Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De Februaristaking in de Zaanstreek. 5: De afloop

Samen met Geke van de Kamp en Sander Wegereef schreef ik in 2017 het boekje De Februaristaking in de Zaanstreek (het is nog verkrijgbaar). De centrale hoofdstukken en een toegift zijn nu ook online te lezen. Hier deel 5, over de afloop van de grootste werkonderbreking die de Zaanstreek ooit kende.

Ogenschijnlijk keerde op 28 februari de alledaagse routine terug, maar onder de oppervlakte sudderde het Zaanse onbehagen voort. Een voorbeeld daarvan was te vinden in het beklag dat een Verkade-medewerkster deed tegen de politie. Ze had verkering met een Duitse jongen en was twee dagen eerder in de verder vrijwel leeggestroomde fabriek stug doorgegaan met haar werk. De stakers namen haar dat allebei kwalijk. “Hetgeen reeds eerder het geval was, wordt thans in grotere mate gedaan”, vertelde ze daags na het aflopen van de staking. “Meerdere malen worden er door het daar werkende personeel uitdrukkingen gedaan over de Duitsers, zoals ‘Rotmoffen, stinkmoffen, ze halen hier alles weg, enz.’ Ze weten vermoedelijk dat ik zulks niet plezierig vind en ik geloof dat ze dat doen om mij daarmee te plagen.” Haar verzoek om de pestende collega’s een waarschuwing te geven, vond gehoor. De directie van Verkade liet briefjes ophangen met het dringende verzoek om elkaar respectvol te bejegenen.

Seyss-Inquart

Voor zover Seyss-Inquart nog de illusie had de Nederlandse harten te veroveren, bleef daarvan na de Februaristaking weinig over. Zijn streven om de bevolking over te halen het nationaalsocialisme te omarmen was finaal mislukt. Hij besloot tot een radicale koerswijziging. Op 12 maart 1941 stelde hij Nederland een geforceerde gelijkschakeling naar Duits staatsmodel in het vooruitzicht. Vanaf die dag werden organisaties in verhoogd tempo ontbonden of onder NSB-toezicht geplaatst.

Het bleef niet beperkt tot het strakker aanhalen van de teugels. De Reichskommissar had een paar dagen tevoren ook al een reeks strafmaatregelen aangekondigd tegen de weerspannige gemeenten en hun inwoners. De eerstvolgende Zaandamse markt mocht geen doorgang vinden, de plaatselijke bioscopen waren voorlopig verboden terrein. Voor ‘culturele en andere voorstellingen’ was even geen ruimte meer en ‘dansen is verboden’. Vanaf half negen ’s avonds mocht in Zaandam vrijwel niemand nog naar buiten. “Alle vensters en deuren van alle gebouwen moeten gesloten zijn. Wordt dit bevel overtreden, dan wordt wapengeweld gebruikt.” Van de andere Zaangemeenten kreeg alleen Wormerveer een sanctie: het een etmaal eerder afgekondigde, vanaf half negen ’s avonds geldende uitgaansverbod werd verlengd. Het duurt tot 4 maart voor deze straf werd afgezwakt.

De Zaanlander, 28-2-1941.

Er kwamen meer straffen. Amsterdam, Hilversum en Zaandam kregen een ‘zoengeld’ opgelegd van respectievelijk 15, 2½ en een half miljoen gulden. De rijke bovenlaag van de bevolking diende deze boete binnen zes weken op te brengen. Duitse onderdanen kwamen in aanmerking voor dispensatie, uitgezonderd natuurlijk de joodse immigranten.

Ambtenaren die hun taken hadden neergelegd, moesten een maand salaris inleveren. Het was de bedoeling dat ook de stakende fabrieksarbeiders werden beboet, door een deel van hun loon in te houden. Een aanzienlijk deel van de werkgevers leek daar echter een loopje mee te nemen. Bij papierfabriek Van Gelder betaalden ze gewoon uit. Albert Heijn hield als resultaat van de Duitse druk salaris achter, om het er een week later weer bij te doen ‘onder de mededeling dat de verloren uren ingehaald waren. Hier is genoegen mee genomen’.

De Zaanlander, 1-3-1941.

Een uitzondering vormden de onder staatstoezicht opererende Artillerie-Inrichtingen. Jan Rozema: “Toen wij de volgende week ons loonzakje ontvingen, was die dag van de staking er niet bij, en dat hadden wij er allen graag voor over, daar werd niet eens meer over gesproken.” Het bleef echter niet bij die ene inhouding. In juni kreeg de directie opdracht, naar eigen zeggen ‘van hogerhand’, om een extra strafkorting toe te passen. Afhankelijk van de hoogte werd van het maandloon eenmalig 10-25 procent ingehouden. Zowel de wapenfabriek als de gemeente Zaandam betaalde de opgelegde boete overigens na de bevrijding terug. Rauters in De Zaanlander gepubliceerde suggestie dat ‘het geoorloofd [is] arbeiders die op 25 of 26 februari hebben gestaakt te ontslaan’ werd door de werkgevers genegeerd.

De Duitsers waren beducht voor nieuwe acties. Dat was niet onbegrijpelijk: de CPN-leiding deed een poging om op 6 maart een landsbrede staking te bewerkstelligen. De inzet was opnieuw de invrijheidstelling van de gearresteerde joden. Verder klonk onder meer de roep om amnestie voor ontslagen stakers en om ontbinding van de Nederlandse SS en WA. Al op 1 maart deed in Zaandam het gerucht over de nieuwe staking de ronde. In reactie op de onrust werden verspreid over Nederland zestig (oud-)communisten gearresteerd. Daags voor de vermeende massale werkweigering zou losbreken, was de Ordnungspolizei in verhoogde alarmtoestand. De gemeentelijke autoriteiten in Zaandam werden gealarmeerd. De voorzorgsmaatregelen wierpen hun vruchten af. Op 6 maart bleef alles rustig. De vele repressieve maatregelen werden weer enigszins teruggedraaid.

Nog voor de nieuwe arbeidsonderbreking zijn beslag kreeg, verloor Joris in ’t Veld zijn baan. Het ontslag van de Zaandamse leidsman werd afgekondigd via de radio. Als motivering voor het gedwongen vertrek noemden de bevelhebbers een door hem uitgesproken Oranjegezinde rede in de meidagen van 1940 en zijn ‘defaitistische propaganda’ voor Winterhulp. “Ik was er, eerlijk gezegd, wel gelukkig mee. Het was een opluchting”, verklaarde de verse werkloze later.

Sofortiger Wirkung

Burgemeester in ’t Veld kreeg dus ‘mit sofortiger Wirkung’ ontslag. Zijn plaats werd vergeven aan de fanatieke Cornelis van Ravenswaay. Die had zich pas in oktober 1940 aangemeld als lid van de Nationaal-Socialistische Beweging en behoorde daarmee volgens oudgedienden van die partij tot de ‘meikevers’, mensen die zich eerst na de Duitse inval als nazi lieten registreren. Desondanks zag Hanns Albin Rauter in deze voormalige legerofficier een goede burgemeester van een ‘mittelgrössere Stadt, wo es politischer schwer ist’.

Rauter wilde na de Februaristaking het gemeentebestuur van Zaandam kwijt, omdat het in zijn ogen te zwak had gereageerd op de onlusten. Van Ravenswaay ging voortvarend te werk. Net benoemd bepleitte hij in een brief aan de Provinciecommissaris een stevige aanpak van ‘alle tegenstrevende elementen’, zoals ‘clerus en predikanten, propagandavrijheid van de Unie, de charitas van de “kerkelijke zijde”, invloed der Rijkssteunuitkeringen via de vakbonds-werklozenkassen, de aanwezigheid van anti-nat. soc. burgemeesters in de omliggende gemeenten’. Zelf gaf hij het goede voorbeeld. De weinig coöperatieve gemeentesecretaris Hubart Scholten werd vervangen door de meegaander hoofdcommies Gerrit Blom. Politiecommissaris Cornelis Roscher moest vanwege ‘sein schlappes Auftreten‘ eveneens vertrekken. Van Ravenswaay posteerde tal van werkloze NSB’ers in het gemeenteapparaat en bij de politie. Binnen de kortste keren bepaalde hij vrijwel in zijn eentje de politieke koers van Zaandam.

Jan Kalff

In Krommenie kreeg de eveneens te weerbarstig bevonden burgemeester Jan Kalff in mei 1941 zijn congé. Hij werd gearresteerd wegens Duitsvijandige uitingen en maandenlang gevangen gezet. Was er in 1941 geen Februaristaking uitgebroken, dan hadden hij en andere leidinggevende Zaankanters ongetwijfeld langer in functie kunnen blijven.

Het als gevolg van de Februaristaking openlijker etaleren van de dictatoriale intenties riep uiteraard tegenstand op. Voor Zaandammer Walraven van Hall, de latere aanvoerder van het Nederlandse verzet, was het bijvoorbeeld aanleiding om geld in te zamelen voor getroffen werknemers. Het was een van de eerste keren dat hij optrad als illegale financier. Van mensen zoals hij, die niet langer toezagen, maar de loop van de geschiedenis probeerden te keren, kwamen er gaandeweg steeds meer.

Een maand na de Februaristaking vond de officiële opening plaats van het (overigens al daarvoor als zodanig in gebruik genomen) NSB-Kringhuis aan de Zaandamse Stationsstraat (Gemeentearchief Zaanstad).

De groep die weerstand bood, groeide verder toen Zaandam in januari 1942 als eerste Nederlandse gemeente werd ontdaan van haar joodse bevolking. Het merendeel moest binnen drie dagen verhuizen naar een Amsterdams Judenviertel, het voorportaal van de concentratiekampen. De overigen gingen meteen door naar kamp Westerbork. Daarvoor waren waarschijnlijk meerdere, in elkaar grijpende redenen. De aanwezigheid van de door antisemitisme gegrepen burgemeester Van Ravenswaay maakte deze stap relatief simpel. De enthousiaste Zaanse respons op de Februaristaking zal een rol hebben gespeeld. Bovendien was het Amsterdamse getto via een korte treinreis makkelijk te bereiken. En de opkomende illegaliteit in de Zaanstreek kon via deze verbanning duidelijk worden gemaakt wie de touwtjes in handen had.

Dat de nazi’s de Zaanse regio al tijdens de eerste oorlogsjaren een moeilijk werkgebied vonden, bleek eens te meer uit een waarschuwing van Provinciecommissaris Albert Backer aan het adres van Jan Kalffs opvolger, de pro-Duitse burgemeester Gerrit Jongsma: “Veel misverstanden en veel tegenwerking zult gij moeten overwinnen.” Tegen diens Zaandamse collega liet Backer zich ontvallen dat Zaankanters ‘zeer moeilijk zijn’. En het NSB-blad Zwarte Soldaat klaagde een maand na de Februaristaking al dat ‘de Zaanstreek één der moeilijkste streken van ons vaderland is’. Het echte verzet tegen de Duitse tirannie was toen nog amper op gang gekomen.

Door verzetsvrouw Truus Menger gemaakt monument ter nagedachtenis aan de Februaristaking in de Zaanstreek (Gemeentearchief Zaanstad).

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.