De bajesgedichten van Johannes Engel van de Stadt: Kopzorgen

Nadat de Zaandamse NSB’er Johan Engel van de Stadt in mei 1945 werd vastgezet, begon hij gedichtjes te schrijven. Ze geven een interessant zicht op het leven achter het prikkeldraad van de ‘Sing-Sing’, zoals de gevangenis in zijn woonplaats door het leven ging. Op meitotmei.nl staan alle gedichten (met dank aan Peter Konincks), plus de nodige duiding.

Deel 8: ‘U weet niet wat Uw straf zal zijn’

Onder toezicht van bewakers moeten gevangenen op het terrein van de Zaandamse districtsgevangenis graafwerkzaamheden verrichten, mei 1945 (Foto: Jan Woudt, Koog aan de Zaan).

Aan het werk

De gedetineerden in de Zaandamse districtsgevangenis hadden geen luizenleventje. Ze kregen weliswaar, in afwachting van een eventuele strafrechtelijke vervolging, hun (schamele) natje en droogje, maar zaten opgehokt in de klaslokalen van deze School 9 en 10, zonder te weten wat hen boven het hoofd hing. Bovendien werden ze in en buiten de gevangenis aan het werk gezet. De mannen moesten veelal stevige lichamelijke arbeid verrichten, zoals graaf- en tilwerk. ‘De bedoeling is om ze zo spoedig mogelijk aan het werk te zetten bij opbouwwerkzaamheden en ze daar sjouwwerk e.d. te laten verrichten’, schreef een verslaggever van dagblad De Waarheid al op 15 mei 1945: ‘Zij behoeven de kost niet voor niets te krijgen.’

De gedetineerden in de Zaandamse districtsgevangenis hadden geen luizenleventje.

Het bij elkaar plaatsen van honderden mensen in een relatief klein gebouw leidde uiteraard tot spanningen. Het was daarom dat Jan van de Stadt een gedicht schreef over de noodzaak tot verdraagzaamheid. Waar hij de voorgaande vijf jaren weinig of geen moeite had met de radicale onverdraagzaamheid van het nazistische bewind ten aanzien van onder meer joden, Roma, Sinti en andersdenkenden, pleitte de Zaandammer nu voor kameraadschap en begrip voor ieders zorgen binnen de muren van de districtsgevangenis.

19 juli 1945

Leert elkaar verdragen

‘U denkt heel dikwijls aan Uw huis,
En ook aan andere dingen.’

Ik wil in ’t liedje van de dag,
Uw aller aandacht vragen.
Om als het ook maar even kan,
Elkander te verdragen.
Ik weet wel dat het moeilijk gaat,
Vandaag en ook weer morgen.
Omdat U bent geïrriteerd,
Door Uwe kop vol zorgen.
U bent met Uwe gedachte weg,
En niet in staat tot zingen.
U denkt heel dikwijls aan Uw huis,
En ook aan andere dingen.
Wat of Uw toekomst wel zal zijn,
Als U weer thuis zult wezen.
Of U dan, van deze terreur,
Heel niets meer heeft te vrezen.
U weet niet, wat Uw straf zal zijn.
U hebt Uw slechte uren.
Omdat steeds Uw gedachten zijn,
Hoe lang zal dit nog duren.
U denkt veel aan Uw jongens thuis,
Die nog veel moeten leeren.
Maar die toch zonder Uw steun,
Niet af kunnen studeeren.
U denkt, wanneer Uw vrouw hier is,
Aan meubels, aan Uw borden,
En wat er verder van Uw spullen dan,
In al die tijd zal worden.
U hoort, ik ken Uw zorgen wel,
Die mij ook nooit vervelen.
Ik kan ze als het nodig is,
Gerust wel met U deelen.
Ik ben immers Uw lotgenoot,
Door ’t zelfde lot gedreven.
En alles, wat U is geschied,
Dat is mij bijgebleven.
Maar toch geef ’k U ’n goede raad,
Toe laat Uw kop niet hangen.
Al klopt het heimwee in Uw borst,
Van eindeloos verlangen.
Tob niet, ’t zal toch anders gaan.
Toe leert Uw leed verzwijgen.
En toont toch dat U kerel bent,
Men U niet stuk kan krijgen.
Elkaar verdragen in deze tijd,
Dat hebben wij hier noodig.
En daardoor is misschien dit leed,
Voor U niet overbodig.
Weest kameraden voor elkaar,
Ik wil ’t U vriendelijk vragen.
Ge zult als het maar even kan,
Elkaar moeten verdragen.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.