De bajesgedichten van Johan Engel van de Stadt: Wensdenken

Nadat de Zaandamse NSB’er Johan Engel van de Stadt in mei 1945 werd vastgezet, begon hij gedichtjes te schrijven. Ze geven een interessant zicht op het leven achter het prikkeldraad van de ‘Sing-Sing’, zoals de gevangenis in zijn woonplaats door het leven ging. Op meitotmei.nl staan alle gedichten (met dank aan Peter Konincks), plus de nodige duiding.

Deel 9: ‘Wanneer U eens een wensch mocht doen’

De aankomst van nieuwe gedetineerden bij de districtsgevangenis in de Stationsstraat, mei 1945 (Foto: Jan Woudt, Koog aan de Zaan).

Verlangens

Tijdens de bezetting had de Nederlandse regering in ballingschap wel plannen gemaakt hoe na de bevrijding om te gaan met de honderdduizenden collaboratieverdachten, maar onderschat hoeveel werk daarbij kwam kijken. De Politieke Opsporingsdienst, een voor de gelegenheid samengesteld onderdeel van de Binnenlandse Strijdkrachten, slaagde er weliswaar om de meeste gezochte mannen en vrouwen te detineren in al dan niet tijdelijke gevangenissen, maar daarna werd het lastiger. Er waren te weinig mannen en vrouwen – laat laat staan capabele en onbesmette personen – om onderzoek te doen naar alle verdenkingen. En er waren nog minder mensen om op een rechtvaardige wijze te oordelen over vrijheid en bestraffing. Met als resultaat dat de meeste verdachten achter de tralies maandenlang moesten wachten voor ze diepgaand werden verhoord. En ook daarna duurde het meestal eindeloos voor ze zich moesten verantwoorden bij een Bijzonder Gerechtshof of een tribunaal. Dat overkwam oorlogsmisdadigers, maar ook wanhopige onschuldigen. Al die tijd zat rijp en groen vast, zonder te weten wat de toekomst hen zou brengen. Jan van de Stadts gedicht ‘Een Wensch!!’ gaat over de doelloze tijd die hij en zijn opgesloten medegevangenen moesten zien door te komen.

Klazina Kuiper

‘Een en een is twee,
Alle NSB’ers in de Zuiderzee.’

Een plaatsgenoot van Jan van de Stadt vroeg zich diezelfde zomer eveneens af hoe te handelen met al die gevangenen. Eind augustus schreef Klazina Kuiper – ze woonde op de Zuiddijk – daarover het volgende in haar dagboek: ‘Wat te doen met de 120.000 NSB’ers en collaborateurs, dat is de vraag, die alle kranten iedere dag weer stellen. Het is niet zoo eenvoudig, daar wij in de komende wintermaanden geen onderdak voor deze duizenden hebben. Er gaan stemmen op om de middelzware gevallen naar een kolonie in IndiĆ« te zenden. De lichte gevallen zijn met deze 4 maanden voorlopige hechtenis genoeg gestraft. De zware gevallen krijgen of de kogel of levenslang. Grootendeels zijn wij voor een strenge en snelle berechting zonder onderscheid.
Een populair lied, als massazang op de feestdagen voor de Sing-Sing gezongen (niet vermeld op het officieele feestprogramma) is:
Een en een is twee,
Alle NSB’ers in de Zuiderzee.
En dan verzuipen (bis) in de Zuiderzee.
Het is wel 7-8 coupletten lang. Zachtzinnig kan men het niet noemen, maar beter dit lied als een bijltjesdag.’

Een bijltjesdag hoefde Jan van de Stadt inderdaad niet (meer) te vrezen, maar hoe zijn toekomst er wel uitzag bleef ongewis. Uitsluitsel kreeg hij pas een jaar nadat hij onderstaand rijm schreef.

20 juli 1945

Een Wensch!!!

‘De vrijheid is de hoogste wensch,
Want, die is niet te koopen.’

Wanneer U eens een wensch mocht doen,
Wat zou U dan wel wenschen.
Dat zou wel heel verschillend zijn,
Er zijn zoo veel soort menschen.
De een zijn hoogste wensch zou zijn,
Om eens naar hun te schrijven,
Om dan tenminste toch nog wat,
Met hun in ’t contact te blijven.
Je wist dan weer van hoe en wat,
En niet meer zoo verbolgen.
Je kon de zaken bij je thuis,
Een beetje beter volgen.
Een ander wil iets ander want,
Die wenscht alleen maar eten.
Die is de smaak wat lekker is,
Nog lange niet vergeten.
Verbeeld je dat ze de heele dag,
Voor jou zaten te bakken.
Dan zou hier in de gevangenis,
Jou niet meer zoo gaan pakken.
Een derde denkt alleen nog maar,
De heele dag aan rooken.
Omdat het hem niet interesseert,
Wat of ze voor hem kooken.
Het eten speelt voor hem geen rol,
Al is het vaak geen pretje.
De hoofdzaak die de hoofdzaak is,
Dat is zijn sigaretje.
Hij droomt steeds van de peukjes en
Die ziet hij in gedachten.
Dat is voor hem belangrijk en
’n Brief die kan wel wachten.
Een vierde wenscht een heel mooi boek,
Het moet van Zola wezen.
En liefst De mijn of Germinal,
Dat boek, dat wil hij lezen.
Dat boek, dat is zijn grootste wensch,
Dat zal hem nooit vervelen.
De sigaret of brief naar huis,
Dan kan hem weinig schelen.
Hij denkt alleen maar aan zijn boek,
Een ander weer aan taarten.
En weer een ander wenscht zich steeds,
Een doodgewoon spel kaarten.
U hoort, het is dus niet gelijk,
Wat of gevang’nen wenschen.
Er is toch wel een groot verschil,
Maar daarvoor zijn het menschen.
Wanneer ik eens een vraag mocht doen,
Ik zou eenvoudig vragen.
Of iemand van de NBS,
Mij zoo naar huis wou jagen.
Dat was dan mijne hartewensch,
Wat zou ik heel hard loopen.
De vrijheid is de hoogste wensch,
Want, die is niet te koopen.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.