Een flink aantal van de naar schatting 650 Nederlandse brigadisten probeerde tijdens de Spaanse Burgeroorlog de gruwelen van het slagveld te ontvluchten. Geen van deze Spanjestrijders kreeg de kogel wegens desertie. Met één uitzondering, Bart Beekmans. De Brabander vond dat zelf meer dan terecht.
Gustav Szinda
Erg te spreken is Gustav Szinda niet over de eerste lichtingen Nederlanders die in 1936 en 1937 naar Spanje komen om in de Internationale Brigades te vechten tegen de fascistische troepen van generaal Franco. Als commandant van het Thälmann Bataljon moet deze gestaalde communist leidinggeven aan honderden Nederlandse Spanjestrijders. Na de nederlaag van het Republikeinse leger in 1939 wijkt Szinda uit naar de Sovjet-Unie. Hij schrijft er een klein jaar later een evaluatie over zijn ervaringen met de ‘Holländische Freiweilligen’. En daarin verwerkt hij flink wat kritische kanttekeningen.
‘Zeer zwak’
‘Politiek waren ze zeer zwak’, noteert Gustav Szinda al in de tweede alinea van zijn vijftien pagina’s tellende beschrijving van de Nederlandse mannen en enkele vrouw die in met name 1937 naar het Iberisch schiereiland trekken. ‘Ze waren niet begeesterd door een strenge militaire discipline’, vervolgt hij. Velen hebben geen gevechtservaring of zijn met verkeerde verwachtingen naar het zuiden gereisd. En na een paar maanden aan het front willen ze volgens de Duitser op vakantie naar hun thuisland. Al is het wel zo, moet Szinda toegeven, dat ze ‘tijdens de gevechten over het algemeen uiterst dappere en moedige strijders waren’.
‘De Nederlanders waren niet begeesterd door een strenge militaire discipline’
Misschien wel het grootste probleem zijn de vele Nederlandse vrijwilligers die aan de strijd proberen te ontsnappen. ‘Gedurende de eerste tijd, tot augustus 1937, deserteerden er slechts enkelen’, aldus Szinda. ‘Maar op het moment dat de economische en militaire moeilijkheden in Spanje groter werden, groeide ook het aantal deserties.’
‘Ongedisciplineerd’
Waarschijnlijk is dat Szinda bij de enkelingen die in de beginfase de benen proberen te nemen ook Bart Beekmans in gedachten heeft. Deze jonge man uit Noord-Brabant belandt in februari 1937 bij het Thälmann Bataljon en behoort daarmee tot de voorhoede van de Nederlandse Spanjestrijders. ‘Was de eerste tijd een goede soldaat, gedisciplineerd’, aldus Szinda. Maar ‘vanaf april 1937 werd hij erg ongedisciplineerd en opstandig’. Daar blijft het niet bij. Beekmans ‘werkte ontwrichtend, deserteerde driemaal uit de troepen en riep de andere kameraden op om ook te deserteren’. Definitief wegkomen lukt hem niet: ‘Hij werd steeds weer gepakt.’ Bij de slag om de stad Brunete in juli 1937 vernielt hij volgens Gustav Szinda zelfs zijn geweer alvorens opnieuw te vluchten. ‘Voor de krijgsraad gebracht werd hij ter dood veroordeeld en standrechtelijk neergeschoten.’
Tijdschrift
In december 2011 plaatste Sander van Bladel in Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur een interessant, op talloze bronnen gebaseerde artikel over de enige Nederlands Spanjestrijder die door zijn kameraden tot de doodstraf werd veroordeeld. Negen jaar later besteedde hij op de site van Brabants Erfgoed nogmaals aandacht aan Beekmans’ korte, tragische leven.
Daarin schreef hij dat Lambertus Wouterus (‘Bart’) Beekmans (Hedikhuizen, 20-3-1911) na een jeugd vol verwaarlozing en geweld op jonge leeftijd het ouderlijk huis verlaat, net als veel van zijn broers en zussen. Als 21-jarige tekent de Tilburgse metselaar in Frankrijk voor een dienstverband bij het Vreemdelingenlegioen. Heel lang duurt zijn loopbaan daar niet; hij wordt afgekeurd. Hij keert terug naar Brabant en wordt daar ingeschreven in verschillende bevolkingsregisters. Het tekent zijn onrust.
Onbekende bron
Beekmans’ behoefte aan avontuur blijft. Begin februari 1937 vertrekt hij dus naar Spanje, om daar de wapens op te nemen tegen de fascistische troepen van generaal Franco. Dat kost hem na een half jaar het leven. Niet door vijandelijk vuur, maar door een welgemikte kogel uit de eigen gelederen. ‘Wanneer en waar precies de standrechtelijke executie plaatsvindt, is helaas niet met zekerheid vast te stellen’, eindigde Sander van Bladel zijn verhaal. Er is echter één bron die hem niet bekend was. Een bron die gedetailleerd ingaat op de laatste uren van Bart Beekmans.
Ludwig Renn
Ludwig Renn loopt met ontbloot bovenlijf tussen zijn manschappen, is van adel en homoseksueel.
Ludwig Renn is een flamboyante Duitse communist die vanaf november 1936 op het Spaanse strijdtoneel leiding geeft aan de 11de Internationale Brigade. Zijn echte naam luidt overigens anders: Arnold Friedrich Vieth von Golßenau. Omdat de nazi’s in zijn vaderland jacht op hem maken, heeft hij zichzelf een pseudoniem aangemeten dat hij de rest van zijn leven zal blijven gebruiken. Renn is een buitenbeentje in het Republikeinse leger. Niet alleen omdat hij regelmatig met ontbloot bovenlijf tussen zijn manschappen loopt, maar ook omdat hij van adel en homoseksueel is. Bovendien heeft hij een reputatie opgebouwd als schrijver. Die hoedanigheid komt hem van pas wanneer hij halverwege de jaren vijftig Der Spanische Krieg schrijft, een terugblik op zijn jaren in Spanje.
Brunete
De gevechten rond de strategisch gelegen stad Brunete zijn tijdens de laatste week van juli 1937 in de eindfase beland wanneer een politiek commissaris naar zijn superieur Ludwig Renn komt. ‘Ik heb een Nederlander meegenomen’, zegt de commissaris volgens Renn. ‘Hij staat daar beneden. Hij sloeg op de vlucht. Een paar dagen geleden hebben we in de brigade aangekondigd dat iedereen die deserteert zal worden doodgeschoten. Maar de Spaanse commissaris is van mening dat de zaak van de Nederlander niet zo streng moet worden beoordeeld, omdat hij als vrijwilliger naar Spanje is gekomen en als een betrouwbaar en fatsoenlijk mens wordt gezien.’
Dilemma
De man worstelt met het dilemma. ‘Kunnen we voor een lid van de Internationale Brigade een uitzondering maken?’, vraagt hij aan Renn. ‘Dan zou het brigadebevel eenzijdig tegen de Spanjaarden gericht zijn’, concludeert hij zelf. En dat kan onmogelijk de bedoeling zijn. De commissaris meent in dit geval niet als enige over leven en dood te kunnen beslissen. Hij verzoekt daarom om de politieke commissarissen van de andere bataljons erbij te mogen betrekken. Renn honoreert die wens. Hij haalt wat Duitse en Franse commandanten bij elkaar, plus enkele getuigen van Beekmans’ desertie.
Krijgsraad
Ludwig Renn ziet dat bewakers Bart Beekmans wat lager op de helling onder een afdak leiden. Terwijl rondom artillerievuur klinkt, vindt er een krijgsraad plaats. De deelnemers zijn het al snel eens. Beekmans doet geen pogingen om zichzelf vrij te pleiten en vertelt naar waarheid over zijn poging om weg te komen. Hij aanvaardt zijn lot. ‘Ik weet dat jullie me moeten doodschieten’, zegt hij volgens Renn.
De aanwezige Spaanse strijders pleiten voor clementie.
De aanwezige Spaanse strijders willen clementie. Maar de – deels Nederlandse – brigadisten zijn het daarmee niet eens: ‘We zijn niet naar Spanje gekomen om een speciale behandeling te krijgen, we moeten juist beter ons best doen dan de Spaanse kameraden’, citeert Renn hen. Daarmee is het pleit beslecht: de dood door de kogel. Tot Renns verbazing is de gevluchte Nederlander het daarmee eens. Wanneer Beekmans het oordeel te horen krijgt, zegt hij: ‘Ik erken dat ik verkeerd heb gehandeld en doodgeschoten moet worden.’
Gemarteld
Na dit in de buitenlucht genomen besluit, waarvan alle Republikeinse strijders ter plekke getuige kunnen zijn, wordt het een van de officieren te machtig. ‘Hauptmann Louis’ loopt naar Renn toe. Een van de politiek commissarissen is zo aangedaan, vertelt Louis, dat hij naar de Hollander ging en hem de hand schudde. ‘Vervolgens hebben ze hem allemaal een hand gegeven, alsof ze niet zijn rechters waren geweest.’ Louis ademt diep in. ‘Kan ik hier boven bij jou blijven?’ ‘Waarom vraag je dat?’, antwoordt Renn. ‘Je moet begrijpen dat de Duitsers mij destijds vreselijk hebben gemarteld’, zegt Louis. ‘Ik ben een man die wel wat kan hebben en niet meteen week wordt. Maar wat er daar beneden gaat gebeuren met die Nederlander kan ik niet aanzien.’ ‘Zou jij hem dan niet hebben laten doodschieten?’, vraagt Renn. ‘Natuurlijk moet hij doodgeschoten worden’, krijgt de commandant als antwoord. ‘Maar alleen als voorbeeld. Maar dat het zo’n eerlijke kameraad overkomt…’ Hij maakt zijn zin niet af.
Gebogen hoofden
Terwijl Ludwig Renn zijn bevelen uitdeelt en zich op andere zaken concentreert, hoort hij beneden zich de Brabander praten. ‘Men liet hem vrij rondlopen. Zijn stem had iets warms, welluidends. Ik kon niet verstaan wat hij zei.’ Beekmans’ toehoorders zitten er met gebogen hoofden bij. Een van hen staat op en brengt de veroordeelde een sigaret en een beker met wijn. Renn richt zich weer op de gevechten even verderop. Wanneer hij even later een blik werpt op de voet van de heuvel is de Nederlander verdwenen. ‘Men had hem afgevoerd. Even eerder had hij afscheid genomen van zijn bewakers. “Jullie moeten de strijd naar de overwinning voeren”, zei hij, nog altijd vriendelijk ogend. Het front was zo stil, dat ik het enkele schot hoorde.’
‘Het front was zo stil, dat ik het enkele schot hoorde.’
Aanvalsgolf
Dankzij een aanvullende aantekening in Renns boek is ongeveer te herleiden wanneer Bart Beekmans het leven laat. ‘De volgende nacht kwam om drie uur het bevel tot terugtrekking’, schrijft Renn. De brigadisten moeten onder druk van een niet aflatende fascistische aanvalsgolf Brunete prijsgeven. Op 25 juli trekken ze zich terug. Het betekent dat Beekmans ongeveer een etmaal eerder is gefusilleerd aan de voet van een heuvel bij Brunete.