Op 19 oktober 1943 arresteerde de Sicherheitsdienst de vrijwel voltallige provinciale top en een paar landelijke kopstukken van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Het was een ramp voor de LO. Vooral de toonaangevende Zaanse tak werd zwaar getroffen.
Kort na de bevrijding besloot de Stichting Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers-Landelijke Knokploeg tot het uitbrengen van een naslagwerk dat met name de gereformeerde illegaliteit belichtte. Het Grote Gebod: gedenkboek van het verzet in LO en LKP verscheen in 1951. De basis voor dit standaardwerk vormden interviews, enquêteformulieren en rapporten.
In een van de hoofdstukken komt het oprollen van de Noord-Hollandse LO aan bod. Relatief veel Zaanse vertegenwoordigers, onder wie ook enkele kopstukken, belandden in de val die de Duitsers op 19 oktober 1943 hadden klaargezet. Hieronder het hele verhaal van binnenuit over deze voor het provinciale verzet dramatische dag. Het is geschreven door een mij onbekende persoon. Alleen een sterk ingedikte versie haalde Het Grote Gebod. De tekst is her en der [ ] door mij aangevuld met nadere duiding. Het verhaal is verder overgezet naar hedendaags Nederlands en op details verbeterd. Aan het eind heb ik wat toegevoegd over het verdere lot van de gevangenen.
Alkmaar
‘Op uitnodiging van de heer P[ieter] Stomp werd besloten om op 19 oktober in Enkhuizen bijeen te komen. Op de Landelijke Beurs van 9 oktober werd aan A[rnold] R. Zandbergen, Carie [Catharinus/Cary] Stomp en K[laas] Pos opgedragen om een onderzoek in te stellen naar wat iedere provincie aan bonnenmateriaal maandelijks nodig had. Tevens zou een hoofdelijke omslag worden vastgesteld voor financiële bijdrage in de landelijke kas.

Een afspraak werd gemaakt door genoemde drie heren om op dinsdag des voormiddags ten huize van een broer van A.R. Zandbergen in Alkmaar deze materie onder het oog te zien. Op deze landelijke vergadering deed Henk Dienske de mededeling dat hij, doordat hij met een groep in Amsterdam vergadering had, de eerstvolgende Prov. Beurs niet zou kunnen bijwonen.
Rehoboth
‘Op 12 oktober werden in Enkhuizen 3 mensen waaronder 2 LO’ers gearresteerd.’
Op 12 oktober werden in Enkhuizen 3 mensen waaronder 2 LO’ers [Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers] gearresteerd. P. Stomp, op weg van de Beurs naar Enkhuizen, kreeg in Hoogkarspel een seintje dat er op hem werd gewacht door de SD [Sicherheitsdienst], waarom hij het veiliger vond om maar terug te reizen. Hij zocht toevlucht bij oom Koos [Piet Verbeek] in Hoorn. In overleg met oom Koos werd besloten om op 19 oktober niet in Enkhuizen, maar in Hoorn te vergaderen. D. Wieringa [Dirk Eliza Wierenga], de koerier van P. Stomp, bracht een bezoek in Hoorn, op 13 oktober om instructies te ontvangen. Hem werd opgedragen om de mensen op de hoogte te stellen van de stand van zaken en te berichten dat er niet in Enkhuizen, maar in gebouw Rehoboth te Hoorn zou worden vergaderd.

Op de avond van de 13de oktober schreef D. Wieringa, weer in Enkhuizen terug, een briefje dat des anderen daags door H. Kruijzinga [Hendrik Kruizinga] naar P.B. de Vries in Schagen zou worden gebracht. De volgende morgen werden in Enkhuizen weer arrestaties verricht. Onder de gearresteerden bevond zich ook D. Wieringa, in wiens aktetas het bewuste briefje door de SD werd gevonden. Ook Marten van Dalen, de prov. koerier, werd met het plan om in Hoorn te vergaderen op de hoogte gesteld. Deze heeft kans gezien om de meeste bezoekers hiervan op de hoogte te stellen.
Boottrein
19 Oktober des morgens om 7 uur ontmoetten Carrie Stomp en K. Pos elkaar volgens afspraak op een der perrons in het Centraal Station te Amsterdam. Ze reisden samen naar Alkmaar met het voornemen daar A.R. Zandbergen te ontmoeten. Aan het station stond de broer van Zandbergen en deelde mede dat Arnold pas over de middag in Alkmaar zou kunnen arriveren. Hij had een telegram ontvangen waarin Arnold berichtte door omstandigheden wat verlaat te zijn.

Carrie en Pos besloten om naar Hoorn te reizen en daar de boottrein, die te ongeveer 1 uur van Enkhuizen in Hoorn zou aankomen, af te wachten en zo mogelijk Zandbergen op te vangen, om dan gezamenlijk de Beurs te bezoeken en daarna aan de opdracht te gaan werken.
‘Het is mis’
Te ongeveer 10 uur kwamen Carrie en Pos in Hoorn aan en hebben zich onledig gehouden met het bezichtigen van de stad. Om twaalf uur gebruikten ze een bonloze maaltijd en om 1 uur troffen ze Zandbergen in de trein. Zandbergen ging met het voorstel om eerst de Beurs te bezoeken akkoord. Na een wandeling door de stad bereikten ze om kwart voor twee de Turfhaven, een klein grachtje waar het gebouw gelegen is. Ze waren nog maar net enige meters de gracht op gewandeld of Pos zei: ‘Mannen, het is mis.’ Enigszins verdekt, maar toch nog voldoende zichtbaar stonden twee mannen opgesteld aan de ingang van het steegje dat toegang gaf tot het gebouw. De weg terug was reeds afgesloten, zodat slechts overbleef laconiek door te wandelen en als toeristen bewonderend naar de aan de bovenkant gelegen gebouwen te zien, met de aardige trapgeveltjes. Het hopeloze van de zaak bleek al direct toen men ook aan de uitgang van de gracht iemand gewaar werd die zich nogal opvallend gedroeg in een zekere handbeweging.
Ze waren nog maar net enige meters de gracht op gewandeld of Pos zei: ‘Mannen, het is mis.’
SD’ers
De beide SD’ers waren reeds gepasseerd. De hoop herleefde in de gedachte dat men de onschuldige toeristen zou laten lopen. Het duurde slechts kort. Er volgden voetstappen en het bevel: ‘Heren, wilt u even meegaan?’ Niet daaraan voldoen zou zelfmoord betekenen. De gracht was afgezet en twee revolvers bedreigden hen van vlakbij. Zo liepen de eerste drie bezoekers onder geleide naar binnen, waar nog twee SD’ers aanwezig waren en er twee voor de ramen aan de buitenkant stonden geposteerd.
Nu was het: ‘Handen hoog!’ De zakken werden leeggehaald en de inhoud van ieder in eigen hoed gedeponeerd. Pos had nog kans gezien om zijn aktetas achter een schoolbord te schuiven (het gebouw werd als hulpschool gebruikt). Ze werden nu naar een ander vertrek gebracht en aan een eerste verhoor onderworpen, nadat ze in de boeien waren gesloten. Zandbergen was de eerste die zijn personalia moest opgeven. Al voordat hij had kunnen antwoorden zei [SD-beambte Emil] Rühl: ‘Natuurlijk gereformeerd en antirevolutionair.’

Hetzelfde herhaalde zich toen Carrie en Pos aan de beurt kwamen. Tijdens dit bescheiden voorverhoor, dat weinig te betekenen had, hoorden ze door de gang almaar lopen en de vrees was gewettigd dat er meerdere Beursbezoekers in de val gelopen waren. Inderdaad bleek dit later maar al te waar te zijn. Na enige minuten werd C[ornelis] Brinkman binnengebracht en aan hem gevraagd, wijzende op Pos, wie dat was. Na ongeveer een haf uur werden de eerste drie teruggebracht naar het schoollokaal van waaruit ze straks waren weggebracht. Hier kwamen ze tot de ontstellende ontdekking dat er behalve zijzelf nog 10 mensen in de fuik getippeld waren. Daar zaten ze in de schoolbanken, hetzij alleen, hetzij twee aan elkaar geboeid de volgende lieden:
M[arten] v. Dalen [Ambt Vollenhoven, 23-11-1919]
W[illem] Brinkman [Zaandam, 10-11-1901]
A[ntoon Willem] Beernink [Wormerveer, 19-2-1919]
[Leendert] Pieterse [Waverveen, 13-3-1894]
C[ornelis] Weeda [Haarlem, 23-9-1912]
J[an] Kruyf[f] [Den Helder, 2-5-1905]
C[ornelis] Brinkman [Zaandam, 2-7-1922]
J[an Hendrik] v.d. Schoor [Zaandijk, 15-5-1911]
J[an] Geuzenbroek [Haarlem, 4-11-1919]

De SD’er Rühl vroeg nu aan Pos of hij de vergadering maar wilde openen, waarop deze hem antwoordde de eer aan hem te willen laten. Zo zaten de dertien dus in de schoolbanken, waarbij ook nog twee onderwijzers waren neergezet die gans onschuldig zich in dit gezelschap bevonden. Een Hollandse SD’er scharrelde wat door het lokaal rond, keek in alle hoeken en gaten en ontdekte op een gegeven moment de aktetas achter het schoolbord. Aan de aanwezigen werd gevraagd wie de eigenaar was. Er zat niets anders op voor Pos om het ding als zijn eigendom te herkennen, aangezien er onder meer een brief, aan hem gericht, zich in de tas bevond.
De SD’er Rühl vroeg nu aan Pos of hij de vergadering maar wilde openen.
Willem Brinkman
Op de vraag hoe de andere mensen hier gekomen ware, diene het volgende: S[imon] L. Goede, Marten v. Dalen, J. v.d. Schoor en C. Brinkman reisden gevieren naar Hoorn. Aan het station voegde Van der Schaar zich bij J. Geuzenbroek en A. Beernink. Goede, v. Dalen en C. Brinkman gingen naar de fam. Bakhuizen, waar ze W. Brinkman wilden ontmoeten. Inderdaad was W. Brinkman daar en zijn ze later met hun vieren naar het vergaderlokaal gewandeld. Voorop liepen W. Brinkman en zijn oomzegger Kees. Daarachter kwamen Goede en v. Dalen. Toen ze het grachtje opkwamen liepen ze voorbij enige stratenmakers die daar aan het werk waren. Deze mensen keken zeer vreemd op, waarop ze toen geen acht geslagen hebben. Achteraf begrepen ze best wat dat te beduiden had. Toen was het echter te laat.
Ongeveer tien meter voor het gebouwtje waren enige kinderen aan het spelen. Daar was ook een zusje bij van Martens verloofde. Toen zij Marten zag holde ze naar hem toe en zei: ‘Marten, moet jij ook naar die vergadering met al die mannen toe?’ Nog steeds geen vermoeden. Ze liepen het steegje in. C. Brinkman liep vooraan. De deur stond open en hij stapte als eerste binnen. Meteen kwam er een keurig uitziend heer naar hem toe en vroeg: ‘Wat komt u hier doen, mijnheer?’ Brinkman antwoordde: ‘Wij hebben hier een kerkelijke vergadering.’ Toen was het: ‘Handen hoog!’ C. Brinkman keek achterom en zag zijn oom Willem spierwit met zijn handen omhoog staan. Uit alle hoeken sprongen nu SD’ers onder aanvoering van Rühl. De man die C. Brinkman te woord had gestaan heet v. Rossum.

De eerste klap
Nu werden ze alle vier gefouilleerd en toen ze de naam Brinkman lazen op het persoonsbewijs was de blijdschap zichtbaar; ze meenden W. Brinkman te hebben gevat. Het persoonsbewijs van Willem stond op naam van v.d. Brink. Meteen werd gevraagd naar Klaas Pos. C. Brinkman moest mee, apart, waar hij waarschijnlijk door Maarten Kuiper [de SD’er die anderhalf jaar later Hannie Schaft doodschoot] verhoord werd en de eerste klap incasseerde. Later werd C. Brinkman met Pos geconfronteerd.
Marten van Dalen heeft nog geprobeerd een pakje valse inlegvellen weg te werken. Het werd ontdekt en dat heeft nogal roering gegeven. C. Weeda en Pieters – die in plaats van C.B. de Vries, die in verband met de arrestaties in Enkhuizen gezocht werd – een eerste maal op 19 oktober ter vergadering gingen, werden in Heerhugowaard door C. Wagenaar gewaarschuwd om maar niet naar Hoorn te gaan, maar naar Enkhuizen voor andere illegale zaken. In Hoorn aangekomen ontmoetten ze een illegale vriend, waardoor ze de trein naar Enkhuizen misten. Ook J. Kruyf, van Den Helder, had zich bij hen gevoegd. Ze besloten om iets in de Keizerskroon te gaan gebruiken, om dan tegen drie uur weer richting Alkmaar te vertrekken.

‘Wonderlijk’
Er kwamen nogal wat moffen in het café, waarom ze besloten een andere gelegenheid te gaan opzoeken. Ze liepen in de richting van de vergaderplaats. En waarover spraken ze? Weeda zei tegen Kruyf: ‘Wat wonderlijk is het toch dat we hier lopen. Eerst krijgen we telefonisch bericht dat ons niet heeft bereikt, waarin Wagenaar ons waarschuwt om toch vooral niet te gaan. (Dit had Wagenaar hun ’s morgens verteld.) Dan ontmoeten we Wagenaar, die ons van het voornemen om naar Hoorn te gaan afbrengt. Dan laten we als kwajongens de trein naar Enkhuizen wegrijden. We spreken af om ons in Hoorn wat op te houden en zo spoedig mogelijk weer te vertrekken. En nu lopen we hier. Ik heb het gevoel dat we ondanks onszelf hierheen lopen.’ Pieterse zegt: ‘Gisteren zeg ik zo tegen mijn vrouw: “We moesten nu maar niet meer duikers in huis nemen. Vier is wel voldoende voor ons.” Vanmorgen had Wagenaar het erover dat er een ander adres moet zijn voor Han de Vries. Ik zeg tegen hem: “Stuur Han maar naar mijn vrouw.”‘
Straatklinkers
Op dat ogenblik komt er een heer tussen hen in lopen en zegt: ‘Gaat u maar eens mee, heren! Kruyf protesteerde wat en Weeda dacht: ‘Moeten we ons gedrieën nu door een man in burger laten meenemen?’ Hij besloot een van de straatklinkers die daar opgestapeld lagen op te nemen om er een tik mee op de gleufhoed te geven. Juist toen hij in die richting wilde gaan, zag hij vlak achter hen nog twee mannen, waarvan een gewapend. Pieterse, die de beweging van Weeda had opgemerkt en meende dat deze niet durfde, draaide zich plots om met de bedoeling het op een lopen te zetten. Zo kwam hij vlak tegenover de twee mannen te staan, keerde zich om en zei: ‘Ik ga toch maar met jullie mee.’ Ook zij werden in het schoollokaal gefouilleerd en het gelukte Pieterse nog om twee valse P.B.’s [persoonsbewijzen] en enige bonkaarten weg te werken.
‘Ik ga toch maar met jullie mee.’
Erwtensoep
Weer anders ging het met J. v.d. Schoor, A. Beernink en J. Geuzenbroek. Nadat ze in een of andere eetgelegenheid een bord erwtensoep gebruikt hadden, omdat ze nog wat tijd over hadden alvorens de vergadering een aanvang zou nemen, gingen ze de stad in om een bezoek te brengen aan het standbeeld van J.P. Coen. Van daar trokken ze naar de oude Zeedijk om een blik op het IJsselmeer te slaan. Inmiddels was het tijd geworden om zich naar het vergaderlokaal te begeven. Dat was niet zo eenvoudig, aangezien ze niet eens wisten aan welke straat of gracht het gebouw gelegen was. Ze kenden slechts de naam ‘Rehoboth’. Dus vragen aan voorbijgangers waar het gebouw te vinden was. Het heeft nogal enige tijd geduurd alvorens ze iemand troffen die wist waar het gebouw te vinden was.

Ten gevolge van dit oponthoud kwamen ze pas tegen half drie op de Turfmarkt aan. Ze wandelden heel vrolijk zonder enig argwaan het steegje in waar ze de deur van de hulpschool gesloten vonden. Er speelden enige kinderen die zeiden: ‘Daar zijn allemaal Duitsers in.’ Meteen maakten ze rechtsomkeert en dachten al het gevaar ontvloden te zijn toen ze door een gewapend iemand werden achterhaald en tot stilstand gemaand. Er was ook voor deze late bezoekers geen kans. Ze keerden en werden gedwongen het schoollokaal binnen te gaan, waar ze tot hun ontzetting de collega’s zagen zitten. De zakken werden leeggehaald en zij moesten in de schoolbanken plaatsnemen.
Verbeek
Oom Koos (Verbeek) was ten gevolge van huiselijke omstandigheden wat later dan afgesproken. Het zal tegen drie uur geweest zijn dat hij bij de rampplaats aankwam, waar enige vrouwen uit de buurt hem een huis binnendrongen, waar hij op de hoogte werd gebracht. Langs allerlei binnenerven en stegen is hij weggekomen en daardoor de dans ontsprongen. Het was op het nippertje. Noodzakelijk was het om te verdwijnen, hetgeen hij dan ook gedaan heeft.
Te ongeveer 16 uur werden de 13 LO’ers plus de twee onderwijzers in een overvalwagen geladen en onder zware escorte naar de gevangenis gebracht aan de Amstelveenscheweg te Amsterdam.’

Niet compleet
Tot zover het verslag dat aan de basis lag van de samenvatting in het gedenkboek Het Grote Gebod. Dat boek is hier in zijn geheel te lezen. Het verhaal is echter niet compleet zonder te vermelden hoe het de arrestanten verder verging.
De twee opgepakte onderwijzers hadden niets met de LO te maken en herkregen na enkele weken hun vrijheid. Dat gold niet voor de andere gevangenen. Ze werden allemaal veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. De Zaankanters Willem Brinkman – de provinciale LO-leider – en Antoon Beernink overleefden het tuchthuis niet. Dat gold tevens voor Marten van Dalen, die het illegale werk in de Zaanstreek van Klaas Pos en Willem Brinkman had overgenomen nadat die eerder in 1943 moesten onderduiken. Ook Leendert Pieterse en Cary Stomp stierven in gevangenschap. Simon Goede haalde levend de bevrijding, maar was zo verzwakt dat hij in juni 1945 alsnog overleed.
Ze werden allemaal veroordeeld tot lange gevangenisstraffen.
Zwijgen
De Zaandammers Cornelis Brinkman en Klaas Pos en Zaandijker Jan Hendrik van der Schoor doorstonden de ontberingen wel. Dat gold ook voor de andere genoemden. Afgezien van hun korte verslag via Het Grote Gebod zwegen de betrokkenen na de oorlog meestentijds over hun ervaringen. Dat paste ook in het bredere gereformeerde verhaal. Zij die in opstand kwamen tegen de bezetter vonden dat een vanzelfsprekendheid. Hun daden nadien uitventen in verhalen en boeken werd vaak ongepast gevonden.
Daarvoor valt veel te zeggen. Gevolg is alleen wel dat door die terughoudendheid – c.q. bescheidenheid – nogal wat verzetsstrijders nooit de eer kregen die hen behoorde toe te komen. En dat veel verhalen over het, in dit geval gereformeerde, verzet in de mist verdwenen. Door bovenstaand verslag te plaatsen hoop ik dat er in ieder geval een flardje van de rookwolken is weggeblazen.
(Met dank aan Albert Brinkman.)
6 gedachten over “De bijna-nekslag voor de Noord-Hollandse LO”
Negentig jaar geleden inmiddels, maar blijft actueel. Familiegeschiedenis die voor ons “levend” blijft, door deze waardevolle beschrijving.
Dank voor jullie reactie.
Bedankt voor dit uitgebreide stuk over de gebeurtenissen op 19 oktober 1943 in Hoorn. Het gaat voor mij deels over familieleden. Hun verhaal mag, zeker in de tijd van nu, niet vergeten worden
Dank voor uw reactie en graag gedaan. Uw familieleden verdienen de aandacht.
Ben aan het uitzoeken hoe het heeft kunnen gebeuren dat er 13 personen in de op gezette val zijn gelopen.
En wat daar omheen is gebeurd.
6 personen hebben de bevrijding niet mogen mee maken.
Albert Brinkman
Beste Albert, na het lezen van het verhaal over 19 october 1943 had ik dezelfde vragen als jij; hoe heeft het die dag zo mis kunnen gaan? Ik ben benieuwd naar je bevindingen. We zijn overigens familie van elkaar, mijn opa Jan Brinkman was een jongere broer van jouw opa en had de boerderij op Westzijde 253. Ook ik kreeg als ik als kind in Zaandam ging logeren verhalen over onderduik te horen en ik zag laatst een oude in onze stal genomen foto met o.a. mijn vader Johan en waarschijnlijk jouw vader er op. Misschien leuk/goed om even contact te hebben? En uit te wisselen wat we hebben aan verhalen over de oorlog, ik probeer sinds kort uit te zoeken hoe het zat, maar ik heb veel open einden. Mijn e mail is janbrinkman1960@gmail.com. Met hartelijke groet, Jan Brinkman