeuwen in Assendelft, het onderduikadres van Piet Roos, werden afgeleverd. Het wapenarsenaal van onze groep was wat uitgebreider geworden.

Ongeveer 14 man van de 24 man staatspolitie werd later door bemiddeling van Henk Jansen [schuilnaam van CPN’er Henk de Wit uit Wormerveer] ondergebracht bij de aannemer Woud in Wormer, maar dat is weer een ander verhaal. Deze geschiedenis speelde zich af rond de Dolle Dinsdag.

Na zijn terugkeer uit Neuengamme wachtte CPN’er Gerard Bakker een heldenontvangst. Tweede van rechts, met helm en in BS-uniform, Arend Kat (Gemeentearchief Zaanstad).

Kippenluis

Een geval dat niet zo gunstig afliep, was “Operatie Kippenluis”, zoals Piet Roos de actie noemde die nu volgt. Er moest in het Noord-Hollands Kanaal een rijnaak nabij Akersloot tot zinken gebracht worden. Uit de volgende mensen werd de ploeg samengesteld: Witte Ko, Blonde Joop, Anton, Piet Roos, Henk de Wit en Henk Pol. Het schip dat daarvoor uitgekozen was lag bij ’t graanverwerkingsbedrijf in Akersloot voor de wal. Voor de spertijd, door de Duitsers ingevoerd, moesten we vroeg op ons uitgangspunt zijn. Bij West-Knollendam met een pont over. We verscholen ons in een oude kippenschuur, naar ik meen in de Schermer, dichtbij de plaats waar het schip moest zinken.

Plotseling begon de een na de andere te krabben. We hadden allemaal last van jeuk, veroorzaakt door kippenluis. Het was haast niet meer te harden. Verschillenden, waaronder schrijver dezes, gingen naar buiten, waar het jeuken iets minder werd. Dit kwam vermoedelijk omdat het buiten kouder was dan binnen in de kippenschuur.

De springlading die in het schip aangebracht moest worden, zou in de schuur worden nagekeken. Ik weet zelf niet meer precies of de springlading niet in orde was of dat ze het vergeten hadden. Volgens de versie van Piet Roos hadden ze de tas met de springlading vergeten. Ik neem aan dat het werkelijk zo gebeurd is. Geen operatie waterversperring, maar zoals Piet Roos het noemde: “Operatie Kippenluis.” Onverrichterzake keerden we terug naar huis of naar onderduikadres. Ik werd op mijn pleegadres ontluisd, hetgeen dan ook wel nodig was.’

De politie van Zaandam in 1947. Op de tweede rij, vijfde van links Arend Kat (Gemeentearchief Zaanstad).

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.