De Februaristaking in de Zaanstreek. 3: Woensdag 26 februari

Samen met Geke van de Kamp en Sander Wegereef schreef ik in 2017 het boekje De Februaristaking in de Zaanstreek (het is nog verkrijgbaar). De centrale hoofdstukken en een toegift zijn nu ook online te lezen. Hier deel 3, over de opstand tegen de NSB tijdens de grootste werkonderbreking die de Zaanstreek ooit kende.

Kort nadat de klok van de Bullekerk in de nacht van 25 op 26 februari twaalf uur sloeg, brachten twee agenten evenveel geüniformeerde WA-mannen van de Westzijde naar het bureau Vinkenstraat. Albert van Wel uit Koog aan de Zaan en Dirk van der Schoor uit Zaandijk hadden de spertijd getrotseerd en waren daarbij betrapt. Zelf zagen ze dat heel anders. Uit het politierapport: “Door hun hoofdcommando te Amsterdam was, volgens hun verklaring, in overleg met de Duitse Polizei de alarmtoestand afgekondigd. Door de WA zou dan 24 uur per etmaal moeten worden gepatrouilleerd. Van hun commandant alhier hadden zij daartoe opdracht gekregen. Daarbij hadden zij geconstateerd dat Zaandam was volgeplakt met leuzen tegen de NSB. Door hen was getracht eventueel plakkers te betrappen, hetgeen niet gelukte. Wel waren door hen vele biljetjes verwijderd.” Door het duo korte tijd van de straat te plukken, lieten de dienstdoende politieagenten opnieuw zien bij wie hun voorkeur lag.

Een van de Zaanse biljetten waarop werd geprotesteerd tegen ‘de beestachtige jodenpogroms’ in Nederland (Gemeentearchief Zaanstad).

Weerafdeling

WA-wachtmeester Van Wel had de politie een dag eerder al gezegd dat de plaatselijke Weerafdeling zich gedwongen zou voelen om gewapend op te treden indien de situatie verslechterde. Dat de WA zich niet beperkte tot het verwijderen van stakingsoproepen werd eens te meer duidelijk toen haar propagandaleider, de fervente antisemiet Menne Bos, ’s nachts op de Prins Hendrikkade een bewoner van zijn bed lichtte. Die zou zich ‘ontoelaatbaar’ hebben geuit en stiekem naar de Engelse radiozender luisteren. De NSB onderwierp haar gevangene aan een verhoor. De ontvoering bleek echter al snel een vergissing. De gezochte tegenstander woonde niet in Zaandam, maar in Wormerveer. Diens geschrokken naamgenoot herkreeg na enige tijd zijn vrijheid en mocht verontschuldigingen in ontvangst nemen.

De verdere nacht bleef het rustig, op de vondst na van ‘enige stukken papier, waarop leuzen van beledigende inhoud voor een groep van de bevolking voorkwamen’. Patrouillerende agenten scheurden ze van de muren. Het waren de laatste relatief kalme uren voordat de Februaristaking in volle hevigheid uitbrak.

Mensenmenigte

Het begon op 26 februari al vroeg. Om half acht stond er in de Zaandamse Oostzijde bij zowel de poort van verfproducent Pieter Schoen als op de binnenplaats van de naastgelegen Albert Heijn-fabriek een mensenmenigte. Ze weigerden om naar binnen te gaan. Personeel van omliggende bedrijven werd opgewekt om er eveneens de brui aan te geven. Die oproep verspreidde zich als een olievlek. Het CPN-stakingsmanifest ging van hand tot hand. Om acht uur waren alleen al op de Oost- en Westzijde minstens zeven fabrieken met in totaal ruim duizend personeelsleden in staking. De politie probeerde een inventarisatie te maken, maar kon de ontwikkelingen nauwelijks bijbenen.

Om tien uur riep de directeur van de Artillerie-Inrichtingen zijn personeel bijeen. Frans den Hollander moest deze maand niet voor het eerst een moeilijke beslissing nemen. Tien dagen voor de staking losbarstte, had hij met pijn in het hart ‘in opdracht van de Wehrmachtsbefehlhaber in den Niederlanden‘ 28 joodse ambtenaren en arbeiders moeten ontslaan. Op 25 februari hield hij zijn halfslachtige toespraak om leegloop van het bedrijf te voorkomen. Maar nu gebeurde dat alsnog. Een deel van de werknemers was al vertrokken, anderen wachtten gespannen de verdere ontwikkelingen af. Den Hollander stak opnieuw een wat verwarrend verhaal af tegen zijn medewerkers. Hij eindigde daarentegen met een nauwelijks mis te verstane vingerwijzing. “Ik heet niet alleen Hollander, ik bèn ook Hollander”, zei de directeur. Even later was nog slechts een enkeling aanwezig op het Hembrugterrein. Naar schatting tweeduizend werknemers onttrokken zich aan hun dagelijkse verplichtingen.

Joris in ’t Veld

Alvorens ’s morgens naar het gemeentehuis in de Wilhelminastraat te gaan, stapte burgemeester Joris in ’t Veld bij zijn kapper binnen. Het gesprek van de dag daar behelsde uiteraard de onrust in de stad. De burgemeester sprak er zijn verbazing over uit dat de kappersbediende nog aan het werk was. Die had aan een half woord genoeg: “Ja baas, wat denkt u er van, zal ik het werk maar neerleggen?” Ten overstaan van In ’t Veld kon die moeilijk nee zeggen. De bediende verliet de zaak. Even later draaide de eigenaar zijn onderneming op slot; ook hij sloot zich aan bij het groeiende stakerslegioen.

Gealarmeerd door een telefoniste van een Amsterdams bedrijf begonnen de medewerksters van de Kamer van Koophandel even na negen uur rond te bellen. Vanuit het kantoor aan de Westzijde klonk de telkens herhaalde mededeling dat er een staking gaande was. De drie medewerksters deden de Zaanse ondernemingen de suggestie aan de hand om zich er bij te voegen. Een van hen, Wies Vogel: “We begonnen met de grote ondernemingen, waar veel mensen werkten. Bruynzeel, Honig, Verkade, enzovoort. Die hebben we gezegd: ‘Gaan jullie verder bellen en de andere bedrijven in jullie omgeving waarschuwen.’ De telefonistes die we spraken waren erg verbaasd. Hun reactie? ‘Ja, natuurlijk doen we mee. We gaan meteen bellen. Beter dat ze het twee keer horen dan één keer.’ Zo’n gesprekje duurde vijf minuten. En ze waren allemaal enthousiast. We wisten niet wat voor personeel daar achter zat. Daar hebben we niet eens bij nagedacht; we gingen er gewoon vanuit dat ze allemaal voor ons waren en niet voor de Duitsers. Binnen een uur wist eigenlijk iedereen het al. Zo snel ging het.” Zodra ze klaar waren met bellen, trokken de medewerksters de Kamer van Koophandel de deur achter zich dicht en vertrokken.

De Zaanlander

De bedrijven die een dag eerder al stillagen, bleven ook op 26 februari leeg. Ze kregen navolging in de hele regio, van de Artillerie-Inrichtingen aan de uiterste zuidkant van Zaandam tot de fabrieken in Krommenie. Er trok inmiddels een almaar langer wordend mensenlint van noord naar zuid. Van Wormerveer, waar drukkerij Meijer behoorde tot de eerste bedrijven die er mee stopten, ging het naar dagblad De Zaanlander. “Daar werd echter de poort gesloten”, verhaalde een anonieme getuige. “Verwonderlijk vond men dat niet, omdat het [gelijkgeschakelde] blad in die tijd nu niet bepaald geliefd was bij de Zaanse arbeiders. De stoet was reeds uitgegroeid tot 150 man en tenslotte kon men met de drukkerij-arbeiders van De Zaanlander praten, die zich daarna aansloten. De tocht van grafische arbeiders ging vervolgens naar Schenk in Zaandam. Ondertussen waren de meelfabriek, de gortfabriek, de chocoladefabriek van Pette en vele andere bedrijven leeggelopen.”

De solidariteitsbetuiging bereikte ook de overzijde van de Zaan. In een naoorlogs overzicht stonden de namen van zes in Wormer gevestigde, stilgelegde bedrijven met in totaal ruim negenhonderd werknemers. De demonstratie in het netaan vijfduizend inwoners tellende dorp vond zowel op 25 als 26 februari plaats. “Als reden van staking werd unaniem opgegeven: Protest tegen de wegvoering van de joden”, aldus een politieverslag. “Als bijzonderheid kan hier nog aan toe worden gevoegd, dat toen in de fabrieken genoemde stakingen uitbraken, in de gemeente Wormer alle neringdoenden hun zaken hebben gesloten als solidair zijn[de] met de stakers.”

Pamflet

Die eensgezindheid onder de winkeliers was ook terug te lezen op een Zaandams pamflet. Dat illustreerde tevens de naïviteit over de verwachte Duitse redelijkheid en humaniteit ten aanzien van hun actie. Veertien bij naam genoemde winkels (overigens aangevuld met de woorden ‘enz. enz.’) besloten ‘als protest tegen de maatregelen genomen in strijd met de Nederlandsche Grondwet in staking te gaan’. Hun ‘bekendmaking’ vermeldde ‘de eisen voortvloeiend uit dit protest’, te weten ‘1ste Ontwapening van de N.S.B., 2de Vrijlating van de ontvoerde Nederlanders’. Voor zover daarover nog misverstanden konden bestaan, benadrukten ze dat de manifestatie ‘niet is bedoeld als staking voor materiële belangen van het personeel, noch tegen de bezettende overheid, doch voor het behoud van onze Nederlandse vrijheid en eerbiediging van geloof, ras en politieke overtuiging’. Niet beseffend welk represaillegevaar ze liepen, sloot het manifest af met de namen van acht personeelsvertegenwoordigers.

Een deel van het Zaandamse winkelpersoneel nam op 26 februari 1941 openlijk stelling tegen de NSB en de jodenvervolging (B.A. Sijes, De Februaristaking).

Bij Wessanen in Wormerveer plaatsten stakers een bord bij de fabriekspoort. Het bevatte drie eisen: ontwapening van de NSB, stopzetting van de jodenvervolging en handhaving van de Nederlandse Grondwet. Om één uur ’s middags werden de machines stilgezet voor een 24-uursstaking. De verontwaardiging bij Wessanen was groot, schreef de directie in 1946: “Wij vernamen dat in A’dam de Jodenbuurt was afgezet, bruggen opgehaald, joden op het Waterlooplein verzameld werden. In Wormerveer was bovendien gezien dat joden in auto’s samengepakt langs de Prov. weg naar Schoorl werden vervoerd.” Geen wonder dat de stemming op 26 februari ‘sterk anti-Duits en anti-NSB’ was.

Meerderheid

Het vertrouwen in een goede afloop en de inwilliging van het gevraagde bleef groot. Dat Rauter die ochtend heel Noord-Holland onder militair gezag plaatste en voorbereidingen trof om de opstand hard neer te slaan, had de buitenwereld nog niet bereikt. Naarmate de dag vorderde, steeg het aantal stakers in de Zaanstreek tot – conservatief geschat – vijftien- à twintigduizend. De regio telde in 1941 zo’n tachtigduizend inwoners. Na aftrek van de kinderen, bejaarden, werklozen en huisvrouwen wordt duidelijk dat de meerderheid van de Zaanse werknemers minimaal één dag de arbeid achterwege liet.

Veiligheidshalve legden sommige ooggetuigen hun ervaringen met de Zaanse staking pas na de bevrijding vast. Zaandammer Willem Brinkman deed dat al in 1941. Deze gereformeerde boekenverkoper zou twee jaar later uitgroeien tot de provinciaal leider van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO), een illegaal verband dat duizenden mensen – met name joden en weigeraars van de Arbeitseinsatz – aan een schuilplaats hielp. Kort na de Februaristaking beperkte zijn ergernis over de oorlogsgang van zaken zich nog tot het papier. “Zelfs de Zaanse boekhandelaren hebben, middels de voorzitter dhr. K. Blees, telefonisch afgesproken vandaag vanaf 1 uur de zaken te sluiten. Hierbij heb ik mij aangesloten uit de overweging dat een weliswaar korte, maar unanieme staking een gesloten en massale demonstratie geeft van het gevoelen van het Ned. volk, dat in zo hoge mate de terreurdaden der bezettende overheid tegen de joden afkeurt”, tikte de anders zo gezagsgetrouwe Brinkman. “Reeds in de vroege morgenuren heerste er een drukte van belang. Groepen stakers trokken door de straten en wekten anderen op het werk neer te leggen. Aan bomen en schuttingen waren gestencilde pamfletten aangeplakt, welke openlijk het volk aanspoorden het volk van Amsterdam te volgen.”

Marcus Bakker

In dezelfde straat waar Willem Brinkman zijn boekwinkel had, de Westzijde, bevond zich het Gemeentelijk Lyceum. Eindexamenleerling Marcus Bakker was getuige van de voorbijtrekkende opstandelingen. De hbs’er wilde zich er dolgraag bij aansluiten. “Er kwamen arbeiders langsfietsen, maar jammer genoeg riep er niemand: ‘Kom op, er is dat en dat aan de hand, kom mee!’ Toen kwamen die leraren en masse op ons af, en wendden zich voornamelijk tot mij, met rector Oosterhuis erbij: ‘Bakker, Bakker, ga toch aan het werk, denk om de school, om je toekomst, om je medeleerlingen.'” Het latere CPN-Kamerlid zwichtte voor de druk. “Ik heb er altijd de pest over in gehad”, analyseerde hij decennia nadien.

Een onbekende scholier, waarschijnlijk een leerling van het Gemeentelijk Lyceum in Zaandam, schreef een eigen stakingsoproep (Gemeentearchief Zaanstad).

Op het gehoorzame lyceum – en voor zover bekend ook bij de andere scholen – was er onder de docenten één uitzondering. Tijdens de staking keerde George Louis Jambroes zich namelijk als enige leraar openlijk tegen de Duitse jodenhaat. Hij legde het werk neer. “In Zaandam trachtte ik, na een bezoek aan Amsterdam te hebben gebracht, de staking tot de scholen en het administratieve gemeentepersoneel uit te breiden”, schreef de activistische wiskundedocent in de herfst van 1941. Zijn initiatief sloeg niet aan. Nog voordat de opstandige leraar zelfs maar zijn eigen collega’s kon overhalen, greep rector Oosterhuis in. Het schoolhoofd luidde de bel en dirigeerde de medewerkers naar hun lokalen. Jambroes bleef eenzaam achter in de lerarenkamer. Enkele weken later vluchtte de inmiddels door de Sicherheitsdienst gezochte Zaandammer via België, Frankrijk, Zwitserland, Spanje en Portugal naar Groot-Brittannië. De Nederlandse regering in ballingschap zag in hem de uitgelezen persoon om het Plan for Holland uit te voeren, een poging om een landelijk dekkend, ondergronds leger op te zetten. Als gevolg van het Englandspiel werd de missie een jammerlijke mislukking. Jambroes viel in Duitse handen. Na ruim twee jaar gevangenschap werd hij in september 1944 met tientallen collega-agenten om het leven gebracht in concentratiekamp Mauthausen.

Polak & Schwarz

Ook bij de firma Polak & Schwarz heerste verdeeldheid, zij het op grotere schaal dan bij het Gemeentelijk Lyceum. Nergens in de regio werkten zoveel joden als bij deze fabrikant van geur- en smaakstoffen. Rond tien uur besloot het personeel over te gaan tot een stemming, met als inzet de vraag of de essencefabriek moest meedoen aan de staking. Van de 135 stemmers opteerden er slechts 55 voor een onderbreking. Daarop hervatten allen het werk. Niet voor lang overigens; om half twaalf vertrokken er alsnog tientallen arbeiders. Directeur Cook Brummer besloot vervolgens om alle activiteiten stil te leggen. In feite dwong hij zo het voltallige personeel om te gaan staken. Het was een uitzonderlijke houding voor een werkgever. Toen de Zaandamse politiecommissaris hem een kleine maand later ter verantwoording riep, verdedigde Brummer zich: “Teneinde de onderlinge goede verhouding en uitstekende stemming onder het personeel niet te schaden en mijn mensen niet bloot te stellen aan verkeerde invloeden van buitenaf, besloot ik het personeel vrijaf te geven. Deze handeling heeft haar kalmerende uitwerking niet gemist, zodat thans de stemming onder mijn personeel uitstekend is.” Formeel was er bij Polak & Schwarz dus niet gestaakt, wilde Brummer maar zeggen. Hij, fervent tegenstander van de nazistische politiek, kwam er mee weg.

Waar de ene leidinggevende in het Zaanse bedrijfsleven afwerend of onwennig reageerde op de acties, handelde de ander vooral pragmatisch. Jaap de Vries, werkzaam bij Albert Heijn, deed bijvoorbeeld of zijn neus bloedde. “Ik weet nog wel dat het kantoor later is begonnen met staken dan de fabriek. Zij kwamen bij mij om te vragen of zij ook staken mochten. ‘Natuurlijk niet’, heb ik daarop geantwoord. Hierop zei men toen: ‘Dus u vindt het niet goed?’, waarop ik weer repliceerde: ‘Wat ik niet zie, weet ik niet.'”

Stalen gezicht

Volgens Petrus van Halderen en Pieter Walker reageerden de bazen van Het Hart en De Zwaan zelfs instemmend op het stakingsbesluit: “Met een stalen gezicht werd dit door hen aangehoord en [de directie en bedrijfsleider] deelden toen met een grijns op het gezicht mede dat zij daar niets aan konden doen en wij ons gang maar moesten gaan.” Afgaand op de latere leider van de Binnenlandse Strijdkrachten in deze regio, Johann G. van Marle, was de wellicht meest solidaire baas tien kilometer noordelijker te vinden: “Een enkele werkgever gaat zover dat hij ronduit zegt: ‘Jullie doen me een groot plezier als je gaat staken’, en deze Krommenieër werkgever heeft waarschijnlijk het dapperste voorbeeld gegeven van alle Zaankanters op dat ogenblik.”

Diverse betrokkenen schetsten de bijna uitgelaten stemming die met name in Zaandam heerste. Meermalen refereerden ze aan de jaarlijks terugkerende vrolijkheid op derde Pinksterdag. Deze Zaanse feestdag herinnerde aan de bevrijding van de Spanjaarden, een kleine vier eeuwen eerder. De hoop was dit keer gericht op een snelle verlossing van het Duitse juk. “De arbeiders flaneerden in hun zondagse kleren op de Westzij”, verwoordde de gemeentesecretaris. Die schijnbare luchtigheid hield enkele uren aan, maar in de loop van de ochtend kreeg de aanvankelijk vrolijk-opgewonden manifestatie een ander karakter. Een minderheid van de duizenden wandelaars – het mocht geen betoging heten; die waren verboden – zocht doelen om zich tegen te keren. De sfeer sloeg om.

De opperbevelhebber van de Weermacht in Nederland, Friedrich Christiansen, liet op 26 februari via een ook in de Zaanstreek verspreide kennisgeving weten dat hij in reactie op de daags tevoren uitgebroken staking het gezag in Noord-Holland had overgenomen. Ook beval hij de werkzaamheden te hervatten en af te zien van politieke activiteiten. Het oproepen tot staking zou worden bestraft ‘met tuchthuis van ten hoogste 15 jaar’ (Gemeentearchief Zaanstad).

Huwelijk

NSB’er Jacob Sambrink Sanderingh had voor zijn huwelijk geen slechter dag kunnen uitkiezen. Het kostte zijn familie en vrienden ’s morgens de grootst mogelijke moeite om zijn woning aan de Eendrachtstraat te bereiken. Een volksverzameling, merendeels afkomstig van de nabijgelegen fabrieken aan de Oostzijde, blokkeerde de toegang. De chauffeurs van twee gehuurde trouwauto’s keerden om zodra ze de opgewonden menigte zagen en te horen kregen dat hun voertuigen zouden worden vernield wanneer ze het waagden om door te rijden. Sambrink Sanderingh riep politiehulp in en kreeg die ook. De gemotoriseerde agenten Jan van der Meij en Hendrik van der Kraan – de laatste werd na de oorlog tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld vanwege zijn niets en niemand ontziende dienstverlening aan de bezettingsmacht – zorgden dat de auto’s alsnog veilig de Eendrachtstraat bereikten en daar vandaan met het bruidspaar naar de trouwzaal konden rijden. “Wij hadden om op alles voorbereid te zijn onze sabels (zonder schede) in het zijspan gelegd en onze met scherp geladen dienstrevolvers voor onmiddellijk gebruik gereed gemaakt”, schreven ze naderhand in hun dienstrapport. “Intussen was voor het gemeentehuis een geweldige mensenmassa samengestroomd.” Assisterende politiemannen hielden de joelende en scheldende menigte op afstand. Daardoor konden bruid en bruidegom elkaar die ochtend toch nog het jawoord geven. Het plechtige moment verloor wel een deel van zijn waarde door de in het stadhuis hoorbare beschimpingen, afkomstig van het publiek buiten.

Na afloop van het ceremonieel moest de politie er weer aan te pas komen. “Toen het trouwen was afgelopen en het jonge echtpaar met familie in de auto’s hadden plaatsgenomen en wegreden in de richting Oostzijde werd plotseling, vanaf de Zuiddijk (om de hoek van het gemeentehuis) en voor ons onzichtbaar wie dit deed, een steen geworpen tegen het rechterportier van de auto waarin het echtpaar was gezeten.” Een tweede klinker belandde zelfs in de wagen en raakte de voet van de bruidegom. Enkele meters verder kwam iemand dreigend op de auto van het paar af. Hendrik van der Kraan trok zijn revolver, klaar om hen met geweld te verdedigen. Daarop droop de belager af.

Hoewel de stoet heelhuids terugkeerde in de Eendrachtstraat wilde het niet meer feestelijk worden. Buiten braken mensen de stoep open. De verzamelde klinkers vlogen naar het huis van de pasgehuwden. Alle ruiten aan de voorkant gingen aan scherven. Jacob Sambrink Sanderingh kreeg een steen tegen zijn arm. Een ander exemplaar beschadigde de trouwjurk van zijn vrouw. De politie kwam opnieuw in het geweer en plukte drie tienerbroers uit de menigte. Wegens gebrek aan bewijs mochten ze na korte tijd het bureau verlaten, zoals iedere verdachte tijdens deze tumultueuze dagen al weer snel werd weggestuurd.

Vuurwapen

Het stel had ook Menne Bos uitgenodigd om hun huwelijksplechtigheid bij te wonen. Zover kwam het niet. Op de hoek van de Stationsstraat en de Westzijde wist Bos zich plotseling omringd door hem vijandig gezinde Zaankanters. Bos trok in reactie zijn vuurwapen en dreigde te schieten. Zijn verweer hielp, de omstanders deinsden terug. De NSB’er slaagde er in om weg te komen en de vlakbij het stadhuis gelegen Nicolaasstraat te bereiken. In de tussentijd was echter een agent in burger gewaarschuwd. Deze Christiaan Noortman ging achter Bos aan en sommeerde hem om zijn wapen af te geven. Bos sloeg op de vlucht, de politieman achtervolgde hem per fiets. “Voordat ik hem had ingehaald, werd hij op de Czaar Peterstraat alhier aangevallen door een tiental mij onbekende personen”, rapporteerde Noortman. Bos kreeg klappen en schoppen. Noortman: “Ik heb onmiddellijk getracht om Bos te ontzetten en trok enige aanvallers van hem af. Ik zeide Bos nogmaals om het wapen, welke hij krampachtig in zijn jaszak vasthield, aan mij af te geven, hetwelk hij weigerde. Vrezende dat de aanvallers in het bezit van dit wapen zouden komen, heb ik hem dit met geweld afgenomen.” Nu richtte de agent op zijn beurt de afgepakte revolver op het nog altijd vijandige publiek. Hij slaagde er uiteindelijk met veel moeite in om zijn arrestant en zichzelf in veiligheid te brengen. Op het politiebureau ontving de als gevolg van de uitgedeelde trappen mank lopende en van zijn bril beroofde Menne Bos een proces-verbaal. Hij had namelijk geen vergunning om een vuurwapen te dragen.

Een paar uur later overkwam Bos’ partijgenoot Jan Teunis Kalkhuis iets soortgelijks. Een aantal mannen belaagde hem op de hoek van de Gedempte Gracht en de Westzijde. Kalkhuis trok zijn wapen, maar raakte het kwijt voordat hij een schot kon lossen. Ook zijn fiets verdween spoorloos. Bloedend aan zijn voorhoofd werd de neergeslagen Kalkhuis afgeleverd op het hoofdbureau van politie. Toen daar bleek dat hij niet alleen een revolver bij zich had, maar ook een wapenstok en een dolkmes op zak droeg, moest hij die prompt inleveren en werd hij eveneens verbaliseerd. Het tekende eens te meer de houding die veel agenten aannamen tegenover NSB-sympathisanten.

Vernielde ruiten

Een familielid van Jacob Sambrink Sanderingh, eveneens gekleed in WA-uniform, moest het huis van een mede-NSB’er invluchten na te zijn achtervolgd door een dreigende groep mensen. “Nauwelijks was hij in mijn woning of een halve straatklinker werd door de voorruit van mijn woning naar binnen gegooid”, aldus Willem Rolle. “Het gooien met stenen duurde voort tot alle ruiten aan de voorzijde van mijn woning waren vernield. Hierna trapten enige mensen het paneel uit de voordeur van mijn woning, terwijl daarna de deur in haar geheel uit het slot werd getrapt.” Ternauwernood wist Rolle te voorkomen dat de aanvallers binnendrongen. De belegering beperkte zich niet tot zijn huis. Een paar deuren verder woonde de inmiddels van het politiebureau teruggekeerde Menne Bos. Ook bij hem rinkelde het glas, net zolang tot er geen raam meer heel was en het interieur zware schade had opgelopen. Onbekenden stalen bovendien een deel van de inventaris.

In de voorliggende uren had het Zaandamse gemeentebestuur vanuit Amsterdam het bevel gekregen om een vrijheidsbeperkende boodschap te verspreiden. Het was voorlopig niet meer toegestaan om samen te scholen met meer dan drie personen of na half acht ’s avonds op de openbare weg te zijn. Horecagelegenheden en hotels dienden hun deuren zelfs al om zeven uur te sluiten. Onwetend van de nieuwe reeks ge- en verboden schuifelden nog altijd duizenden mensen door het centrum van Zaandam. Uit de hele regio waren ze naar de stad gekomen. Tussen de volwassenen liepen inmiddels ook veel kinderen. Het was woensdagmiddag, ze waren vrij van school.

Ordnungspolizei

De politie had de zaken niet meer in de hand. Er werden vanuit Noord-Hollandse dorpen in allerijl acht veldwachters opgetrommeld om de overbelaste Zaanse agenten bij te staan. Ze werden ondergebracht in hotels en zouden tot het weekend ploegendiensten draaien in een poging om de rust te herstellen. Ook de Duitse Ordnungspolizei kwam in actie. Het belagen van NSB’ers en hun bezittingen leek mede een aanleiding om hard in te grijpen. Auto’s vol bewapende militairen trokken onverwacht de stad binnen. Een getuige: “Iedereen liep met vrouw en kinderen op straat, in zijn zondagse kleren en alles was heel rustig. Als een donderslag uit heldere hemel kwamen toen de overvalwagens van de moffen door de straten gieren.” Een grijs geschilderde legerauto met in de laadbak tientallen Duitse militairen reed rond vier uur ’s middags richting de volgepakte Hoogendijk, naar het deel dat tegenwoordig Dam heet. Paniek was het gevolg. Willem Brinkman registreerde: “Vanzelfsprekend bracht de komst dezer Duitse politie grote opschudding. Naar alle zijden stoof de menigte uiteen. In winkels, portieken en stegen zochten de mensen hun heil.”

Cees Kluft, die in de Nicolaasstraat 7 een slagerij had, aanschouwde voor zijn zaak het tumult: “Plotseling zag ik vanaf de Hoogendijk, ten zuiden van de Czaar Peterstraat, alhier, een groot aantal personen hard de Nicolaasstraat, Czaar Peterstraat en Wilhelminastraat inlopen. (…) Ik ben toen met enige personen in de deur van mijn winkel gaan staan. Nog maar juist binnen zijnde zag ik, terwijl de deur nog openstond, een auto van de Duitse Ordnungspolizei met grote snelheid op de Hoogendijk in de richting van de Damstraat rijden. Vóór ik bedoelde auto zag, hoorde ik van dichtbij meerdere schoten lossen.” Er werd zowel over de hoofden van demonstranten heen als gericht gevuurd. Na de oorlog vertelde een medewerker van de Artillerie-Inrichtingen: “Ik liep bij het Czaar Peter-standbeeld in Zaandam toen er een vrachtwagen met een ploeg moffen erop al schietend de Dam op kwam rijden. Ik hoor nog het geratel van de kogels op dat ijzeren bord boven de Hema. Als ik langs het standbeeld fiets, dan kijk ik altijd nog even naar de gerepareerde kogelinslagen.” De munitie sloeg gaten in gevels en belandde in woningen.

Jan Keijzer

Cees Klufts collega Jan Hein liet zich tijdens de schietpartij achterover vallen: “Ik hoorde iets langs mijn hoofd fluiten en meende, toen ik op de grond lag, dat ik gewond was. Het suisde steeds in mijn linkeroor. [Slagersknecht Jan] Keijzer, die links naast mij in de winkel had gestaan, viel gelijk met mij. Toen ik opstond, zag ik dat hij aan zijn kin bloedde.” Kluft verleende eerste hulp: “In verband met de hevigheid van de bloeding trachtte ik de wond dicht te drukken, waarna ik zag dat het bloed ook uit zijn mond kwam. Ik zei enige malen tegen hem dat hij dat bloed moest uitspuwen. Keijzer knikte slechts met zijn hoofd en heeft verder geen teken van leven meer gegeven.” De twintigjarige Jan Keijzer uit Middelie stierf binnen enkele minuten.

Jan Keijzer (P. Honingh).
De kogel die Jan Keijzer doodde (D. Keijzer).

Elders in de Russische buurt, buiten het zicht van de Duitse ordetroepen, zette rond dat fatale moment een groepje jongens de jacht in op een collaborateur die in de Havenbuurt woonde. Ze volgden Herman van Kralingen van de Gedempte Gracht naar de Czarinastraat. Zijn kleding en partijspeldje verraadden zijn politieke voorkeur. Van Kralingen: “Zij riepen mij toe: ‘Daar gaat ook een NSB’er, gooi hem in het water.'” Aan het eind van de Czarinastraat pakten de jongens Van Kralingen beet en duwden hem over de brugreling. Een van de daders, Gerard Riem, vertelde: “Hij wist zich vast te grijpen. Met één hand bleef hij aan de brug hangen. Een van mijn maten sloeg hem toen met een boksbeugel op z’n hand. Toen liet hij los.” De worsteling trok publiek aan. Riem: “Het was zomaar een grote drukte. En toen die NSB’er in het water lag, kwam er ineens iemand langs met een accordeon.” De straatmuzikant begon het Wilhelmus te spelen. De in het ijskoude water spartelende Mussert-aanhanger kreeg te horen dat hij pas op het droge mocht als hij het volkslied meezong. Aldus geschiedde. Een toegesnelde agent kon de bibberende Van Kralingen vervolgens naar huis begeleiden.

NSB-Kringhuis

Bij de nazistische achterban zat de schrik er inmiddels goed in. Ook het NSB-Kringhuis had flink wat glasschade opgelopen. “Ik heb altijd gedacht dat een NSB’er niet bang was. Nu bewijzen de feiten anders”, verkneukelde een Zaandamse zich in haar dagboek. De politie moest diverse leden van het Kringhuis naar hun woning begeleiden, huiverig als ze waren onderweg te worden gemolesteerd. Maar ook in hun eigen domein liepen ze risico’s. In de Eendrachtstraat bleven de vernielingen niet beperkt tot het huis van het echtpaar Sambrink Sanderingh. Ook een ‘foute’ buurman werd geconfronteerd met scherven op de plek waar even eerder zijn ramen zaten. Hetzelfde gebeurde in de Zwaardemakerstraat.

Dirk Hagoort, eveneens wonend in de Zwaardemakerstraat, kreeg het aan de stok met een buurman. Die schold hem – volgens Hagoort – uit voor ‘vuile landverrader’ en ‘vieze NSB’er’. Toen Hagoort daarop probeerde om zijn opponent een klap te geven, was die hem te snel af. Hij sloeg Dirk Hagoort een bloedneus. Samen met zijn broer en vader maakte hij het karwei af door het NSB-lid tegen de grond te schoppen en te slaan en diens jas te vernielen. Meer mensen – sommigen gewapend met slagwapens – sloten zich bij hen aan. Er dreigde een lynchpartij. Het was dat Hagoort zich met een mes kon verdedigen en ternauwernood zijn woning wist te bereiken, anders was wellicht de tweede dode van deze dag een feit geweest.

Het was inmiddels half acht ’s avonds. Zonder nadrukkelijke toestemming mocht er niemand meer de openbare weg op. “Bij niet opvolging dezer bevelen zou van de vuurwapens gebruik worden gemaakt”, schreef Willem Brinkman. “Dit bevel werd om begrijpelijke redenen stipt opgevolgd, zodat na genoemde tijd in de stad een doodse stilte heerste.” Het ontging hem dat enkele durfals de duisternis gebruikten om na het ingaan van de avondklok nog wat ruiten van Hitler-getrouwen in de Archangelstraat en Koning Williamstraat kapot te smijten. Het waren de laatste oprispingen gedurende de tweede stakingsdag. De rust keerde weer even terug in de Zaanstreek.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.