Zondag 28 juli 1946. Het is al wat later in de middag wanneer in de kerk aan de Zaandamse Vinkenstraat 44 de doop plaatsvindt van de één week eerder geboren Nelly Johanna Scholtens. Plotseling klinkt er een explosie. Er volgen er meer. Niet in het godshuis, maar ver daarbuiten. De klappen zijn zo zwaar dat het orgel in beweging komt. Door de onverwachte wending verstijven de kerkgangers tijdens de feestelijke plechtigheid in hun banken. Even lijkt de oorlog terug in de stad.

De bijeenkomst in de gereformeerde kerk kan worden voortgezet, maar in de gesprekken na afloop klinkt ongetwijfeld de vraag door waar de explosies plaatsvonden en hoe ze konden plaatsvinden. In de navolgende uren worden de verschrikkelijke gevolgen van het geweld langzaam duidelijk.

In het Gemeentearchief Zaanstad ligt een logboek waarin Pieter Boorsma uit Koog aan de Zaan de letterlijk schokkende gebeurtenis van commentaar voorziet. Ik neem zijn tekst hier integraal over.
’28 Juli, Zondag, des namiddags, omstreeks half zes, werden de bewoners van de Zaanstreek opgeschrikt door zeer hevige knallen, die de huizen deden trillen. Geweldige rookwolken stegen in het Z.W. op en dreven langzaam oostwaarts. Later werd bekend wat er gebeurd was.

Knallen
In den Grooten IJpolder, aan den Noorderweg, in de omgeving van Halfweg, was een groote voorraad munitie door onbekende oorzaak ontploft. In vier groote loodsen was daar 5000 ton (5 millioen kilo) munitie opgeborgen, bijeen gezameld op verschillende plaatsen, en achtergelaten door de verslagen Duitschers. Achtereenvolgens kwam die voorraad tot ontploffing, zoodat de zware en minder hevige knallen tot diep in den nacht aanhielden.

De aangerichte verwoestingen waren ontzettend. Van de vier loodsen bleef niets over. Een in de nabijheid staande boerderij werd geheel weggevaagd, twee andere werden zwaar beschadigd. Twee woonhuizen waren eveneens vernietigd. Vier breede banen, van ongeveer 30 M. breedte, liepen straalsgewijze het land in, over een lengte van ruim 500 M. De omtrek was bezaaid met verwrongen ijzer en puin. Van de acht bewakers der loodsen werden er vier vermist, de vier anderen wisten te ontkomen. Van de bewoners der verwoeste boerderijen en huizen kwamen ook enige om het leven, andere werden zwaar of licht verwond.
Eerbiedigen afstand
Op grooten afstand werden talrijke ruiten ingedrukt, o.a. te Westzaan aan den Veldweg en aan den Overtoom, te Zaandam in de omgeving van de Hembrug en verder Noordwaarts en zelfs te Koog, in de Breestraat en tegenover het station.
Van de verzamelde munitie werd dagelijks een 300 à 400 ton verwerkt en per vaartuig zeewaarts gevoerd en buiten IJmuiden, op grooten afstand van de kust, in zee neergelaten. Hiermee hielden zich ruim 100 man bezig, doch op zondag werd niet gewerkt. Aan bluschen viel aanvankelijk niet te denken, daar men zich op eerbiedigen afstand moest houden.’

Tot zover Boorsma’s beschrijving van de gebeurtenissen op 28 juli 1946. De Zaanse auteur is uiteraard niet de enige die aan de ramp refereert. De volgende dag zijn de voorpagina’s van de Nederlandse dagbladen gevuld met nieuws over de explosie.
Bergen aan Zee
Twee dagen na bovengenoemd drama is het weer raak in Noord-Holland. Boorsma: ’30 Juli. Opnieuw een ontploffingsramp. Toen vloog, in het duingebied bij Bergen aan Zee, een bunker, gevuld met Duitsche munitie, in de lucht, eveneens door onbekende oorzaak. Hierbij kwamen vijf menschen om het leven en werden er drie gewond. Onder [de] dooden bevonden zich twee opzichters en drie geïnterneerden uit het kamp bij Castricum. De gewonden waren eveneens geïnterneerden.’
Dagblad Trouw weet hun namen: ‘Twee employé’s van de Rijksmarinewerf te Den Helder, B. Engeldorp Gastelaar en J. Groen, en drie gedetineerden uit het interneeringskamp te Schoorl, die zich vrijwillig voor het verrichten van deze werkzaamheden beschikbaar hadden gesteld, nl. Ponne, Bertram en Theys.’

Korps Hulpverleningsdienst
Alleen al in de twee jaar na mei 1945 sterven er tijdens hun levensgevaarlijke werk meer dan vijftig explosievenopruimers van het Korps Hulpverleningsdienst (HVD). Tel daar de vele burgerdoden bij op die om het leven komen door rondzwervend wapentuig, en duidelijk is dat er nog wekelijks slachtoffers vallen als gevolg van oorlogsrestanten. En het einde is dan nog niet in zicht. De HVD-commandant laat bij zijn afscheid in september 1947 weten dat er ‘nog nooit zovele honderden opgaven van nog aanwezige bommen, mijnen, munitie, etc. zijn binnengekomen’ als in de zomer van dat jaar.
Zijn opvolger, Gé Franken, – hij wordt in 1958 burgemeester van Zaandam – is amper geïnstalleerd of er dient zich een nieuw ongeluk aan. Een explosie beneemt een sectiecommandant het leven. Daarbij blijft het niet. Op 8 juni 1948 probeert een HVD-ploeg in Schaarsbergen een Engelse vliegtuigbom van vierduizend pond te demonteren. Dat gaat mis. Het projectiel spat uiteen. De ravage is gigantisch. Gebouwen storten in, bomen knappen door de luchtdruk in tweeën. Verspreid over een groot oppervlak liggen de resten van vijf werknemers. De explosie in Schaarsbergen is het grootste drama dat de Hulpverleningsdienst in haar bestaan ondervindt.
Ook na de bevrijding maakt de Tweede Wereldoorlog nog honderden slachtoffers in Nederland. Tegen het grote geweld van de bezettingstijd verdwijnt hun lot naar de achtergrond. Zelden in vredestijd zijn er in Nederland echter zoveel mensen een gewelddadige dood gestorven als in de eerste jaren na mei 1945.
