De Leidsegracht in opstand

De Leidsegracht was een verzetshaard van nationale allure. In deze Amsterdamse straat tussen de Heren- en Singelgracht kwam vrijwel de hele top van de Nederlandse ondergrondse bij elkaar. En dan was er ook nog de weerstand tegen de nazi’s op kleinere schaal.

Verhalen voor het opscheppen

Sommige straten hebben meer te melden dan andere. Voor de Leidsegracht geldt dat de oorlogsverhalen er voor het opscheppen liggen. Zelfs als de vaak treurige geschiedenissen van de joodse Amsterdammers die aan de deze gracht woonden buiten beschouwing blijven, is er nog een boek te vullen met de gebeurtenissen die hier tussen 1940 en 1945 plaatsvonden. Ik perk het nog verder in en richt me hier alleen op de adressen waar verzet tegen de nazi’s vorm kreeg. Daarbij waren nogal wat grootheden betrokken. Hieronder staan, in oplopende volgorde, de huisnummers waar de oppositie te vinden was. Alle foto’s zijn, tenzij anders aangegeven, afkomstig uit het Stadsarchief Amsterdam.

Bij het verzet op de Leidsegracht waren nogal wat grootheden betrokken.

Sera Anstadt dook onder

Een deel van de Leidsegracht in 1941.

Leidsegracht ?: De latere actrice, zangeres, schrijfster en therapeute Serafina Klara (‘Sera’) Anstadt (1-9-1923/17-10-2008) had op de Leidsegracht een van haar vele hoofdstedelijke onderduikadressen. Onbekend is alleen op welk nummer deze dochter uit een liberaal-joods gezin verbleef. Sera Anstadt werd verraden door de beruchte SD-helpster Ans van Dijk, maar ze wist na haar arrestatie te ontkomen uit de Hollandse Schouwburg, de Amsterdamse verzamelplek voor joodse gevangenen. Door zich op allerlei plekken schuil te houden, ontkwam Sera Anstadt – in tegenstelling tot haar ouders, die vermoord werden – aan de Holocaust.

Boek van Sera Anstadt over haar oorlogservaringen.

De bank van het verzet

Leidsegracht 5 rond 1940.

Leidsegracht 5: Hier stond de Raad van Beroep der directe Belastingen geregistreerd, maar vanaf 1943 was dit een kantoor van het Nationaal Steunfonds, de ondergrondse ‘bank van het verzet’. Op nummer 5 werd een schaduwboekhouding bijgehouden van het fonds, dat tussen 1943 en mei 1945 106 miljoen gulden wist te verzamelen. Dat geld kwam ten goede aan joodse onderduikers, spoorwegstakers, gezinnen van overzeese scheepsbemanningen en talloze verzetsgroepen.

Op nummer 5 werd een schaduwboekhouding bijgehouden van het Nationaal Steunfonds.

Walravens schoonouders

Leidsegracht 10 rond 1940.

Leidsegracht 10: De top van de Nederlandse illegaliteit verzamelde zich een enkele keer in een achterkamer van Leidsegracht 10. Arie van Velzen, de aanjager van het Nationaal Comité van Verzet, was een van hen: ‘Op een zonnige, koude wintermorgen, eind januari 1943, kwamen enkele mensen samen uit verschillende delen van het land en verschillende delen van onze Nederlandse samenleving’, vertelde hij na de oorlog. ‘Het waren een vertegenwoordiger van professor Heringa (Nieuwenhuijsen), Van den Bosch, Van Hall, Van Hövell tot Westerflier, Mesritz en Valkenburg. Op wel een zeer bijzondere wijze waren wij daar bijeen gebracht op de Leidsegracht. Sommigen hadden een herkenningsteken bij zich; een munt met een speciaal kruisje of een woord met een speciale betekenis, en wij vertegenwoordigden groepen van personen die van een zeker principe uitgingen: dat men de Duitser diende te bestrijden op basis van geestelijke weerstand. Het was een zonnige morgen en in de stille, ruime achterkamer van Wally’s moeder [het betrof Van Halls schoonmoeder Abramina den Tex, E.S.] werd toen de hechte basis gelegd voor die samenwerking, die steeds gebleven is en zich in de loop der jaren heeft verdiept en verbreed.’

Abramina Adriana den Tex-Engelberts, Walraven van Halls schoonmoeder.

De Wijncommissie

Leidsegracht 13-15.

‘Wij heetten dan: de Wijncommissie.’

Leidsegracht 13-15: Belastinginspecteur Albert Jan Prakken schreef in 1946 dat vertegenwoordigers van het Nationaal Comité van Verzet en het Nationaal Steunfonds soms vergaderden op de Leidsegracht 13: ‘Eens in de veertien dagen vonden gezamenlijke vergaderingen van het NC en het NSF plaats. Dat gebeurde op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld op de Leidsegracht 13 en ook wel op de Inspectie van Belastingen te Amsterdam. Wij heetten dan: de Wijncommissie.’
Op 27 januari 1945 ging het mis. Tijdens een ‘vrijdagochtendvergadering’ van het Landelijk Werkcomité – een door Walraven van Hall opgezet overleg van meerdere verzetsgroepen – viel de Sicherheitsdienst binnen. Hun arrestant Teus van Vliet, een leider van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, had de vergaderplaats en -tijd vrijgegeven. Van Hall en een mede-vergaderaar, Frederik Nieuwenhuijsen, werden op 12 februari 1945 gefusilleerd in Haarlem, samen met zes andere Todeskandidaten.

Walraven van Hall (Van Hall Stichting).

Bomans en de Kulturkammer

Leidsegracht 18.

Leidsegracht 18: Het was eerder opstandigheid dan verzet, maar toch de moeite van het noemen waard. In december 1941 huurde schrijver Godfried Bomans een kamer met keuken op de derde etage van Leidsegracht 18, plus de bovenliggende zolderkamer. Het was de maand van zijn verloving met zijn latere echtgenote, maar ook de periode dat rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart de Kulturkammer instelde. Wie wilde (blijven) werken in de kunsten en de media diende zich daar aan te melden, met als gevolg dat hij/zij beschikbaar was voor het maken van nazistische propaganda. Zij die weigerden, maar wel doorwerkten, wachtten torenhoge boetes. Bomans ging in december het gesprek aan met iemand van het Letterengilde, een de Kultuurkamerafdelingen. Die noteerde de bedenkingen van de auteur: ‘Wanneer hij de overtuiging heeft “vrij” te zijn als lid van het Letterengilde in dien zin, dat hij daardoor geen boeken hoeft te schrijven, welke van een bepaalde doctrine doordrenkt zijn, zal hij zich gaarne aanmelden. Zoo niet, dan geeft hij zijn schrijversloopbaan op.’ Bomans kreeg uiteraard niet wat hij wilde. Hij zou daarop het lidmaatschap van de Kulturkammer weigeren.
Binnen een paar maanden verruilde Bomans de Leidsegracht alweer voor een ander adres. Een paar jaar later zou hij overigens, na te zijn verhuisd naar Haarlem, in zijn woning onder anderen een joodse man en een verzetsechtpaar een schuilplaats bieden.

Godfried Bomans zou het lidmaatschap van de Kulturkammer weigeren.

V.l.n.r. Godfried Bomans, Victor van Vriesland, E.L. Smelik en Anna Blaman (Nationaal Archief).

Het NSF-steunpunt

Leidsegracht 25 (midden), kort na de oorlog.

Leidsegracht 25: Het Nationaal Steunfonds voelde zich thuis op de Leidsegracht. Ook op nummer 25 was een NSF-kantoor gevestigd. In totaal had het Steunfonds verspreid over het land zo’n tweeduizend medewerkers.

In 1946 in hotel Krasnapolsky gemaakte foto van ongeveer tweehonderd voormalige NSF-medewerkers (Beeldbank WO2).

Tante Corrie en oom Ben

Arrestatie op 17-4-1945. Leidsegracht 36 wordt leeggehaald (NIOD).

Leidsegracht 36: Onder de verdieping waar de eerste achttien oorlogsmaanden de toen nog jonge Adèle Bloemendaal woonde – die later zou uitgroeien tot een beroemde zangeres en actrice – hadden Grada en Lucas Benjamins alias ‘tante Corrie en oom Ben’ hun woon- en werkadres. Ze verkochten er onder meer blusmiddelen. Het echtpaar bood gastvrijheid aan de ongeveer 140 mannen tellende Knokploeg Amsterdam, die hier haar hoofdkwartier vestigde. Gewonde verzetsstrijders werden verpleegd in een slaapkamer op de bovenverdieping. Dat ging goed tot 17 april 1945, toen de Sicherheitsdienst binnenviel bij een ander KP-adres, op de Nieuwezijds Voorburgwal 290. Vier groepsleden belandden in Duitse handen. Een van hen verraadde de locatie van het hoofdkwartier, waarna ook daar een inval volgde. De heimelijk gemaakte foto hierboven toont het moment dat de arrestanten op de Leidsegracht worden gedwongen om in een vrachtauto te stappen. Lucas Benjamins was een van de (kortstondige) gevangenen.

Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, waar de Landelijke Knokploegen deel van waren, in Amsterdam (NIOD).

Over de schutting

Leidsegracht 48 en 46 kort na de oorlog.

Leidsegracht 46: Op dit adres woonde na de oorlog René Henri François van de Rivière, schuilnaam ‘Reineveld’. Deze jonge bankierszoon (1919-1990) verrichtte koerierswerk voor de broers Walraven en Gijs van Hall. Tijdens de bezetting fungeerde nummer 46 als onderkomen van het Nationaal Steunfonds. Walraven van Hall verbleef er in ieder geval langere tijd in het najaar van 1944. Toen in december 1944 een secretaresse van de Binnenlandse Strijdkrachten werd gearresteerd, sloeg Van Halls secondant Laurens Weeda vanuit het NSF-kantoor op nummer 48 alarm. Als eerste waarschuwde hij zijn ‘buurman’. Walraven klom meteen over de houten schutting en ondernam samen met Weeda een succesvolle actie die voorkwam dat de Duitsers het BS-hoofdkwartier leeghaalden.

Walraven klom meteen over de houten schutting.

Laurens Cornelis Weeda.

Een illegale telefoonverbinding

Leidsegracht 48.

Leidsegracht 48: Eerder woonden hier onder anderen de schilder Charley Toorop en de historicus/anarchist Arthur Lehning. Formeel was hier tijdens de oorlog Koppenaal Agentuur van Koffie en Thee gevestigd. In de praktijk was het vanaf het voorjaar van 1944 vooral een bureau van het Nationaal Steunfonds. Het werd een van de weinige Amsterdamse adressen waar nog een (uiteraard illegale) telefoonverbinding functioneerde. Ook verbleven er van december 1942 tot de bevrijding joodse onderduikers: koopman Benzion Nenner en zijn echtgenote Bertha Nenner-Ehrlich. Het NSF ondersteunde ze maandelijks met 150 gulden.

Joodse Raadkaart van Benzion Nenner (Archief Bad Arolsen).

Bezoek van een geheim agent

Albumblad met een foto van en een krantenartikel over Leidsegracht 54 in Amsterdam, de woning van Charlotte Matthes. De foto, gemaakt rond 1945, maakt deel uit van een door amateurfotografe Eva Pennink samengesteld album (Rijksmuseum).

Leidsegracht 54: In de nacht van 2 op 3 oktober 1943 bracht een vliegtuig Johan (‘Hans’) Grün, een geheim agent van de Special Operations Executive, over van Engeland naar het vasteland. Hij kreeg een zender, een code en een pistool mee, plus een boodschap op een microfilm. De boodschap bevatte instructies van de regering in ballingschap hoe de Nederlandse bevolking zich had te gedragen bij een geallieerde invasie. Het was de bedoeling dat de ondergrondse pers dat bericht zou afdrukken. De overtocht verliep niet goed: het vliegtuig moest een noodlanding maken bij Antwerpen. Grün (alias ‘Brutus’) begroef zijn overbodig geachte pistool, raakte zijn tas met code kwijt en droeg zijn zender over aan ‘George van Vliet’, de man met wie de SOE radiocontact onderhield, niet wetend dat deze ‘Van Vliet’ een Duitse Vertrauensmann was wiens echte naam George Ridderhof was.
Grün slaagde er nog wel in om contact te leggen met Parool-topman Gerrit Jan van Heuven Goedhart. De twee overlegden op de Leidsegracht 54 over de regeringsinstructie. Van Heuven Goedhart zag er niets in om die af te drukken in de illegale pers, omdat een geallieerde invasie waarschijnlijk nog lang op zich zou laten wachten en het bericht aan het Nederlandse volk alleen maar tot verwarring zou leiden. Via Ridderhofs zender vroeg Grün daarop aan de SOE wat hij nu moest doen. Een antwoord kreeg hij niet en korte tijd later pakten de Duitsers hem op. Hans Grün werd zwaar gemarteld, maar liet weinig los. Wonder boven wonder overleefde hij de kampen waarin hij daarna terechtkwam.
Leidsegracht 54 bleef een ontmoetingsplaats voor medewerkers van illegale bladen. Op zolder was een gecamoufleerde onderduikplaats. Eigenares Charlotte Matthes regelde daarnaast ondergrondse verblijfplaatsen voor Walraven en Gijs van Hall.

Hans Grün op de Parool-redactie, 1946 (IISG).

De joodse onderduikbaby

Leidsegracht 64.

De joodse onderduikers zouden er blijven tot maanden na de bevrijding, in armetierige omstandigheden.

Leidsegracht 64: Joseph Melkman, Esther (‘Elly’) Melkman-Salomons en hun op 15 juni 1944 geboren zoon Herman Wilfred hadden een schuilplaats op de Leidsegracht 64. De joodse Joseph en Esther woonden tot oktober 1942 op de eerste verdieping in de IJselstraat 21, maar doken toen veiligheidshalve onder. Overigens zonder daarop goed te zijn voorbereid; ze zwierven van adres naar adres. Langer dan een paar weken konden ze nergens blijven, tot ze dit leegstaande huis aan de Leidsegracht vonden. In 1943 verborgen ze zich hier in het souterrain. Ze zouden er blijven tot maanden na de bevrijding, in armetierige omstandigheden. Hoe het met hen zou zijn afgelopen wanneer het Nationaal Steunfonds niet maandelijks 225 gulden leefgeld had verstrekt, is de vraag. Desondanks bleven het angstige jaren, helemaal toen in de vroege zomer van 1944 Herman werd geboren en Joseph op zoek moest naar een verpleegster voor zijn vrouw en zoon. Hij wist uit handen van de Duitsers te blijven, gedrieën kwamen ze heelhuids door de oorlog. Dat gold helaas niet voor het merendeel van hun familieleden.

Huwelijksfoto van Joseph Melkman en Esther Salomons, 26-3-1942 (Joods Museum).

Een gastvrije arts

Leidsegracht 66.

Leidsegracht 66: Niet alleen op nummer 64, maar ook achter de gevel van Leidsegracht 66 was een joodse onderduikster. De aanleiding voor de geboden gastvrijheid hier is wellicht te vinden op een ander adres: Keizersgracht 484. Daar bevond zich een instituut voor huidverzorging, dat werd geleid door Hester van Lennep en haar vriendin Paulien van Waasdijk. Het was een belangrijke schakel in het verzet. Zo stonden op zolder veertien bedden voor joodse kinderen, die van daar werden overgebracht naar andere onderduikadressen. Annie Mulder van de Graaf hield praktijk op de Keizersgracht 484, maar verplaatste die in maart 1944 naar Leidsegracht 66. Daar woonde Geertruida Wilhelmina Anna Elisabeth (‘Liesbeth’) Mulder (12-7-1900), die eveneens arts was. Wellicht dat door dit dwarsverband Elisabeth Mulder besloot om in het laatste oorlogsjaar eveneens een (niet bij naam bekende) onderduikster in huis te nemen.

Elisabeth Mulder (Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld).

Telefooncentrale achter de drankflessen

Leidsegracht 102.

Leidsegracht 102: Hier zat Tack’s mosterd- en azijnfabriek. Achter de flessen drank in de directiekamer was tijdens het laatste oorlogsjaar een door de heer Ober (schuilnaam: ‘Marinus’) ontworpen telefooncentrale verborgen. Ober was de districtsleider van de Centrale Inlichtingendienst in de hoofdstad. De centrale was in gebruik bij de Binnenlandse Strijdkrachten. De dienstwoning op dit adres fungeerde vanaf de lente van 1944 als vergaderlocatie van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Ook lagen er op Leidsegracht 102 wapens opgeslagen.

De verborgen telefooncentrale (Verzetsmuseum).

Antifascistisch en antikoloniaal

Leidsegracht 117.

De PI bouwde ondergronds een netwerk op van linkse studentenverzetsorganisaties.

Leidsegracht 117: In maart 1942 betrok Georgine Eveline (‘Evy’) Poetiray op dit adres een kelderkamer bij Geertruida Johanna Struik-Van Boxel. Ze was op 3 juli 1918 in Nederlands-Indië geboren, maar vertrok eind jaren dertig naar Amsterdam. Ze werd er lid van Perhimpoenan Indonesia (PI), een antikapitalistische, antifascistische en antikoloniale studentenvereniging. Hoewel die organisatie al snel na de Duitse inval in Nederland werd verboden, bouwde PI ondergronds een netwerk van linkse studentenverzetsorganisaties op. Evy Poetiray verrichtte koeriersdiensten voor Vrij Nederland, De Waarheid en Trouw. Ook schreef ze artikelen voor een aantal illegale bladen. Op de Leidsegracht bood ze onderdak aan Indonesische en joodse opgejaagden. Evy zocht verder nog naar onderduikplekken voor mensen die een tijdje uit het zicht moesten verdwijnen. In 1943 was ze een van de twee vrouwelijke PI-leden die tijdens een geheime conferentie in Doorn met kopstukken uit het verzet, onder wie Willem Drees, van gedachten wisselden over de onafhankelijkheid van Indonesië. Dat leidde tot een nota waarin de afspraken werden vastgelegd: Indonesië zou een eigen parlement en regering moeten krijgen, plus een Grondwet.

Evy Poetiray als enige vrouw in het bestuur van Roekoen Peladjar Indonesia (Roepi), 1940 (Universiteit Leiden).

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





4 gedachten over “De Leidsegracht in opstand”

  1. Mijn grootvader Frits afdoen als vertegenwoordiger van vertegenwoordigers van Prof Heringa lijkt mij wel een volstrekt minachting van zijn verzetswerk! Ik stel je voor om het boekje van Jin vader te lezen ‘De prijs voor vrijheid is nooit te hoog’. Als je wil kan ik je het ook nog opsturen! Op internet staat inmiddels veel informatie zoals Wikipedia of oorlogsverhalen.nl
    Groet Frits Nieuwenhuijsen

    Beantwoorden
    • Het is niet mijn tekst, maar een citaat van Arie van Velzen, Frits. Dat je grootvader veel meer was dan een ‘vertegenwoordiger’ moge duidelijk zijn.

      Beantwoorden
  2. Heel interessant met zaken die ik niet wist. Wederom duidelijk dat burgemeester Van Hall veel onrecht is aangedaan inde wilde jaren 60. Wat mij intrigeert, is dat u nog donaties moet vragen voor onderzoek op dit niveau. Er is toch een enorme pot voor een koloniaal museum van 200 mln? Tja wel onder beheer van pvda Leerdam weliswaar iemand die weinig van geschiedenis weet en ook nog eens een keertje bewezen heeft niet met geld met geld te kunnen omgaan, maar een donatie aan uw werk of aanstelling moet toch in de lijn liggen?

    Beantwoorden
    • Beste heer/mevrouw Kraakman,
      Dank voor uw reactie.
      Het kan niet altijd, maar ik werk het liefst zonder financiële afhankelijkheid van fondsen en overheden. Door het donatiemodel kan ik een deel van de gemaakte onkosten dekken, terwijl degenen die niet kunnen of willen doneren toch kennis kunnen nemen van de door mij beschreven geschiedenisfragmenten. Iedereen blij (hoop ik).

      Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.