Een klein jaar na de bevrijding beschreef de Koogse verzetsstrijder Dirk van der Veen zijn ervaringen in Amsterdam, Vught en Dachau. Het resultaat: een genuanceerd, eerlijk en nauwgezet verslag van zijn tijd als gevangene van de nazi’s.
In deel 2: Kamp Vught.
Deel 1: Arrestatie en Amsterdam.
Kamp Vught
Op 1 Maart, dag van R.K.-pakket, transport naar Vught. Al opgesteld op de binnenplaats verscheen de zuster nog met voor ieder een prachtig pakket. In ‘luxe’ trein naar Vught en in beste stemming gearriveerd. In trein nog brief geschreven aan mijn vrouw en met W.A.-man [Weerafdeling van de NSB] meegegeven, die de brief inderdaad heeft bezorgd. Ontvangst in Vught zeer raar, eerst ’s avonds laat in de gestreepte pakjes en het verschrikkelijke schoeisel, waar je niet op loopen kon. De week quarantaine was best uit te houden, alleen de voeten deden verschrikkelijk pijn. Het lange staan op de appèlplaats was vaak een marteling. Eten was slecht, maar door de pakketten en Roode Kruis meer dan voldoende. De pakketten bereikten mij regelmatig.

Gilze-Rijen
Hoofdzakelijk in blok 19 gelegen bij Rudi, een Blockälteste, waarmee te praten viel. Hij was alleen maar àf en tóe kampziek. Eind Maart, na diverse commando’s, hoofdzakelijk Luftwaffe (heen en weer kruien met steeds hetzelfde stuk aluminium), Wegenbouw, Wasserleitung, naar Gilze-Rijen (vliegveld van Breda). Hier lagen we in gecamoufleerde barakken, wel onrustig (bij luchtalarm ’s nachts eruit), maar veel korter werken. In Vught ’s morgens plusminus 6 uur appèl en ’s avonds 7 uur. In Gilze-Rijen om 8 uur ’s morgens en om 6 uur ’s avonds. Verder veel rust door luchtalarm overdag.
Na een bombardement sloeg onze commandant blindelings erop los.
Het eten was uitstekend, o.a. stalen we aardappelen van de Wehrmacht mét de Wehrmacht. De posten waren er allemaal van de Wehrmacht en [ze] knoopten aan een luchtalarm een kwartiertje vast. De eenige SS’er was onze commandant, Unterscharführer [Ernst] Prengelmann, die uitstekend zorgde voor ons voedsel, maar gek werd als er iets was gebeurd. Na een bombardement (bomtrechters dichtmaken) sloeg hij blindelings erop los, als er iemand ontvlucht was (dat gebeurde nogal eens) moest het betreffende commando de heele nacht blijven staan en kreeg meestal slaag. De laatste keer waren 4 Häftlinge gevlucht met de post (een Elsasser). De capo heeft hij toen half doodgeslagen. De volgende morgen kwam de commandant van Vught, ’s middags waren we weer in Vught, alleen een klein commando bleef achter.

Naar Dachau
In Vught deden we een paar weken zoo goed als niets. Toen, plotseling, op 24 Mei 1944, transport naar Dachau. Duur 24 uur. Voldoende brood, maar zeer weinig water. Oorspronkelijk 46 man per wagon, 6 stuks ontvlucht, waardoor een paar benauwde oogenblikken bij ontdekking, maar alles met een sisser afgeloopen.