Op de dag die later D-day bleek te zijn, moest Gerrit Onrust opdraven bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Als melkboer in de Amsterdamse Rivierenbuurt was hij natuurlijk goed op de hoogte van wat er in de wijk speelde. Hij heeft er echter nooit over verteld. Hier een reconstructie door zijn kleinzoon.

Zentralstelle
In de nagelaten papieren van Lena Onrust-Kriek (Krommenie 1906-Zaandam 1976) en Gerrit Onrust (Zaandam 1900-Zaandam 1980) zit een onooglijk papiertje; ongeveer een derde A4, met een gestencilde tekst en enkele ruimtes om wat in te vullen. De tekst luidt (cursief wat met een paars potlood is ingevuld): ‘Voor het geven van inlichtingen gelieve U zich dinsdag, den 6 Juni ’44 tusschen 2 en 4 uur te melden bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, Adama van Scheltemaplein 1, kamer 10. Amsterdam.’ De dagtekening was ‘A’dam. 5 Juni 1944.’ En de ondertekening ‘Den heer/Mvr. Turksma.‘

Melkinrichting
Gerrit en Lena Onrust bestierden vanaf 1933 een ‘melkinrichting’ in de Rivierenbuurt, op de knik van de Roerstraat, zo’n tweehonderd meter van het Merwedeplein, waar de familie Frank woonde. Net als vrijwel iedereen waren zij de eerste bewoners in deze ruim opgezette wijk met brede stoepen, met als blikvanger – komend vanaf de Amstel – de ‘wolkenkrabber’, nog steeds een iconisch gebouw in een nog steeds gewilde wijk.
Vader Willem was rijk genoeg om al zijn kinderen bij het verlaten van de ouderlijke boerderij óf een boerenbedrijf óf een melkzaak mee te geven.
Gerrit was de jongste van elf broers en twee zusters van herenboer ‘dunne’ Willem Onrust en Trijntje Lubbes, die in een buitendijkse boerderij net voorbij de Hanepadsloot op de Zaandamse Zuiddijk woonden. Lena stamde uit Krommenie, met banden met blikfabriek Zaanlandia. Vader Willem bezat en pachtte landerijen tussen de Zuiddijk en Oostzaan, dus delen van onder meer Poelenburg en wat men toen nog de ‘Sluispolder’ noemde. Hij was rijk genoeg om al zijn kinderen bij het verlaten van de ouderlijke boerderij óf een boerenbedrijf óf een melkzaak mee te geven. Zo kwamen Gerrit en Lena aan de zaak in de Roerstraat.

Familie Frank
Dat was hard werken. Melk werd ’s ochtends vroeg in melkbussen van veertig liter aangeleverd. Deze werden op platte karren gezet, want Onrust had twee knechten en drie ‘melkwijken’. Daarnaast was vanaf het moment dat men wakker was de winkel open, die vanzelfsprekend bestierd werd door moeder Lena Onrust. Onrust was één van de drie melkboeren in de Rivierenbuurt. Hoewel ze maar een paar honderd meter van elkaar woonden, was de familie Frank geen klant bij Onrust.
Ondanks dat het crisis was en de huurprijzen behoorlijk hoog (zo’n vijftig gulden plus twintig gulden stookkosten; een gemiddelde vakarbeider verdiende honderd gulden) werden de huizen snel verhuurd. Daarvoor kreeg men wel een ruim appartement, met badkamer met ligbad en centrale verwarming. Wie werkloos werd moest echter snel naar een andere woning uitzien. Dat gold ook voor flink wat Duitse Joden die kort na de Kristallnacht naar Nederland kwamen.
Bewegingsvrijheid
Voor de jongens en meisjes die uit de Duitse steden kwamen betekende de Rivierenbuurt veel meer bewegingsvrijheid. Door de brede stoepen en het middenplein van het Merwedeplein kon men gaan en staan (fietsen!) waar men wilde. De straten waren ook bijna leeg; wie had er een auto (ja, de arts)? En kindermeisjes, zoals men die in Duitsland had gehad, die waren hier niet meer. Ongeveer een kwart van de nieuwe bewoners waren Oost-Europese (vooral Duitse) Joden (Asjkenazim).
Ongeveer een kwart van de nieuwe bewoners waren Oost-Europese (vooral Duitse) Joden.
Zoals in veel gezinnen, na de oorlog werd in huize Onrust hier niet over gesproken. Pas toen de enige zoon van Lena en Gerrit (Willem Onrust, bekend van Vonk Sports) al zeventiger was vertelde hij: ‘Mijn vader is in de oorlog een oude man geworden. Als melkboer had hij een loper, waarmee hij bij alle huizen naar binnen kon. Als de bewoners aan het werk waren dan lieten ze net op de hoek van de deur een briefje met bestelling achter. Dat werd dan met een maatbeker afgepast in een pan achter gelaten. Aan het einde van de week moest mijn vader dan langs de huizen om geld te krijgen. Doordat hij die loper had, was hij minimaal vijf keer degene die een deur opende en dan geconfronteerd werd met een Joods iemand die zich in het trapgat verhangen had.’

Eerste razzia’s
Zoals bekend, op 22 en 23 februari 1941 vonden de eerste razzia’s plaats in Amsterdam en kort daarop de Februaristaking. In de Rivierenbuurt merkte men dit omdat de tram opeens niet meer reed. Hier werd na de oorlog vrijwel niet meer over gesproken. Op een bepaald moment kwam voor de winkel een bakkerskar, vergezeld door een politieagent, te staan. En zoon Willem (geboren in 1935) herinnerde zich dat hij met blote voeten heeft moeten rondlopen in een zinken teil gevuld met zure melk, om boter te maken.
En toen kwam dus het briefje; Gerrit moest zich melden op de Zentralstelle (tegenover het gebouw van de SD). Dat hij zich moest melden is niet vreemd; als één iemand wist of er in de Rivierenbuurt nog Joden ondergedoken waren, dan was dat de melkboer met zijn drie melkwijken en winkel op de hoek van de straat. Gerrit moet ook geweten hebben dat de man die hem opgeroepen had – Turksma – wist dat als iemand nog Joden wist te vinden, dat dat de melkboer moest zijn.
Als één iemand wist of er in de Rivierenbuurt nog Joden ondergedoken waren, dan was dat de melkboer.

Echtpaar Chits
Hoe het gesprek verlopen is, we weten het niet. Wat we wel weten is dat Gerrit en Lena inderdaad wisten dat hun Joodse rechtsbovenburen, Hetty Chits-Bachra (1911-2005) en Siegfried Chits (1904), er nog waren. In de nagelaten papieren zit een kaart In Eretz Israël, met boven deze tekst een verwaaide boom. De familie Chits overleefde de oorlog en heeft, via het Joods Nationaal Fonds op 12 juni 1947 (24 siwan 5707), een boom in Israël laten planten. Uit erkentelijkheid voor de ons in de zo moeilijke oorlogsjaren verleende buitengewone hulp en steun.

In het archief van het Joods Museum zitten twee brieven, geschreven door Hetty (formeel: Esther) Chits. Zij schreef deze vanuit Göteborg, waar zij eind 1945, via Lübeck, om aan te sterken naartoe was gebracht. In de brief schrijft zij over de laatste week van voor de bevrijding van Bergen-Belsen van haar en haar man Siegfried (‘Frits’). Na op 29 september 1943 in kamp Westerbork te zijn aangekomen, werden ze op 1 februari 1944 doorgevoerd naar Bergen-Belsen. Dat kamp was overbevolkt. In hun barak was plaats voor honderdvijftig personen, maar er waren zo’n vijfhonderd mensen in ondergebracht.
Frits en Hetty leerden elkaar kennen bij het archief van Van Leer, het Amsterdamse verpakkingsbedrijf. Frits maakte daar carrière; hij werd uiteindelijk lid van de Raad van Bestuur. Hetty was vanaf haar huwelijk huisvrouw. Zij overleed in 2005, haar man enkele jaren eerder.

Zaandam
Gerrit en Lena Onrust bleven tot eind jaren vijftig in de Roerstraat melk, melkproducten en (Verkade)koekjes verkopen, maar kwamen toen toch terug naar Zaandam. Zij gingen wonen in het ‘witte huis’ op de hoek Skagerrak-Prins Hendrikstraat.
De overgeleverde papieren bestaan verder uit een aantal bevrijdingsblaadjes, het persoonsbewijs van Gerrit, bonnen (en een bonplakvel) en twee kaarten waarop de geallieerde voortgang in West-Europa werd bijgehouden (dus men was eigenaar van een radio). De spullen zijn in bezit van leraar geschiedenis Ger Jan Onrust, de auteur van dit verhaal.

Literatuur: Rian Verhoeven, Anne Frank was niet alleen. Het Merwedeplein 1933 – 1945 (Amsterdam 2019).
4 gedachten over “De Joodse buren van melkboer Onrust”
Wat een interessant artikel! Ik woonde vanaf 1959 in de Biesboschstraat, zat in de Roerstraat op school en kwam dus elke ochtend langs de melkhandel op de hoek bij de knik. De Biesboschstraat had ook een melkboer, op de hoek bij de Maasstraat en ook de Jekerstraat had een melkhandel. Er was dus duidelijk voldoende klandizie voor drie winkels die ieder één straat bedienden.
Op 14e jarige leeftijd werkte ik op zaterdag bij groente- en delicatessenwinkel Weesing, die op de hoek van het Merwedeplein zat en bracht de bestellingen op een bakkersfiets rond.
Dank voor uw reactie!
Prachtig en mooi indrukwekkend verhaal.
Ik woonde in de Roerstraat een paar huizen vanaf de knik op nr.58.
De naam Onrust is mij wel zeer bekend. Ben in de jaren 50 vaak in de winkel van Onrust geweest. Ik herinner mij nog de melkbezorger Kees die
Altijd in huis de melk afleverde en bij mijn moeder in de keuken koffie dronk.
Dank!